Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 774]
[p. 774]

VIII

Het was een droeve nacht op 't ‘Kasteelken.’ Meneer Venneman, die reeds te bed lag, stond, door het geraas in zijn slaap gestoord, op en kwam beneden om nieuws. Hij begreep slechts vaag waarover het ging en sukkelde weer naar boven. Meneer Aamidé, stug en koppig ondanks het zacht aandringen van Madam, wilde helemaal niet naar bed en ook Lowiezeken zou opblijven, in haar smart vernield, alleen met haar wanhopige droefheid, op een laag stoeltje in de naakte, dode keuken.

De uren vervlogen, kwellend, moordend langzaam. Lowiezeken hoorde twaalf uur slaan..., en dan een... en dan twee. Zou die nacht van foltering nooit eindigen? Zou Zulma niet terugkomen, al werd het vier, al werd het vijf, al werd het zes uur 's ochtends? Om halfdrie hoorde zij een vaag gerucht in huis. Was Zulma daar toch eindelijk? Met bonzend hart vloog zij gespannen luisterend overeind en opende de keukendeur op een kiertje. O! droevige teleurstelling! 't Was meneer Aamidé, die, met een blaker in de hand, eindelijk naar boven strompelde. Lowiezeken zag de kaars in zijn hand trillen en hoorde hem nijdig brommen. Hij zag haar niet. Zij schoof de keukendeur dicht en zakte weer in wanhoop op haar stoeltje neer.

Toen Jeannette om zeven uur benedenkwam, vond zij haar daar nog zo zitten.

- Nog niet thuis? vroeg Jeannette met schrikogen.

Somber schudde Lowiezeken het hoofd.

Hortensken volgde Jeannette op de hielen. Zij liep op de tenen, als in een huis, waar een dode ligt. Meewarig, zonder een woord te bespreken, keek zij Lowiezeken aan.

- Lowiezeken, zei Jeannette, - ge zit doar nog mee ou schoens aan. Doe ze gij uit, jong, en trek gij ou sletsekes aan.

[pagina 775]
[p. 775]

Goedig boog zij naar Lowiezeken en hielp haar de pantoffels aantrekken. Toen stak zij 't fornuis aan en gaf Lowiezeken al spoedig een kop warme koffie.

- Drink gij da uit, jong, da zal ou deugd doen.

Om acht uur kwam Madam beneden.

- Nog niet thuis? vroeg zij op haar beurt.

- Nie Medám! antwoordde Lowiezeken met doffe stem.

- We zillen de politie verwittigen! zei Madam.

Moeder Dorté kwam aanbellen en 't ogenblik daarna ook Guustje. Moeder Dorté schreide en Guustje was heftig opgewonden. Hij wroetelde in zijn zakken en zei, dat hij er dadelijk weer op uit ging met zijn auto, en dat hij haar zou opsporen, al moest hij haar tot Parijs narijden.

Madam was erg uit haar humeur door al dat heen en weer geloop. Zij zei aan Hortensken, dat meneer Aamidé zich niet goed voelde en dat hij zijn ontbijt op zijn kamer zou gebruiken. Jeannette en Hortensken haastten zich zoveel zij konden en de ongewenste bezoekers dropen af.

Het kon zowat tien uur geworden zijn en de spanning nam steeds toe, toen plotseling het telegramdragertje verscheen met een telegram voor Lowiezeken.

- Veur mij! gilde Lowiezeken, ontsteld overeind springend.

- Joa, en ge moet hier aftiekenen! zei 't jongetje haar een bulletintje voorhoudend.

Lowiezeken kon haast niet. 't Was of ze flauw ging vallen en even werd het als nacht voor haar troebele ogen. Zij krabbelde eindelijk iets onleesbaars en scheurde de omslag met bibberende vingers.

- O! O! O! kreet zij, als in verwildering.

- Wat es 't? riepen Jeannette en Hortensken.

Het blaadje viel uit Lowiezekens handen en in zwijm zakte zij neer.

- Toe... toe... toe... azijn... en 'n glas woater! gilde Hortensken.

Zij tilden Lowiezeken op en zetten haar neer in een oude zetel. Jeannette bette de slapen en de neusvleugels met azijn, Hortensken sproeide waterdroppels over het gezicht. Lowiezeken kwam weer bij.

- O!... O!... O! kreunde zij onbedaarlijk.

[pagina 776]
[p. 776]

Hortensken raapte het telegram op en las:

 

ik ben vertrokken. wees niet ongerust. brief volgt. zulma.

 

De brief kwam de volgende ochtend. Hij was niet lang, maar hield een wereld in.

 

Moeder,

 

Ik neem de pen in de hand om u te laten weten dat ik alzoo niet langer leven kan. Mijnheer Gontran is mij in zijnen auto komen afhalen en wij gaan te zamen ons leven in. Gij moet niet ongerust zijn over mij, er zal mij niets ontbreken, want mijnheer Gontran zal voor mij zorgen alsof het voor zijn eigen was. Hij bezit geld genoeg om ons beiden in rijkdom te laten leven, zoodat gij hoegenaamd niet ongerust moet zijn over mij. Ik zeg u niet waar wij zijn, noch waar wij naar toe gaan, maar dat is hetzelfde, ik heb alles wat mijn hart verlangt, en gij moet u niet ongerust maken over mij. Ik zal later wel weer van mij laten hooren en ik hoop van harte dat wij malkander later gelukkig zullen weder zien. Ik zal u niet vergeten en u van tijd tot tijd eens schrijven. Nu neem ik van u afscheid, moeder, zoo niet met het hart, dan toch met de pen,

uwe verkleefde dochter,

zulma.

 

Lowiezeken zei eerst niets, toen ze die brief gelezen had.

Door overmaat van verdriet was ze eensklaps hard en stug geworden. Zij liet hem lezen aan Madam, met verzoek hem ook aan meneer Aamidé te overhandigen. Zij hoefde hem niet terug te hebben. Zulma was dood voor haar.

- Moeder... ze noemt mij moeder! schimpte Lowiezeken bitter. - Da es den ieste kier van heur leven, da ze mij moeder noemt. Moar, 't mag uek de loaste kier zijn. Z' es dued veur mij!

- Joajoa, Louise! zei Madam met strenge blik. - Hoadde moar mijne road gevolgd! Hoad' heur moar op tijd bij de nonnekes gedoan!

[pagina 777]
[p. 777]

- 't Was al te loate, Medám; 't kwoad zat er al in! antwoordde stug Lowiezeken.

Haastig kwam meneer Aamidé aangetrippeld.

- Hawèl...? Hawèl? vorste hij gejaagd.

- Lisez-moi ça! zei Madam hem de brief aanreikend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken