Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 762]
[p. 762]

III

Guustje begreep goed genoeg, uit eigen jarenlange ondervinding, dat het daarmee niet uit was tussen Zulma en meneer Gontran. Bij de eerst mogelijke gelegenheid zouden zij elkander weer ontmoeten en dat wilde hij tot elke prijs beletten. Met het verworven vermogen en de jaren voelde hij begrippen van eer en deugd in zich ontwaken; hij rekende het tot zijn plicht, voor zover zulks mogelijk was, Zulma tegen de verleiding te beschermen en vooral de jeugdige wellusteling in zijn vuige ondernemingen te dwarsbomen. Na rijpe overweging en bij gebrek aan andere en betere middelen, nam hij het besluit er met Lowiezeken, en desnoods met Madam en meneer Aamidé, over te spreken. Hij had trouwens een plan. 't Was meer dan tijd, dat Zulma naar een of andere betrekking ging uitzien; en hij dacht er ernstig over na haar bij zich aan huis te nemen, waar zij allerlei nuttigs zou kunnen verrichten en in elk geval goed bewaakt zou zijn.

Hij trok zijn fijne nieuwe kleren aan, hield in zijn dikke hand een paar lichte handschoenen en een stok met gouden knop en begaf zich naar 't ‘Kasteelken’. Hij vroeg zich even af of het niet goed zou staan, als hij een sigaar opstak. Hij twijfelde. Toch meende hij zich te herinneren, dat Madam niet van tabakslucht hield en daarom zag hij van de sigaar maar af.

- Lowieze, 'k zoe ou ne kier willen spreken.

- Joa, Guust, kom moar binnen.

- Es Zulma in huis? vroeg Guustje fluisterend.

- Nien z'. Z'helpt in den hof, bij Leonard.

- Zueveel te beter! zei Guustje. En hij begon zijn verhaal te doen.

Lowiezeken luisterde, doodstil, roerloos, met wijduitgezette, ontstelde ogen en in elkaar geslagen handen. Tranen benevelden weldra haar blik en diepe zuchten stegen uit haar boe-

[pagina 763]
[p. 763]

zem. Zij had al lang wel ‘iets’ vermoed, maar beschouwde het als een soort kinderspel, dat zij wel veel liever niet had gezien, doch waarvan zij geenszins zulk een groot, dreigend gevaar verwachtte.

- Moar zijde er toch wel zeker van, da z' in dat huis wilde binnengoan? herhaalde Lowiezeken, nog kleurend van schaamte bij het herdenken aan haar eigen verleden.

- Zue zeker of da'k hier veur ou stoa! bevestigde Guustje met nadruk. - We zijn ommers uek jonk geweest en we weten wat er op de moarkt te kuep es! voegde hij er even met een verre glimlach en een korte fonkeling in 't oog nog bij.

Lowiezeken barstte in hete tranen uit.

- Dat ik nou nog die twiede schande moe beleven! snikte zij. Guustje kwam met zijn voorstel voor de dag: Zulmatje bij zich aan huis te nemen.

- O! zei Lowiezeken verrast. - O!... En zij keek haar verleider lang en doordringend aan. - Moar wa zoe ou vreiwe doarvan zeggen?

- Niets. Ze 'n hee zij moar te doen, wat da 'k ik wille! antwoordde Guustje op besliste toon.

Lowiezeken aarzelde. In de grond had zij een innige hekel aan dat plan. Maar wat? Er moest iets gedaan worden; en liefst zo spoedig mogelijk. De nood dwong.

- We zoen d'r in alle geval iest mee Medám moeten over spreken... en mee menier Aamidé! meende Lowiezeken.

De droefheid greep haar opnieuw aan; zij brak weer in tranen en snikken uit.

- D' ienigste vreugde, die 'k nog in mijn leven hoa! kreunde zij.

Guustje nam niet veel notitie van haar tranen; hij wenste een spoedige, praktische oplossing.

- Loat ons direct noar Medám en menier Aamidé toegoan! stelde hij voor.

Lowiezeken durfde haast niet. - O! wa goan ze zeggen! schrikte zij.

Maar Guustje drong aan; hij werd ongeduldig en woelde zenuwachtig met de handen in de broekzakken.

- Ala toe toe, nou direct zie! Woar zijn ze?

- Ze zitten te goare in de serre...

[pagina 764]
[p. 764]

- Kom! beval Guustje.

Lowiezeken veegde haar tranen af, klopte het stof van haar werkkleren, volgde hem, schoorvoetend.

- Es er gien belet? vroeg Guustje bij de openstaande deur van de serre.

- Entrez! antwoordde de stem van meneer Aamidé.

Zij traden binnen.

Madam zat met in de schoot gevouwen handen in een gemakkelijke stoel te luisteren naar meneer Aamidé, die ook in een gemakkelijke stoel gezeten, haar voorlas uit een boek. Hij lei een vouwtje in het blad en keek de bezoekers door zijn uilebril aan.

- Wat es er van ulderen dienste? vroeg hij verwonderd.

Guustje, ietwat waggelend op zijn kromme benen en scharrelend in de broekzakken, begon in opgewonden tempo te vertellen. Lowiezeken stond naast hem, de wangen rood van schaamte, de betraande ogen neergeslagen.

- Ah! sapristi! Ah! sapristi! riep verontwaardigd meneer Aamidé, toen Guustje aan de episode bij ‘dat huis’ gekomen was. Madam had een kleur over haar deftige wangen gekregen. Zij lei even zenuwachtig de beringde linkerhand over de beringde rechterhand.

- En doaromme, Medám en menier Aamidé, besloot Guustje zijn ontzettend verhaal, - hè 'k aan Lowieze veurengesteld van Zulma bij ons in huis te nemen, os 't te minsten mee ulder gedacht overienkomt!

Er was een hele poos volkomen stilte. Beiden keken strak starend en roerloos naar Guustje, die nog steeds krampachtig in zijn zakken woelde. Lowiezeken durfde geen seconde haar bedroefde ogen opslaan. Men hoorde het kriepen van een krekel achter een bloempot.

Eensklaps wipte meneer Aamidé van zijn stoel en begon zenuwachtig-opgewonden in de serre te ijsberen.

- Onmeugelijk! Onmeugelijk! We 'n keunen Zulma hier nie missen! D'r moet iets anders op gevonden worden! riep hij driftig.

- Ha! Os ge gij iets anders weet, menier Aamidé! zei Guustje twijfelend maar bereidwillig.

- Loat ons doar ne kier rustig op peizen; meschien 'n tijdje

[pagina 765]
[p. 765]

bij de nonnekes? opperde Madam.

Doch meer en meer wond meneer Aamidé zich op.

- Ge wilt er toch geen non van maken! Dat kan toch immers niet! riep hij, heftig schouderophalend.

Madam keek hem met strakke ogen aan. Er lag iets kwaadaardigs in haar blik.

- Comme vous vous excitez, ami! berispte zij.

En, inderdaad, meneer Aamidé deed buitengewoon opgewonden. Het leek wel of hij plotseling door een wesp gestoken was. Hij was zo prikkelbaar geworden na de oorlog: een reactie na de vele doorgestane angsten en onaangenaamheden. Hij had nu eindelijk pas enige rust teruggekregen en daar kwam dát nu weer! Neen, meneer Aamidé wenste beslist geen verdere stoornis noch verandering in zijn leven meer. Hij was erop gesteld Zulma op het ‘Kasteelken’ te houden. Zij maakte zich zeer nuttig bij Leonard in de tuin en meneer Aamidé zelf - maar dat bekende hij zo maar niet in duidelijke woorden - onderging de bekoring van haar gezonde schoonheid en haar frisse jeugd. Meer dan eens op de dag ging hij wandelen, daar waar ze bezig was en telkens wanneer het gelegenheid gaf, wisselde hij gaarne een praatje met haar. Dat was van lieverlede zo een van zijn vaste gewoonten geworden. Hij kon er haast niet buiten.

- Ik zal met haar gaan spreken! zei hij eindelijk, zich fiks als een kemphaantje vóór Guustje en Lowiezeken opstellend.

- Goa gij moar gerust noar huis, Verschelde; 'k zal ou loaten weten, wat da ze gezeid hee!

- Lijk of ge wilt, menier Aamidé! antwoordde Guustje op zijn kromme benen schommelend. Hij groette met de hand, keerde zich om en verliet de serre. Aan Lowiezeken, die nog steeds met neergeslagen ogen roerloos staan bleef, werd geen advies gevraagd.

- Ge meugt uek goan, Louise! zei enkel Madam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken