Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 947]
[p. 947]

XVI

Zij kwamen in Parijs. Zij vond er brieven van haar man en drukke bezigheden in de modewinkels. Zij gaf hem twaalf volle dagen vrij om in Vlaanderen zijn familie te bezoeken.

Hij schreide haast, toen hij dat hoorde. Zo heel veel liever was hij nu bij haar gebleven. Zijn Moeder, Peetsen, zijn land, hij taalde er niet meer naar. Hij zei haar dat en smeekte om bij haar te mogen blijven. Maar zij bleef onverbiddelijk. Hij moest naar zijn familie toe; zij wilde, eiste het; en daarna mocht hij bij haar terugkomen.

Hij ging... Op een ochtend vertrok hij, na haar een laatste maal, hartstochtelijk, in haar kamer omhelsd te hebben. Zij was lief, streelde hem, zei lachend dat hij haar trouw moest blijven. Hij viel voor haar op de knieën, snikte, omstrengelde haar benen.

- Kom, kom, ga nu! glimlachte zij, zijn blonde haren aaiend. - Ge ziet er keurig uit! Ze zullen trots op u zijn!

Toen hij even over de grens was zag hij de rode wieken van de eerste Vlaamse molens draaien en dat verkwikte en verwarmde hem het hart. Vlaanderen was mooi onder de stralende julizon met zijn gouden korenvelden en zijn blinkende dorpjes en boerderijen. De sierlijk kronkelende Leie weerspiegelde de blauwe hemel, waarin witte wolkjes dreven, en de kerktorentjes, stonden zo fijn tussen het malse groen van de bomen. Het golfde in zijn hart van liefde voor zijn land, dat hij nu sinds bijna twee jaar niet meer had teruggezien. 't Was alles zo intiem en liefelijk; het sprak zo innig tot het gemoed.

Moeder was verwittigd en Peetsen stond hem af te wachten aan het kleine station. Hij zag Peetsen van ver, kijkend naar de lange, zwarte trein en hij wuifde met zijn zakdoek door het raampje.

[pagina 948]
[p. 948]

- Peetsen! riep hij, nog vóór de trein stilhield. En Peetsen keek op en herkende hem blijkbaar niet dadelijk. Toen herkende hij hem toch wél en zijn grote mond ging in een brede glimlach open.

- O! gij zij veranderd! riep hij, zijn oudere broeder de hand drukkend.

Ivan lachte, ontroerd, vertederd.

- Ge ziet er goed uit, Peetsen. En hoe es 't mee Moeder?

- O! goed! En mee Okeli, en Clotilde?

- Uek huel goed! Veel complimenten van allemoale!

Ivan had zijn valiesje opgenomen en met Peetsen, die naast hem hinkte, verliet hij 't kleine station. Op de drempel van de herberg om de hoek à la Descente des Voyageurs stond de baas in hemdsmouwen nieuwsgierig te kijken.

- Ha! Ivan! Ge zij welgekomen zulle! groette hij vriendelijk.

- Merci, merci! glimlachte Ivan zich voorbij haastend.

- Ge ziet er goed uit, zulle! riep de man hem nog na.

- 'k 'n Hè gien kloagen; 'k ben gezond! antwoordde Ivan het hoofd omwendend.

- Ge zij vervet! gilde de man.

Ivan maakte een beweging met de hand.

Zij spoedden zich. Ivan vond die onbehouwen nieuwsgierigheid wel wat hinderlijk.

- In Amerika 'n doen de meinschen da niet! zei hij tot Peetsen.

- O! zei Peetsen met een soort van eerbied, - huel 't dorp es er vul van da ge vandoage werekiert. Hoelang meugde blijven, Ivan?

- Twoalf doagen.

Zij sloegen rechtsaf; hij zag van ver hun heel klein hoevetje, bij een driesprong, vlak tegenover de lusttuin van 't kasteel. - 'k Ben zeker da Moeder ou al zien komen hee! zei Peetsen. - Kijk! Ze kom buiten!

Hij zag zijn oude moeder. Zij kwam uit haar huisje, het boomgaardje op, hem tegemoet. Het ontroerde hem zo. Hij kreeg tranen in de ogen. Van ver kwam zij hem verouderd, strammer voor.

- Moeder! Moederken! riep hij met hikkende stem.

[pagina 949]
[p. 949]

- Ivan, jongen! lachte zij, met half tandeloze mond.

Hij vloog naar haar toe, nam haar beide handen, omhelsde haar.

Zij schreide en lachte door elkaar; zij zei: - Kom binnen, jongen, kom binnen, en ging hem zelf voor in het huisje.

Hij zat daar, in de koelte van het kleine keukentje, bij de kachel, die niet brandde, naast zijn moeder en zijn broeder en het was hem te moede, alsof hij niet weg was geweest, en nu ook reeds alles gezien en gehoord had, wat hij daar was komen horen en zien. Niets was veranderd, de tijd had daar als 't ware onverschillig stilgestaan; alleen hij zelf voelde zich nu zo vreemd geworden in die ouderwetse omgeving. Hij keek naar de bekende plaatjes aan de muren, naar de zwartgerookte haard, naar de deur van 't achterhuis, die halfopen stond en langswaar Mina, de oude, witte poes, omzichtig binnensloop. Hij voelde zich als 't ware gegeneerd in zijn eigen huis, maar bedacht zich eensklaps, dat hij cadeautjes had meegebracht en opende zijn valies. Voor Moeder had hij een mooie zwartzijden sjaal en voor Peetsen drie prachtige, gekleurde zijden dassen. Zij namen aan met woorden van diepe bewondering en dank. Toen veronderstelde Moeder, dat hij wel moest honger hebben en zij stond op om het vuur aan te maken en koffie te zetten. En terwijl begon hij over Amerika en zijn verdere reis te vertellen.

Moeder sneed boterhammen voor en Peetsen luisterde, met open mond en starre ogen. Even viel hij zijn broeder in de rede om uit te roepen:

- Moar, Ivan, woarvan riekte gij zue goed?

Ivan schrok op en kreeg een kleur. Het was de lieve geur van Gladys, die nog in zijn kleren hing. 't Was iets als van haar innigst wezen, dat hij in zich meedroeg en zijn ontroering sloeg over tot een soort ijdelheid, die hem onweerstaanbaar deed zeggen:

- Da es woarschijnlijk nog van noast madam te zitten, in den auto.

- Riekt ou medam zue goed? vroeg Peetsen stralend.

- 't Moe zijn! lachte Ivan, gemaakt onverschillig.

- Z' es zeker wel schuene? veronderstelde Peetsen.

- Huel schuene! beaamde Ivan.

[pagina 950]
[p. 950]

- En nog zue jonk, ne woar; en heure man al zue oud? zei Moeder.

- Joa, Moeder, da ziede veel in Amerika.

Een schaduw versomberde even het open deurgat en met een zangerig: ‘Es er gien belet?’ kwam een lieve verschijning naar binnen.

't Was Lisatje Baere, die de laatste tijden zo dikwijls kwam informeren hoe Ivan en Clotilde het in Amerika stelden. Zij had van Ivans komst gehoord en kwam hem goedendagzeggen.

- Hoe goat 't, Ivan? 'k Ben kontent van ou te zien!

- Goed, Lisatje; en mee ou uek, zie 'k!

Zij was een nog heel jong meisje van misschien een jaar of zeventien, fris, met blozende wangen en helderblauwe ogen. Zij was fijn gebouwd en hield zich heel recht en onder de zachtheid der vormen had het gezicht toch iets beslists en flinks. Haar haren waren blond en krulden lichtjes, met een soort dieper glanzing, om de blanke slapen.

- Zet ou! zei Moeder, een stoel bijschuivend.

Zij dronken koffie en Ivan vertelde... Lisatje luisterde naar die wondere verhalen uit het verre land, roerloos-aandachtig, met halfopen lippen, die haar mooie, blanke tandjes lieten zien. En ook zij zei, dat zij Ivan wel veranderd vond, maar dat zij hem toch dadelijk, op 't eerste zicht, herkend zou hebben.

- Hedde geroken hoe goed dat hij riekt! riep Peetsen met breedlachende mond. - Da es van nevens zijn medam te zitten.

Weer schrok Ivan even op en Lisatje keek hem ernstig aan. Zij lachte niet; iets pijnlijks kwam op haar gezicht; en haar ogen peilden hem zo, dat hij met een kleur de blik afwendde. - Peetsen 'n kan doar nie van zwijgen! schertste hij gedwongen.

Weer kwam een schaduw in het deurgat en met een kordaat klinkend ‘Es er gien belet?’ stond een dame van stevig figuur in het keukentje. Terstond rezen zij allen eerbiedig op.

- Zet ou, Mevreiwe, zet ou! zei Moeder, een stoel aanbiedend.

Het was mevrouw Alexander, van het kasteel vlak tegenover.

[pagina 951]
[p. 951]

Het boerderijtje, waarop Moeder woonde, was haar eigendom. Ook zij had van Ivans terugkomst gehoord en kwam hem eens goedendagzeggen. Zij reikte hem de hand en vroeg:

- Zijde 't ginter al geweun, Ivan?

- O joajik, Mevreiwe, huel goed.

- Ge zijt doar de chauffeur van de madame, nie-woar?

- Joajik, Mevreiwe.

- En g'hèt er mee deur Frankrijk gereisd?

- Joajik, Mevreiwe.

- En ge goat were mee heur noar Amerika?

- Joajik, Mevreiwe.

Mevrouw was gaan zitten en keek hem aan. Ook de anderen hadden weer hun plaats genomen en bleven roerloos, in eerbiedige stilte. Het oud ontzag voor de kasteelbewoners beklemde en verlamde. Zij zaten maar te wachten tot mevrouw weer weg zou gaan. Maar mevrouw was nieuwsgierig van aard en wilde allerlei weten. En Ivan moest vertellen, vertellen, in 't oneindige.

- En keunde doar uek ou christelijke plichten volbrengen? vroeg zij eensklaps.

Ivan schrikte.

- Zeker, Mevreiwe; d'r es 'n katholieke kirke, dichtbij woar da'k weune.

- Gelukkig! zei mevrouw. - Gelukkig! Want er zijn doar veel protestanten, es 't nie woar?

- Joa 't, Mevreiwe; doar zijn d'r vele!

Mevrouw was voldaan en stond meteen op.

- Hoe goat 't mee menier Alexander? vroeg nederig Moeder bij het afscheidnemen.

Mevrouw trok een bezorgde grimas.

- O! altijd 't zelfde; altijd stijf van 't rumaties! antwoordde zij machinaal.

Toen ze weg was vertelde Ivan welk groot verschil er bestond tussen rijke mensen in Vlaanderen en rijke mensen in Amerika. Nooit zou een Amerikaanse dame zo opgetreden zijn. Mevrouw Alexander had wel niets verkeerds gezegd of gedaan, maar toch, die manier van binnenkomen, dat onbescheiden uitvragen, dat doen alsof de minderen slaven waren,

[pagina 952]
[p. 952]

neen, zo iets zou in Amerika nooit kunnen voorkomen. Daar heerste gelijkheid; de ene telde zoveel, als de ander; alleen bezat de ene meer geld dan de ander; dat was het enig verschil.

- 'k 'n Weet niet of da 'k hier nog zoe keune leven! zei Ivan. Moeder zuchtte:

- D'r zijn overal rijke en oarme. Ne meins moet trachten kontent te zijn mee 't geen dat hij hee.

- Ik zoe van Ivans gedacht zijn! zei Peetsen, vol bewondering zijn oudere broer aanstarend.

Lisatje stond op. Zij zag er een beetje ernstig en een beetje triestig uit.

- 'k Zal ou nog wel zien ier da ge vertrekt, Ivan! zei ze zacht, hem de hand drukkend.

- 'k Hoop het toch, Lisatje! antwoordde hij.

Moeder zat even peinzend, de handen in de schoot.

- Lisatje es 'n broaf meisken. Die loater mee heur treiwt zal 'n goeje vreiw hên! zei ze.

Ivan bleef zwijgend. Peetsen, de wangen hooggekleurd, keek zijn broeder met strakke ogen aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken