Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 753]
[p. 753]

XXV

Er waren trouwens niet zo heel veel Duitsers meer, die nog lust hadden tot lachen. Meestal stonden de gezichten angstig en gejaagd. Er hing als 't ware een onheilspellende dreiging in de ganse atmosfeer en hardnekkig gingen de alom gefluisterde berichten, dat de vijand zich tot de aftocht voorbereidde.

Sinds ettelijke weken dreunde de stem van het kanon hoger en machtiger op. Het was niet meer het aanhoudend dof gebrom als van een ver verwijderd onweer; men hoorde soms duidelijke knallen, die de vensterruiten deden rinkelen en 's avonds zagen de opgezweepte mensen een vaalrode gloed tegen de lage einder in 't zuidwesten, alsof het daar aanhoudend, over eindeloze wijdten brandde.

In 't dorp was er geen rust meer. Voortdurend waren er troepenverschuivingen, van en naar het front en de hemel hing soms vol snorrende luchtschepen en vliegtuigen, zonder dat men onderscheiden kon of het vrienden dan wel vijanden waren. En plots kwam een afschuwelijk bevel: alle personen van het mannelijk geslacht tussen de zestien en de zestig werden opgeëist en moesten, op bepaalde dagen en uren op aangewezen plaatsen als troepen vee verzamelen. 't Was als één lange kreet van gruwel, die over het ganse land heenstreek. Nu eerst voelden de mensen aan den lijve, wat oorlog betekende. De invasie, de requisities, zelfs de doodsangst van de gevechten en bombardementen waren niets vergeleken bij die globale ramp, welke een ganse bevolking met één ruwe smak ten gronde verpletterde. 't Was geen paniek, ditmaal; het was de bevende verslagenheid, de weerloze wanhoop van een uitgeput volk, dat naar de slachtbank werd gedreven.

De kerk was vol, de school was vol en wat geen onderdak vond werd geparkeerd op weilanden omringd met prikkel-

[pagina 754]
[p. 754]

draad. Wie poogde te ontsnappen werd meedogenloos neergeschoten en rondom die gevangenkampen verdrongen zich de snikkende vrouwen, de huilende kinderen, de sidderende grijsaards.

Over dat alles heen de dreunende, blaffende, aldoor naderende donderstem van het kanon! De grond schudde onder het geweld en 's nachts zag men nu duidelijk de vlammen, een zee van vlammen, in wolken van bloedrode rook, scheef gestreken door de wind, als de vliegende rafels en flarden van een alles vernielende, onweerstaanbaar ontketende natuurkracht.

Aan vluchten was ditmaal geen denken meer. Wie zou ook vluchten, waar zoveel dierbare naastbestaanden in doodsangst achterbleven? De mensen kropen bevend in hun kelders en gaven zich aan 't Noodlot over!

De ruime, sterk gewelfde kelders van 't ‘Kasteelken’ zaten vol. Meneer en madam Venneman en meneer Aamidé hadden er, in de veiligst geachte hoek, met hun bediening een soort kampement voor zich ingericht en de rest voor de uit hun huis gevluchte bewoners beschikbaar gesteld. Daar zaten zij nu allen in doodsangst hun lot af te wachten. De slagen kwamen al nader en nader en knetterden soms in een geratel van verbrijzelde ruiten en neerstortende dakpannen door de uiteengeschokte lucht. Madam zat met starende ogen te beven; meneer Venneman lag uitgestrekt op een matras en meneer Aamidé had geen seconde rust: voortdurend liep hij heen en weer naar de met zakken dichtgestopte raampjes, voelend en tastend met sidderende handen of er nergens gaten waren langswaar de vergiftigde gassen konden binnendringen. Jeannette, een paternoster tussen de vingers, zat op haar knieën te bidden. Hortensken schreide en zuchtte onophoudend; maar het ergst van allen was Lowiezeken eraan toe, omdat haar vader en Zulmatje nog niet van de grens waren teruggekeerd. Ondanks haar dringend smeken en ofschoon de dokter gewaarschuwd had, dat het gevaar toen reeds dreigde, waren zij toch maar vertrokken. De verlokking van de honderd frank was Tieste te machtig geweest en Zulmatje, die in 't geheel niet bang was, had alleen aan 't weerzien van meneer Gontran gedacht. Waar waren ze nu en wat zou er met

[pagina 755]
[p. 755]

hen gebeurd zijn in de plotselinge maalstroom van het te allen kante ontketend gevecht! Wanhopig handenwringend zat Lowiezeken radeloos en snikkend ineengezakt.

Er viel opeens een plotse stilte, als van opschorsing in het gevecht. De in de kelder op elkaar gedrongen vluchtelingen luisterden roerloos, met gespitst gehoor en bonzend hart; en die onverwachte doodse stilte was bijna angstwekkender dan het razend geloei van de strijd. Toen hoorde men eensklaps in de straat een schelle kreet en snel geloop van klompen. Een kreet, die niet meer was van angst, maar een die scheen te jubelen!

- 't Es gedoan; 'k gelueve dat 't gedoan es! klonk de rustige stem van Leonard in de benauwde stilte.

Niemand gaf enig antwoord; allen bleven met gespitste oren luisteren. Sluipend ging Leonard naar een van de kelderraampjes toe en maakte een kleine opening. Een dun lichtstraaltje bescheen de angstig-bleke, gespannen gezichten. Loerend keek Leonard door het gaatje.

- Er ligt stiengruis en gebroken dakpannen in de stroate en hier en doar nen Duitscher! berichtte hij.

- Dueë Duitschers? vroeg bevend meneer Aamidé.

- Ze 'n boezeren toch niet!... Joa... joa... 't zijn dueë... ze worden opgeroapt... opgeroapt deur saldoaten!... deur onz' saldoaten...! gilde hij eensklaps. - Meinschen!... meinschen...! Onz' saldoaten...! ze zijn doar!... 'k zie ze!... ze zijn doar...! ze zijn doar!

- Wa zegde! gilden twintig stemmen.

Maar Leonard had geen tijd om nog antwoord te geven. Als een gek sprong hij de kelder uit, rende naar boven, rukte de voordeur open, door het gedrang van de mensen gevolgd.

Twintig deuren vlogen open; drommen kwamen op de drempels staan. En plotseling waren daar juichende troepen in dreunende pas, met verhitte koppen, waaronder er waren, die lachten en anderen, die kreunden en bloedden. Het wit der ogen blikkerde fel in de gebruinde gezichten en hier en daar was een over de schouder gedragen geweer gelauwerd met groen en omkranst met schitterende bloemen. Zij zongen met zware stemmen een machtige hymne van trots en bevrijding. De officieren te paard omlijstten hen hoog en de logge

[pagina 756]
[p. 756]

kanonnen hotsten donderend over de hobbelige keien.

- Hoera! Hoera! Hoera! klonk het uit alle kelen.

De soldaten lachten en groetten en wuifden; en doorschoten vendels bogen hun wapperende flarden.

Meneer Aamidé stond van geestdrift op de stoep van 't ‘Kasteelken’ te trillen. Madam had haar arm door de zijne gestoken en kneedde hem driftig of hij de held van de zege was. Jeannette liep als gek heen en weer en Hortensken zond klappende zoenen met beide handen.

Toen zagen zij ook eensklaps Tieste met zijn hondekar. Waar kwam hij vandaan zo met 't bevrijdingsleger mee?

- Voader!... Voader! Woar es Zulma? gilde Lowiezeken in het gedruis.

Hij trok zijn kar, die leeg was, opzij, bleef even vóór 't ‘Kasteelken’ staan.

- Z' es ginter gebleven, 't was te gevoarlijk! antwoordde Tieste.

- Ginter! Woar, ginter? kreet moeder Dorté.

- Over de grens!

- Bij menier Gontran. Hij zal op heur passen!

Lowiezeken had een wild gebaar van schrik en Dorté riep woedend:

- Gien dwoaze loeder! Zij de nou huel-de-gans zot geworden!

Tiestes antwoord ging in het gewoel en in het gedrang verloren.

- Ze zal morgen wel were thuis zijn! kon hij enkel nog roepen.

Moeder Dorté stak de vuist naar hem uit en wanhopig schreiend liep Lowiezeken naar binnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken