Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 992]
[p. 992]

XXXIII

't Was op een glanzende zondag van eind september. Gladys had hem opgebeld om met haar naar Red Hill te rijden en ook Oculi had diezelfde dag met Maria, Frank, Clotilde en Dzjeurens een ritje naar hetzelfde oord bepaald.

Oculi en zijn familieleden zaten reeds aan tafel, buiten, in een hoekje van de open veranda, vóór een mooi uitzicht over 't meer, toen Ivan met Gladys in haar prachtauto aankwam. 't Was Gladys die stuurde; zij zag Ivans verwanten, die zij van uiterlijk kende en groette even, met een vriendelijke neiging. Toen wendde ze zich dadelijk, terwijl Ivan de auto ging parkeren, naar een ronde tafel in de andere hoek van de veranda en nam er plaats.

Oculi en zijn familie keken enigszins verwonderd op. Wat 'n idee van mevrouw Keane om daar alleen te gaan zitten aan een tafel, die gedekt was voor vier! Maar zij begrepen de bedoeling, toen een andere auto opreed, waaruit drie personen stapten, die meteen naar Gladys toegingen en hartelijke handdrukken en groeten met haar wisselden.

Maria smoorde een doffe kreet. Zij, en ook de anderen, herkenden terstond de bezoekers. Het waren Mr. en Mrs. Pupke en... Mr. O'Healy, Gladys' vroegere verloofde!

Maria keek naar Ivan om, om op zijn aangezicht zijn indrukken te lezen. Zij zag hem in gesprek met de chauffeur van Mr. Pupke. Hij was zeer bleek en zijn ogen staarden in de richting van zijn meesteres. Hij luisterde blijkbaar verstrooid naar de woorden van de andere chauffeur. Hij trippelde ongeduldig heen en weer, als onbekwaam een ogenblik rustig te blijven.

Maria legde van ontsteltenis haar vork en mes neer. Haar handen beefden; haar mond stond halfopen, alsof ze naar adem snakte.

[pagina 993]
[p. 993]

- Ziede dat? Hedde da nog oeit gezien! slaakte zij dof.

Clotilde keerde zich half om te kijken; Oculi glimlachte, met een soort pijnlijke grijns. Frank hield zich afzijdig.

- Den onzen hee te troage geweest! fluisterde Oculi.

- Da kalf! Dien domme jongen! bromde Maria.

Clotilde zei niets, 't gezicht een beetje triestig.

Het viertal, aan de ronde tafel, was gaan zitten. Van op haar plaats kon Maria, op een afstand, alles waarnemen. Zij zag het triviaal figuur van Mr. Pupke, die met zijn waaierige baard, zijn dik buikje en zijn korte, schrale beentjes, op een duiveltje uit een springdoos leek. Zij zag zijn dikke, blonde vrouw, amechtig hijgend in haar opbochelend corset; en vóór al zag zij Mr. O'Healy en Mrs. Keane: hij vet en rood met wit-en-zwarte ruitjesbroek en prachtige, opgekrulde, donkere snor; zij, slank en elegant, in wit en zwart van late rouw, de fijne handen vol ringen, een donkerbruin bont los over haar schouders. Zij praatten allen vrolijk en gezellig onder elkaar; men kreeg de indruk van een tafeltje met beste vrienden.

Maria kon geen brok meer eten. Haar grote ogen staarden als in verslagenheid naar het opgewekte viertal en haar teint, anders zo levendig, was mat van aandoening.

- Da menier Keane dá moest zien! Da menier Keane dá moest zien! Zijn wijf mee al zijn duedsvijanden! herhaalde zij voortdurend. En toen keek zij weer om naar Ivan, die achter in de veranda met de chauffeur van Mr. Pupke zat te eten, alsof ze hem zeggen wilde: - Ziet ge nu wat ge gedaan hebt; azue ou schuene beetjes loaten pakken!

Ivan zag er uit of hij ziek was. De foltering stond op zijn trekken te lezen, terwijl hij met wanhopige inspanning naar het gepraat van zijn makker luisterde. Zodra hij met zijn maaltijd klaar was stond hij op en zonder naar het tafeltje van zijn familieleden te komen daalde hij af naar de oever van het meer en verdiepte zich daar in zijn eenzaamheid.

Niets wist hij af van die voorgenomen, gezamenlijke lunch. Het was hem als een slag op 't hoofd gevallen, toen hij O'Healy met de Pupkes naar haar tafeltje zag komen. 't Was hem te moede of zij hem belogen en bedrogen had. Hij wist wel dat O'Healy destijds met Gladys verloofd was geweest;

[pagina 994]
[p. 994]

doch haar huwelijk met Mr. Keane had dat alles verbroken; dat alles behoorde tot een lang voorbij verleden en nooit had hij er zelfs in de verste verte aan gedacht, dat men die verbroken banden weer kon aanknopen.

Hadden ze die nu werkelijk weer aangeknoopt of was het slechts een hersenschim van zijn ontredderde geest? Gold het niet een doodgewoon zakendejeuner, zoals business-mensen wel meer doen? Zij waren immers geassocieerden; hun beider zaken waren één grote zaak geworden! Niets was natuurlijker dan dat ze met elkaar eens rustig en gezellig praatten! Hij trachtte zichzelf te beredeneren, maar het ging niet. Hij voelde zich bedot, verraden. Ook Maria voelde het, was er zeker van; hij had 't gezien aan haar ontsteld gezicht!

Gejaagd liep hij langs de oever van het meer, waar alles vreugd en opgewektheid was. Nog nooit was er glanzender, prachtiger Indian-summerdag geweest. Het heldere water lag hemelsblauw onder de blauwe lucht en de rode en oranje bomen weerspiegelden zich erin als decors van feeërie. De blanke villa's glinsterden tussen hun lovers en bloemen en de wandelaars droegen nog hun zomerse kleren: witte japonnen, witte broeken en strooien hoeden. Hier en daar lag een zeilschuitje haast roerloos te dobberen of schoot een motorbootje snel voorbij, als een acrobaat die zijn kunsten vertoont.

De prangende tegenstelling van zijn smart met de omgevende geluksatmosfeer deed hem weer zo vinnig-scherp als in de eerste maanden de bodemloze diepte van zijn heimwee voelen. Ware hij alleen geweest, hij zou snikkend aan de oever van 't water ineen zijn gezakt. Hij voelde zich weer zo verlaten, zo eenzaam. Hij snakte naar iets, dat hij niet uitdrukken kon, iets dat uit de diepste diepte van zijn ziel naar boven drong. Hij had dood willen zijn, of hij had willen vluchten, vluchten, ver van haar, die hij zo vurig begeerde, ver van zijn familieleden, waaraan hij anders zo gehecht was. Hij was zwak als een kind van ellende.

Zo kon hij het leven niet verder dragen. Nu of nooit was het ogenblik gekomen, dat hij weten moest en weten wilde. Wat er ook gebeurde, spreken zou hij, nog diezelfde avond. Opeens was dat besluit onwankelbaar-vast in hem genomen.

[pagina 995]
[p. 995]

Hij keerde terug naar het restaurant en zag de beide tafels nog bezet: die van Gladys en die van zijn familieleden. Hij voegde zich tot de laatste en nam er met een gemaakte glimlach plaats. In stilte keken zij hem aan en hun stilzwijgen zei meer dan duizenden woorden. Vooral het gezicht van Maria was als een stomme akte van beschuldiging tegen hem. Zij spraken over onverschillige dingen, over zaken waarmee hun geest zelfs geen ogenblik ernstig bezig was. Het niet-uitgesprokene vervulde, beheerste hen geheel. Maria's blik stond onafgewend gevestigd op de tafel aan de overzijde van de veranda.

Er was daar beweging gekomen. Gladys was glimlachend opgestaan en drukte handen. De stemmen klonken levendig opgewekt. Ivan ving haar afscheidsblik aan O'Healy op en sidderde. Hij haastte zich bevend naar zijn auto.

De Pupkes en O'Healy reden de eersten weg. Zij groetten in het omzwenken van de auto wuivend met de hand. O'Healy keerde zich nog eens naar Gladys om. Maria's bleek gezicht wendde zich naar het bleek gezicht van Ivan.

Gladys zou weer zelf sturen. Ivan hielp haar in de wagen en sloot het portier. Hij wipte naast haar, keek naar zijn familie niet meer om, terwijl Gladys toch weer in het voorbijrijden even groette.

Een glanzende oranjezon zonk stralend in het blauwe westen. De gouden en purperen bomen stonden roerloos te gloeien. Het meer vonkte. Geruisloos zoemde de mooie wagen over de gladde weg. Haar parfum mengde zich bedwelmend in de avondgeuren. Ivan sloot de ogen van droefheid. Het stormde in zijn binnenste. Wanneer zou hij 't haar vragen, nu, in de eenzaamheid, of straks, als ze thuiskwamen. Nu! Nu! Nu! riep in hem een dringende stem. Nu of nooit, want eenmaal terug is er geen gelegenheid meer! Hij hijgde; een floers kwam hem vóór de ogen en eensklaps hoorde hij een stem, zijn stem, maar een stem, die hij niet meer als de zijne herkende en die vroeg:

- Mevrouw, gaan wij deze winter weer een rondreis door Europa maken?

Waarom vroeg zijn stem juist dát, terwijl hij heel iets anders wilde vragen? Hij wist het niet; 't was werktuiglijk gebeurd;

[pagina 996]
[p. 996]

en na een poos, als in een droom, hoorde hij háár stem, die antwoordde:

- Ik denk het niet, Ivan; waarom?

Waarom? Ja, waarom? Dat enkele korte woord leek hem onmogelijk te beantwoorden. Hij staarde haar even in een soort verwildering aan en zei:

- Om het te weten.

Zij keek hem van terzijde aan, in trager tempo van de motor. Zij zag zijn ontstelde gelaatstrekken en schrikte ervan.

- Voelt ge u niet goed, Ivan?

Een plotse snik brak in zijn keel.

- Ik wou dat u arm, doodarm was! kreet hij dof.

- Waarom? vroeg ze verbaasd.

- Omdat ik dan met u zou kunnen trouwen.

Er was een lange, doodse stilte. Hij had iets gezegd van wat hij zeggen wilde. Hij loosde een diepe, zware zucht. Zijn lippen trilden.

Zij was ineens heel bleek geworden en haar gezicht stond strak en ernstig. De wagen liep nog langzamer.

- Ivan, zei ze met doffe stem; - ik ben zwak geweest; ik heb niet goed met u gehandeld en nu spijt het mij zo.

Hij luisterde, roerloos, ademloos.

- In de opwinding van onze eerste reis, en toen ik u verliefd en ongelukkig voelde, heb ik gedaan wat ik niet had mogen doen. Het is mijn schuld, alleen mijn schuld. Ik was getrouwd met een oude man, die wel goed voor mij was maar die mij niet kon geven, wat een jonge vrouw verlangt. Zo heb ik u genomen; de omstandigheden hebben meegewerkt. Gij hebt mij verkwikt; ik heb u genomen zoals ik een cocktail nam, om mij te verjongen, om mij op te fleuren. Ik heb ongelijk gehad.

- En nu wilt ge mij niet meer! snikte, hij dof. - Nu gij een ander hebt.

Zij keek hem aan, strak, zwijgend.

- Ik ben zo ongelukkig, zo diep ongelukkig! jammerde hij. - Ivan, zei ze na een poos, - ik weet wie ge bedoelt en ik zal u dadelijk bekennen, dat ik altijd van hem gehouden heb. Hij was mijn eerste grote liefde en ik heb hem nooit geheel vergeten! Weet ge wel, Ivan, dat ik veel ouder ben dan gij, dat

[pagina 997]
[p. 997]

ik reeds grijze haren krijg? En dat ik nu voor 't eerst de ernst van 't leven ben gaan voelen?

- Gij zijt schoon als een godin! riep hij schreiend.

- Ivan, voer ze met zachter stem voort, - gij zoudt met mij niet gelukkig kunnen zijn; niet alleen door het verschil van stand, fortuin, opvoeding en leeftijd, maar omdat wij als 't ware tot twee, gans verschillende werelden behoren. Gij zijt van uw land en ik van het mijne. Er ligt een afgrond tussen beide. Dat heb ik zo gevoeld, toen ik in uw eigen streek was, toen ik uw goede, oude moeder en uw broertje zag. Ik zou er niet kunnen aarden, ook niet met iemand van mijn stand, ook niet op het prachtig kasteel van meneer Alexander; niet omdat ik mij beter acht, maar omdat ik anders ben, begrijpt ge, ánders! Geloof mij, Ivan, treur niet om mij, ge zoudt met mij niet gelukkig zijn. Ik zal altijd alles voor u zijn en voor u doen wat ik kan, maar dát niet meer; en gij zult er mij later dankbaar voor zijn. Geef mij uw hand, Ivan, en vergeef mij mijn vroegere lichtzinnigheid en zwakheid!

Hij gaf haar zijn bevende hand en zij knelde die, warm. Hij keek tot haar op en zag, onder haar hoedje, in haar kapsel, twee grijze haren. Hij voelde plotseling 't verschil, de afstand. Aan dat verschil in leeftijd had hij nooit gedacht. Nu zag hij, dat 't bestond. Vreemd-koel werd hij er eensklaps onder. Zijn hart joeg minder angstig; hij mat de afgrond die hen van elkander scheidde. Die mooie vrouw, die hij zo vurig had verlangd, misschien toch hield hij niet zo diep en sterk van haar als hij gedacht had. Misschien... misschien als hij haar niet meer zag, zou hij haar niet zo hopeloos missen! Misschien zou hij in haar verlies zich troosten en weer zichzelf worden, zoals hij vroeger was...!

Voelde zij instinctmatig wat in hem omging en wat hij wellicht nodig had om te genezen? Zij zei, na een ogenblik peinzend stilzwijgen:

- Gij moest nu maar alleen eens voor een tijdje naar uw land teruggaan, Ivan. Mag ik voor uw reis heen en weer en voor de verblijfkosten zorgen?

Hij schrok. Hij voelde het definitieve van de scheiding. Nooit zou hij bij haar terugkeren; nooit, dat wist hij; het kon niet anders. Weer snikte hij en zijn handen krompen van

[pagina 998]
[p. 998]

ellende in elkaar. Hij wenste dood te zijn.

Zij kwamen in 't zicht van de stad; en nu moest hij zich wel beheersen. Zwart, met hier en daar rood-tintelende ruiten, tekenden de hoge gebouwen zich fantastisch tegen de oranje westerhemel af. Zij spraken niet meer. Zij stuurde met gespannen aandacht door de drukte van auto's, rijtuigen en zondagswandelaars en reed langzaam het erf op. De huisknecht kwam buiten om haar uit de wagen te helpen. Ivan reed naar de garage.

 

In het houten huisje, waar zij allen bij elkander zaten, heerste een gedrukte stemming. Zij staakten hun gesprek, toen Ivan binnenkwam en keken hem ondervragend aan. Hij aarzelde een ogenblik; toen zei hij:

- 't Kan gebeuren da 'k binnen kort nog ne kier were noar Europa goa!

- Mee medám! riep Maria plotseling opjuichend.

- Nien; alliene!

De verslagenheid viel over 't gezelschap. Zij keken hem allen aan of hij een grote ramp verkondigd had. Er was een ogenblik doodse stilte.

- 'k Krijge drij of vier moanden vakantie! lichtte hij toe.

Oculi keerde zich half op zijn stoel en zei:

- Dzjeurens es uek van plan om veur nen tijd noar de ‘old country’ te goan. Ge zoedt meschien te goare keune reizen! - Meschien! zei Ivan droog.

En weer viel de benauwende stilte, terwijl zij elkander aankeken.

Eensklaps stond Maria met een snik van haar stoel op en verdween haastig in de kamer daarnaast. Verbaasd, verschrikt bijna, keken zij allen op.

- 't Es wel de moeite weird van doarveuren te schriemen! riep Ivan geërgerd en geprikkeld.

Waarvóór Maria schreide duidde hij niet nader aan, maar zij begrepen het allen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken