Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 619]
[p. 619]

L

Op 1 december, ruim veertien dagen vroeger dan ze eerst geschikt waren, had het huwelijk plaats. Het was een prachtige najaarsdag, warm als in de zomer, met nog iets van gouden herfsttooi in de kruinen van sommige bomen. Eulalietje zag er keurig uit, met witte handschoenen, lichte kousen en kort rokje, als voor een zomerwandeling. Allewies daarentegen had, ondanks het milde weer, zijn gele regenmantel en zijn bruine kaplaarzen aangetrokken, omdat hij vond, dat het hem zo goed stond. Hij zag er uit als een echte ‘impermeabelheer’, die ergens naar een paardenmarkt gaat; vooral toen hij zijn nieuwe pet opzette, ene met enorme grijze en witte ruiten, die in elkaar versmolten. Uleken en Natsen, heel deftig in 't zwart, met al hun juwelen, leken wel zeer van de goede oude tijd naast dat jeugdig en voortvarend echtpaar. Na de kerkelijke inzegening gingen zij chocolade gebruiken met mastellen bij Irma, die hen daartoe uitgenodigd had. Daar ontvingen zij de gelukwensen van Marzelien, Fietriene en de hele buurt. Zelfs de oude Brossé kwam hen schalks feliciteren, wat Uleken zeer ongepast vond; want dat die oude kerel een echte schurk was, wist ze nu wel met zekerheid: zij had van buren vernomen, hoeveel hij opgestreken had om het huisje, naast dat van Irma, tegen haar op te jagen.

Om tien uur kwam de sjees van Broospèr hen afhalen en zo reden zij terug naar De Floncke, waar de ganse familie zich op 't boerderijtje om de feestdis zou verenigen.

Het ging er vrolijk en luidruchtig toe. De mannen aten en dronken overdadig en de gewaagde grappen waren niet van de lucht. Broospèr, die naast Uleken zat, smolt letterlijk in zijn vet en zinspeelde nog in weinig bedekte woorden op de oude tijd, toen hij probeerde Uleken voor zichzelf te veroveren. Die oude herinneringen stemden hem tot uitbundige vro-

[pagina 620]
[p. 620]

lijkheid en hij poogde zelfs nog, onder de tafel, Ulekens knie te pakken.

- Houd ou handen thuis, lueleken bok! bromde Uleken, die verontwaardigd van hem wegschoof. Hij lachte, vetrood en dronkerig, en probeerde 't dan aan de andere zijde met Natsen, die sprak van hem haar hand in het gezicht te slaan. Reeds tegen halfvier begon het schemerig te worden in de ruime, zwartgebalkte keuken, waar zij om de feestdis zaten. De gezichten blaakten, de ogen stonden waterig. De mannen knoopten hun broekband los, de vrouwen bliezen en lieten de ‘binders’ van hun mutsen naar achter over de schouders waaien. Het was toch ook een ongekend warm weer voor 1 december. Allewies hield zijn arm geslagen om 't middel van Eulalietje, die zat te blozen als een kriek, zalig glimlachend, met vochtig glinsterende ogen. Door de kleine, groenachtige ruitjes drong de gloed van de ondergaande zon, die als een rode bol zonder stralen in de naakte boomgaardkruinen scheen te branden.

Toen merkten plotseling de gasten, met schrik en verbazing, dat Uleken in stilte op haar stoel zat te schreien.

- Wa scheelt er dan? vroeg Irma, die vlak tegenover zat.

- 't Pakt mij aan mijn herte! zuchtte Uleken. - 'k Hè hier toch zue lange geweund! 'k Hè hier voader en moeder weten stirven!

Haar hoofd knikte voorover, haar gouden oorbellen bibberden heen en weer bij het zenuwachtig schokken van haar schouders. Het werkte aanstekelijk: ook Natsen barstte plotseling in tranen uit en zelfs Irma en Fietriene werden aangedaan en moesten hun zakdoek uithalen. Marzelien, de wijze man, expliceerde op bedaarde toon, dat zulke ontroering onder de gegeven omstandigheden niets anders dan natuurlijk en zelfs onvermijdelijk was. Dat heette heimwee, zei hij; een gevoel, dat over u kwam als ge een bepaalde plek, waar ge lange jaren gewoond hadt, voorgoed moest verlaten; en hij haalde een typisch voorbeeld daarvan aan: een oude kennis van hem, die van Akspoele naar Vannelaar verhuisde en in dit laatste dorp, dat er toch vlak naast lag, niet aarden kon, alleen maar, omdat de hanen er anders kraaiden dan in Akspoele. Marzelien, die veel gegeten en gedronken had, lachte

[pagina 621]
[p. 621]

griezelig, terwijl hij dat vertelde; zijn lichte ogen blonken glazig in zijn vale doodshoofdkop; zijn brede mond met grote, gele tanden leek op een kuil, waarin iets gaat verdwijnen. Zijn vrolijkheid werkte aanstekelijk, evenals Ulekens droefheid had gedaan; allen moesten uitbundig schaterlachen om dat grappige verhaal van Marzelien en dat was ten slotte nog een leuk einde aan een stemming, die dreigde storend en treurig te worden.

Uleken was opgestaan en de meeste gasten volgden haar voorbeeld. Zij wilde graag vóór 't donkeren in 't huisje zijn, waar zij nu voor het eerst zou slapen. Broospèr stelde voor haar en Natsen per sjees daarheen te brengen, maar het weer was zo zacht en mooi; zij zouden maar liever kalmpjes zover wandelen, met Irma en Fietriene en Marzelien. Het zou hun allen deugd doen.

Eulalietje stond met Allewies aan 't uiteinde van de tafel en de genodigden kwamen afscheid van hen nemen. Hij hield zijn rechterhand om haar middel geslagen. Zij glimlachte, met stralende ogen. Enkele gasten maakten gewaagde zinspelingen.

- Tante... en Natsen... zei Eulalietje, - 'k hope da g'hier nog dikkels zilt komen. Ge zilt altijd stijf welgekomen zijn.

- Merci... merci... antwoordde Uleken, - moar 't goa winter en slecht were worden; 't zal wel lente moeten zijn ier da g'ons were ziet.

- 'k Zal mij ne piedesiekel kuepen mee ne schietekar en ou komen afhoalen! zei Allewies.

- Oo!... doar 'n zoe 'k mij niet durven in reskieren! hoofdschudde Uleken langzaam naar de deur toe gaande.

De gasten moesten hardop lachen. Zij volgden luidruchtig pratend Uleken en Natsen naar de voordeur, met het gestommel van een kudde. Marzelien gaf een beschouwing over ‘odemobiels en piedesiekels’, die in 't gejoel verloren ging.

Zij waren weg. In de duisterende boerenkeuken viel eensklaps grote stilte. Men hoorde de klok hard tikken. Eulalietje, roerloos aan het uiteinde van de tafel, keek hen nog even met haar stralende ogen na.

- Nu zijn w'alliene! zei Allewies.

Hij trok haar dicht tegen zich aan. Even draaide hij verove-

[pagina 622]
[p. 622]

rend aan zijn snorretje en drukte haar een lange, hartstochtelijke zoen op de lippen.

- Kom nu, kom nu! streelde hij zacht dringend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken