Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 797]
[p. 797]

XV

In haar eentje keerde Lowiezeken naar 't ‘Kasteelken’ terug. Zij voelde zich vreemd moedeloos en triestig. Zij had veel geschreid heel die dag en nu had zij het gevoel of zij nog veel meer zou moeten schreien. Het was opeens zo eenzaam stil en leeg na al die drukte, een stilte, die benauwde en prangde aan het hart. Zij had nu niets meer uit te voeren die namiddag, zij kon gezellig zitten napraten met Jeannette en Hortensken in de keuken als zij wilde; maar juist daarvoor voelde zij een onoverkomelijke afkeer; zij wilde geen mensen meer horen of zien; zij had behoefte aan nog groter eenzaamheid, in de verlatenheid en eenzaamheid, die haar gemoed zo drukte.

Zij nam het pakje sigaren, die Zulma haar voor Leonard had achtergelaten en begaf zich naar het tuinmanshuisje om hem die te geven. De huisdeur stond op slot; vermoedelijk was Leonard nog ergens in het dorp gebleven. Zij dacht er eensklaps aan, dat Leonard de enige was onder hun kennissen, die Zulma en haar kind in vader Tiestes huisje niet was komen opzoeken. Zij nam het hem geenszins kwalijk. Zij was er hem haast dankbaar voot, dat hij niet gekomen was.

Slenterend liep zij de mooie lusttuin in.

Er was geen gevaar, dat zij er op dit uur Madam of meneer Aamidé kon ontmoeten; zij zaten reeds voor 't avondmaal aan tafel.

De zon ging onder in een gouden wolkenchaos. De zwarte boomstammen tekenden zich als kolossale tempelpilaren tegen het glanzende westen af. De bloeiende boomgaard geurde en in de donkerende kruinen zongen zo schoon de nachtegalen. Een snik steeg uit haar keel en weer vloeiden haar tranen. Zij liet ze vloeien. Een zee van verkropt wee stortte zich onweerstaanbaar uit. Wat was haar leven en wat moest het

[pagina 798]
[p. 798]

verder worden? Wat was haar dochter nog voor haar, die ze nu verder van zich afvoelde, dan toen zij haar niet eens meer zag? Zij voelde de schande, die Zulma niet voelde. Zij, die aan de schandpaal had gestaan, voelde er zich voor de tweede maal aan vastgekluisterd, door de oneer van haar dochter. Het ganse dorp had Zulma bewonderd en benijd om haar verondersteld geluk; maar dat wás geen echt geluk en op de bodem van die bewondering lag minachting. Of was de wereld dan toch zo veranderd, dat het wél bewondering en waardering was, en geen minachting? Lowiezeken aarzelde, twijfelde, zij wist het zelf niet meer. Het leven was zo hard geweest voor haar en voor Zulma leek het zo fleurig en zacht. Zij voelde geen jaloersheid, maar zij begreep niet meer.

Zij zuchtte en dacht: O, was ik nu maar meteen dood! Lag ik daar maar in de diepte van de vijver onder het effen, stille water, dat mijn droefheid dekken zou! Zij keek naar de donkere plas, waarin nog een naschijn van het avondrood gloeide en het trok haar zo machtig aan. Het zou zo gauw gedaan zijn: een sprong, een plons, een korte worsteling en daarna! niets meer! Zij huiverde. Neen! Neen! Neen!! Ook dát niet! Zij was bang; zij gruwde. Over het water heen keek zij naar 't ‘Kasteelken’ en zag daar, door het groen, de verlichte eetkamer, waar meneer en madam Venneman en meneer Aamidé nu zaten. Zij staarde en liet haar gedachten gaan. Meneer Aamidé en madam Venneman! Voor het eerst dacht ze dieper na over die vreemde verhouding, die nu reeds zoveel lange jaren duurde. Eenieder wist, en niemand sprak ervan! Waarom niet? Waarom stonden ook zij niet aan de schandpaal? Lowiezeken begreep het niet. Zij begreep enkel, dat de één er wél aan stond en de andere niet; maar waarom het zo was, neen, dat begreep ze niet.

Zij zuchtte en droogde haar tranen af. Zij voelde in haar hand de voor Leonard bestemde sigaren. Nu zou hij wel thuis zijn; zij zag van ver een lichtje achter zijn raampje schemeren. Zij haastte zich, 't werd donker, 't werd nacht en zij had die avond angst voor de nacht.

Zij kwam bij het huisje en lichtte de deurklink op.

- Gien belet?

- Ha! Lowieze, kom moar binnen.

[pagina 799]
[p. 799]

Hij zat alleen in zijn keukentje, aan een tafeltje, verorberend het sober avondmaal, dat hij voor zichzelf had klaargemaakt. Hij keek haar vriendelijk glimlachend aan, zijn een oog scheel, zijn andere niet scheel, en bood haar een stoel.

- Wilde meeëten? glimlachte hij.

- Merci, Leonard; zei Lowiezeken, - moar 'k hè hier 'n cadeautje veur ou, kijk, 'n pakske sigaren, die Zulma veur ou meegebrocht hee.

- Haaa! dat doe mij plezier, zulle! jubelde Leonard, de hand uitstrekkend. - En zuk 'n schuene! Sakkerdeke, da zal smoaken, zulle! Moar zet ou 'n beetse, Lowieze, ge goat 'n dreupelken of 'n gloazeken bier pakken!

- 'k 'n Doe, Leonard; 'k moe uek nog goan eten. Ala, de goen oavend, zulle! En ruek moar nistig!

- Ala, Lowieze, merci zulle! Ge zij wel duzen kiers bedankt! herhaalde Leonard haar tot de voordeur vergezellend.

Lowiezeken verademde. Dat vlug en nuchter bezoek, dat nuchter onthaal, o, wat had het haar onverwacht veel goed gedaan en opgebeurd! Hij had niet eens naar Zulma gevraagd, alleen het geschenk in zichzelf had hij gewaardeerd; hij had ook geen nieuwsgierigheid getoond, toen zij in 't dorp gekomen was; hij nam de toestand aan zoals hij was; hij nam hem aan met Zulma, zoals hij hem al zoveel lange jaren aangenomen had met Madam en meneer Aamidé, zonder er ooit verder over na te denken of te praten; hij nam het aan als iets gewoon-natuurlijks, zoals hij zonneschijn en regen aannam, of vorst en wind en sneeuw. Zij was hem zó dankbaar, dat hij met geen enkel woord van Zulma gewaagd had, en zó bang, dat hij het tóch zou doen, dat zij letterlijk uit zijn huisje was weggevlucht.

Nu voelde zij zich weer gesterkt om de tegenwoordigheid van Jeannette en Hortensken en desnoods zelfs die van Madam en meneer Aamidé te trotseren.

- Och jonk toch, woar hedde gij zue lank gezeten? riepen Jeannette en Hortensken, toen zij binnenkwam.

- 'k Ben Leonard zijn sigaren goan brengen! antwoordde zij op natuurlijke toon.

- Hij was zeker kontent?

- Joa hij, zulle! En ginter? Hên ze ginter niets gezeid of ge-

[pagina 800]
[p. 800]

vroagd? vroeg Lowiezeken stil, naar de eetkamer wenkend.

- Gien woord. Ze 'n hên d'r nie van geoassemd!

- Zueveel te beter! zuchtte Lowiezeken.

Jeannette zette haar vlug een lekkere, dampende schotel voor:

- Ala! En nou eten, zulle! Alles es nou goed. We 'n goan d'r nou nie mier over klappen!

Zwijgend nam Lowiezeken een stoel en ging zitten. Zij was dankbaar... o zo dankbaar, dat Jeannette deze woorden uitsprak. Ze was zo moe, zo op, zo afgelopen; zij kon haast niet meer spreken. De beide andere meisjes zagen het en eerbiedigden haar stil-zijn. Zij spraken gedempt onder elkaar, over onverschillige dingen. Buiten zong zo schoon de nachtegaal, met als 't ware naar zijn eigen klanken luisterende tussenpozen. En door het bovenraampje van de keuken kwam de volle maan naar binnen kijken, zo rustig rond en groot en doforanje in de donkerblauwe hemel.

Jeannette had van moeder Dorté een zakje pralines meegekregen. Zij bood er Lowiezeken enkele aan.

- Toe, neem da moar, da es goed, da zal ou eten doen teiren. Lowiezeken wou eerst niet. Maar Jeannette, en ook Hortensken, drong zo moederlijk aan, dat zij niet langer wilde weigeren.

Zij nam er een en kauwde langzaam, heel langzaam en verstrooid met verre, starend-dromerige ogen.

Er was een lange poos stilzwijgen. De klok tiktakte gelijkmatig tegen de witte wand naast het glimmend fornuis. Jeannette vroeg nog even met gedempte stem iets aan Hortensken over het werk van de volgende dag en Hortensken antwoordde op dezelfde toon, met een licht hoofdgeknik en ernstige ogen.

Van de kerktoren vielen langzaam negen duidelijke slagen in de onbewogen zomernacht. Er volgde een ogenblik volkomen stilte en toen luidde zwaargalmend in trage cadans de avondklok het uur van slapen-gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken