Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1017]
[p. 1017]

V

Mijnheer en mevrouw Alexander waren rijke mensen, rijk door hun prachtige bezittingen, maar af en toe wel ietwat gegeneerd door onvoldoende inkomsten. Er waren soms lastige jaren, waarin zij veel aan herstellingen van gebouwen moesten besteden en dan maar nauwelijks rondkwamen om hun rang op te houden. Mevrouw Alexander had er reeds meer dan eens op aangedrongen om dat ruïneuze grote buiten te verlaten, aangezien zij toch geen kinderen hadden, die hen zouden opvolgen; maar aan zijn buiten was meneer Alexander koppig-hardnekkig gehecht: liever zou hij op wat ook bezuinigen dan daarvan afstand te doen. En zo kwam het, dat zij daar als vorsten schenen te leven, terwijl zij er eigenlijk maar de streng nodige bediening op nahielden en niet eens een automobiel bezaten. Van af en toe eens te reizen was zelfs geen sprake en de enige weelde, die ze zich veroorloofden was een fijne keuken, zeer tot nadeel trouwens van meneer Alexanders gezondheid, waarvoor gematigdheid gebiedend was. Toen Nonkel Justien nu met zijn plan voor de dag kwam om een stuk van hun overtollig-uitgestrekte bezittingen te kopen, was meneer Alexanders eerste beweging een besliste weigering. Neen, hij verkocht niets, nog geen vierkante meter, zolang hij leefde. Mevrouw Alexander echter, die een praktische vrouw was, en eerzuchtig zonder sentimentele dweepzucht, wist hem van lieverlede aan 't verstand te brengen, dat de afstand van bedoeld perceel, geheel buiten de omheining van hun park gelegen, in niets de waarde van hun eigendom verminderen zou, terwijl de opbrengst ervan, - men zou een zeer hoge prijs stellen, - hen eindelijk zou toelaten een kuur te gaan doen in Vichy, wat voor meneer Alexanders gezondheid meer dan gewenst, ja, volstrekt noodzakelijk was. Hoe dan ook, het bond hem tot niets die mensen

[pagina 1018]
[p. 1018]

eens te laten komen en uit te horen; en eindelijk, na nog heel wat tegenstribbeling, had hij Nonkel Justien en Ivan op zijn kasteel ontboden.

Het kasteel, omgeven door malse grasvelden en prachtige bomen, was een groot, stijlloos gebouw in rode baksteen, van een sombere en griezelige ongezelligheid. Het stond op een hoogte, met een prachtig uitzicht over de weilanden en de kronkelende wentelingen van de rivier, tot waar een ander groot buiten, met zijn spitse torens en zijn uitgestrekte bossen, heel de westerhorizont begrensde. Het stuk grond, dat Nonkel Justien voor Ivan verlangde, lag ook gedeeltelijk op een hoogte en glooide verder af naar de rivier, palend aan de lusthof, waarvan de hoge bomen en de dichte heesters het als met een ondoordringbare muur gescheiden hielden.

Mevrouw Alexander stond op het perron, als 't ware in afwachtende houding, en meneer Alexander, steunend op zijn stokje, kuierde heen en weer over het grintpad tussen de bloemperken, toen Nonkel Justien en Ivan, beiden op hun zondagsbest gekleed, om de hoek van het kasteel verschenen. Nonkel Justien nam zijn pet af en groette luidruchtig: - Dag Menier Alexander, en Mevreiwe. Ivan, bescheidener, boog in stilte en bleef met de hoed in de hand even staan.

- Kom binnen, en zet ulder! nodigde mevrouw met vriendelijk gebaar; en zij wees naar rieten stoelen onder de veranda. - 't Es zulk 'n schuen were; vinde niet dat 't aangenoamer buiten es dan in huis?

- 't Es woar, Mevreiwe! antwoordde Nonkel Justien, uit voorzorg toch zijn pet weer opzettend, terwijl meneer Alexander, steunend op zijn stok, met moeite het perron opkrabbelde. Hij tikte even aan zijn strohoed bij wijze van groet en het zich zuchtend in een leunstoel neer.

- Nog altijd 'n beetse moeilijk te biene, menier Alexander? vroeg Nonkel Justien welwillend.

- Ja, altijd die goutte! antwoordde meneer Alexander, die zich slechts met moeite in gebrekkig Vlaams uitdrukte. - 't Zit in de rechterbeen! En hij klopte even met zijn stokje op de tere plek.

Nonkel Justien wist dadelijk een heelmiddel: knoflook op zoete melk. Prachtig! De oude pastoor van Amertinge was er

[pagina 1019]
[p. 1019]

in drie maanden tijd mee genezen.

- Jaja, ik ken die remède! zei meneer Alexander ietwat wrevelig. - Ik heb die geprobeer en ook nog andere remèdes. Niets geholp!

Nonkel Justien wist nog meer. Had meneer Alexander reeds geprobeerd met koemest aan zijn been te strijken? Kletsen, het vrouwtje van de oude postbode, had er zich radikaal mee hersteld.

Meneer Alexander maakte een gebaar van ongeduld en mevrouw gaf een stille wenk aan Nonkel Justien, dat hij op dat thema niet zou doorgaan. Zij wisten allebei zeer goed waarmee de kwaal misschien nog te verhelpen was; maar zij waren twee rijke, oude mensen, die van lekker eten en drinken hielden en zich niet gaarne de nodige ontberingen wilden getroosten. Meneer Alexander zag er kwaadaardig uit, met rood gezicht en fletse blauwe ogen. Zijn dik grijs haar stond borstelig overeind. Zijn knokerige vingers hielden ietwat beverig zijn krukkestok vast. Mevrouw was bleek en pafferig, met dubbele kin en afzakkende wangen. Toch waren haar bewegingen nog kort en vlug en in haar blik blonk felle vastberadenheid en levenslust.

- Ge zijt gekom voor de land? begon meneer Alexander, ietwat onwillig, met weinig toeschietelijke dwarsblik.

- Joa w', Menier Alexander. Veur mij niet, moar veur Ivan doar, die mee mijn nichtsje goat treiwen. Hij hee azue lijk halvelijngen 'n gedacht van 'n blomisterije te beginnen.

Mevrouw wendde zich tot Ivan, en met onbedwingbare nieuwsgierigheid:

- Ge 'n goat dus nie were noar Amerika, Ivan?

- 'k 'n Peis 't nie, Mevreiwe;... of 't zoe moete zijn da 'k hier niets 'n kan vinden!

- Ge woart doar toch huel goed, ne woar, bij ou madame? - Huel goed, Mevreiwe, moar...

Gesard keerde meneer. Alexander zich tot zijn vrouw:

- Mais enfin, Jeanne, qu'est ce que cela peut t'intéresser! Laisse-nous continuer, je t'en prie! en meteen wendde hij zich tot Nonkel Justien en zei:

- Ik moet u zeg ik heb geen goest om die land te verkoop. Als ik doe moet het zijn duur!

[pagina 1020]
[p. 1020]

- Hoevele, Menier Alexander? vroeg Konkel Justien, sterk voorovergebogen, de landjonker met zijn felle ogen vlak in het aangezicht starend.

- Er is twee hectaar; het moet zijn dertig duus fran par hectaar! zei meneer Alexander.

Nonkel Justien wipte met een kreet van zijn stoel op alsof hij een slag op het hoofd had gekregen.

- Moar Menier Alexander, dat 'n es toch nie serieus! gilde hij met rollende ogen.

Vernietigend keek de landjonker de lomperd aan. Even bewoog hij sidderend zijn stokje, alsof hij er ging mee slaan.

Toen herhaalde hij beslist:

- Dertig duus fran per hectaar. Geen cent min! Ik heb geen goest om te verkoop. Gij vraag om te koop. Dan moet gij de prijs betaal!

Nonkel Justien kreeg eensklaps een smekende toon.

- Ooo, Menier Alexander! Ooo, menier Alexander! Dat 'n es toch nie meugelijk! Die jongen hee wel wa cenzekes gespoard, moar dát 'n kan hij mee gien meugelijkheid betoalen. Kijk, Menier Alexander, 't pak mij aan mijn herte. 'k Zoe der keunen omme schriemen!

En, werkelijk, er kwamen hem tranen in de ogen, terwijl hij, met diepe zuchten, op zijn stoel in elkaar zonk.

Meneer Alexanders stokje sidderde.

- Dertig duus fran! Dertig duus fran! Gene cens min! herhaalde hij met nijdige nadruk.

Nonkel Justien stond, als geknakt, in vertwijfeling op.

- Ivan, jongen, gij moet het weten, moar aan die prijs 'n goa d'r ik mij nie mier mee bemoeien.

Ivan rekende vlug 't bedrag in dollars om. 't Was duur, heel duur, voor Vlaanderen, maar als hij dacht aan wat zijn grond ginder in Blue Springs waard was...!

- 't Es mij te veel, Menier Alexander, zei hij op beleefde toon, insgelijks opstaand. En hij had een gebaar om afscheid te nemen.

Mevrouw Alexander, voelend dat de zaak verloren ging en er dus van de zeer door haar verlangde reis naar Vichy niets zou komen, mengde zich eensklaps in de onderhandeling.

- Och kom, d'r es toch wel ne middel om malkander te ver-

[pagina 1021]
[p. 1021]

stoan!

Nonkel Justien ging dadelijk weer zitten.

- Joa 't, Mevreiwe, doar es ne middel, os elk van zijne kant iets wil doen!

Hij stond weer op, kwam naar haar toe, de ogen glinsterend van heldere eerlijkheid, in breed gebaar de beide handen open.

- Viertig duus fran! riep hij. - Twintig duus fran d'hectare! Mier of twie kiers zueveel of da 't weird es!

Mevrouw Alexander wendde zich tot haar echtgenoot:

- Qu'en dis-tu, chéri?

- Non! Non! Non! riep hij driftig, met zijn stokje rammelend. Maar hij herhaalde niet meer zijn eis van dertig duizend per hectare.

Nonkel Justien keek de landjonker aan. Hij was bleek geworden en zijn handen en zijn knieën beefden.

- Kijk, Menier den baron! gilde hij. Hij wist wel, dat meneer Alexander geen baron was; maar eensklaps, als bij geniale ingeving, gaf hij hem die titel. - Hier es mijn loaste, mijn allerloaste woord! Loat er ons elk den helft afdoen: vijftig duus fran, nondedzju! Es 't gedoan?... En hij stak zijn grove hand, die onnatuurlijk hard sidderde, naar meneer Alexander uit, om de koop toe te slaan.

Meneer Alexander weifelde. Hij had een korte, driftige woordenwisseling in 't Frans met zijn vrouw.

- Pense à ta santé! Pense à ta santé! herhaalde zij voortdurend.

- Zijn we t' akkoord? vroeg Nonkel Justien, steeds verder zijn sidderende hand uitstekend.

- Joa, Justien, 't es goed! zei eensklaps mevrouw in meneer Alexanders plaats.

Hij protesteerde, maar Nonkel Justien greep met geweld zijn weerbarstige hand en pletste er hard de zijne op.

- Proficiat! riep hij en hield meteen op te beven.

 

Toen zij rustig weer in Moeders huisje zaten, haalde Ivan een bankbriefje van vijfhonderd frank uit zijn portefeuille en overhandigde dat aan Nonkel Justien. Dat was de afgesproken ‘commissie’ voor zijn tussenkomst. Nonkel Justien wreef

[pagina 1022]
[p. 1022]

zich de handen. Toen vroeg hij, zijn olijk glinsterende ogen lachend op Ivan gevestigd:

- Hè 'k mijn wirk nie goe gedoan? Hedde mij zien schriemen en schudden en beven?

- Joa, antwoordde Ivan op meewarige toon, - 'k hè gezien dat 't ou doanig aanpakte.

Nonkel Justien barstte in een klinkende schaterlach uit.

- 'k Hè da bestudeerd, jongen, in den tijd da 'k tot Eustende van de reddingsbrigade was! En hij vertelde, hoe hij eens met twee van zijn kameraden een onvoorzichtige badgast had helpen redden. De kerel had zich te ver gewaagd en werd reeds met de golven meegezogen. Geen aarzelen! In een, twee, drie wat kleren uit en 't water in! Zij kregen, hem vrij gauw te pakken, maar deden of het hun ontzettend veel moeite kostte. Een paar keer duwden zij hem kopje onder vóór zij hem aan wal sleurden. Het strand stond zwart van mensen. Een wild hoezee begroette hun knap reddingswerk. Maar er woei een kille avondwind en zij stonden verkleumd in hun natte kleren te beven. Eigenlijk vond Nonkel Justien het niet zó vreselijk koud en het verbaasde hem, dat zijn twee kameraden zo geweldig sidderden. - Beef gadom ook! snauwde een van hen hem nijdig toe. Nonkel Justien begreep en toen zij daar alle drie stonden te schudden en te trillen ging een gejammer van medelijden onder de op elkaar gedrongen menigte op. Een oude, keurige heer, een Engelsman, nam zijn hoed af, legde er een bankbiljet van betekenis in; ging onder de menigte geld inzamelen. Het regende geldstukken en bankbiljetten, hoewel hier en daar nog al enige belangstellenden afdropen. Een week lang hadden zij met de opbrengst kunnen fuiven.

Ivan, en ook Peetsen, lachten hartelijk en Moeder schudde 't hoofd en zei, dat Nonkel Justien toch altijd zulk een deugniet was geweest.

Lisatje kwam binnen en vernam de gelukkige tijding. Die had op haar een zonderlinge uitwerking: zij ging aan 't schreien!

- Hedde da nou nog oeit geweten! verbaasde zich Nonkel Justien.

- Da es azue van kontentement da ze schriemt! zei Moeder.

[pagina 1023]
[p. 1023]

- Es 't gien woar, Lisatje?

Lisatje knikte met het hoofd dat het wel waar was dat ze schreide van kontentement.

- Al 't vreiwevolk es zot! riep Nonkel Justien. - Kom, Moeder, loat ons doar liever 'n gloazeken op drijnken!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken