Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1213]
[p. 1213]

XXI

Middelerwijl leefde Florimond van zijn kant een geheel nieuw leven...

Die zelfde avond, toen hij Euzeke voor 't laatst verlaten had, was hij bij zijn moeders bed gekomen en had haar met een matte stem gezegd:

- 't Es uit, ma. 'k Hè 't afgemoakt.

- Es 't woar, jongen; es 't tóch woar? Och Hiere, wa ben ekik blije! hiermee was madame Verpoest haast van aandoening uit haar bed gesprongen. Doch dadelijk weer door angst en twijfel voor de vastheid van zijn besluit in de toekomst aangegrepen:

- Pas nu op dat 't uit blijft! had ze gewaarschuwd.

En, met haar vooruitziende vrouwenkennis:

- Ze zal krijten, en schriemen, en schune spreke, moar zie da ge u nu goed houdt en u nie mier 'n loat overhoale!

En gewaakt had ze, rusteloos, dag en nacht, als een hyena, dat hij bij Euzeke niet meer ging en dat zij hem niet meer ontmoeten kon.

En de eerste tijden had Florimond een grote, zachte rust over zich voelen komen. Ineens was hij verlost van al zijn strijd en ellende; hij herleefde, vrij van de zo lang en zo hard knellende banden; hij was weer een gewoon mens, een normaal mens, die zijn daden niet meer hoefde te verbergen; en alleen bleef er in hem een vaag gevoel van verantwoordelijkheid, van materiële verantwoordelijkheid, die het hem nog tot een plicht maakte, althans van ver, indirect en geldelijk voor de ongelukkige te zorgen.

Zijn belofte van weer bij haar te komen, van haar nooit te verlaten, kwam hem nu voor als een onmogelijkheid, als iets dat hij enkel had gezegd om haar het leed van de scheiding te verzachten, en als iets ook waar zij zelf niet ernstig op reke-

[pagina 1214]
[p. 1214]

nen kon, wel wetend dat het onder de omstandigheden van hem niet te vergen was. Zo zond hij haar alleen wat geld en meende alles daarmee afgedaan te hebben.

De brief, die Euzeke hem na zijn anonieme geldopzending stuurde, viel niet in zijn handen. Elke dag bewaakte madame Verpoest op haar beurt de postbode, en in háár bezit kwam Euzekes wanhopig schrijven terecht. Zij repte er geen enkel woord van, maar hield nog scherper toezicht, en bij madame Carbonnelle ging zij aandringen, om de kennismaking met het nichtje en het verwachte gevolg daarvan - hun verloving - te bespoedigen.

Madame Carbonnelle liet zich niet langer bidden. Zij had enkel gewacht op de terugkomst van het nichtje, die een van haar oude, aan reumatiek lijdende ooms, op zijn jaarlijkse kuur naar Saint-Amand-les-Boues in Frankrijk vergezelde. En zodra zij bericht ontving, dat het meisje weer in haar verblijfplaats Charleroi was, zond zij dadelijk overal haar invitaties, gesteld op 20 december tot het bijwonen te haren huize van een groot gecostumeerd feest.

Onverwijld zetten de meisjes Verpoest zich aan 't werk. Er was geen tijd te verliezen, wilden zij tegen de gestelde datum met hun pakjes klaar zijn. Na heel lang aarzelen, na veel heen en weer praten, en wikken en wegen, had Marina eindelijk haar keus gevestigd op een Reine du Jour en Paulke op een Bergère Watteau. Het werd een ware verademing toen dit eindelijk vast bepaald stond. Madame Verpoest, die ook uitgenodigd was - om met haar aanstaande schoondochter kennis te maken, had madame Carbonnelle haar knipogend, met een veelbetekenende glimlach toegefluisterd - zou in gewoon avondtoilet op het feest komen; en Florimond, dat sprak vanzelf, diende een travesti te nemen, dat met zijn grote sportliefhebberij - het roeien - in verband stond. Daarom koos hij dan ook een uniform van Oostenrijkse admiraal. Nu bleef alleen Julien nog over, die ook uitgenodigd was, en na eerst humeurig te hebben verklaard, dat hij die ‘schtomme’ partij niet wilde bijwonen, tóch eindelijk, op herhaald en sterk aandringen van madame Verpoest, aanvaard had.

- En gij, Julien, hoe goade gij u nu toch eindelijk verklien, jonge? vroeg, voor de zoveelste maal, de moeder op haar

[pagina 1215]
[p. 1215]

zoetste toon, steeds bang dat hij nog op 't laatste ogenblik van zin veranderen mocht, terwijl zij er zo zéér bijzonder op gesteld was, dat hij wél het feest zou bijwonen, stil hopend dat het hem, wie weet? met het gelukkig voorbeeld van zijn broer voor ogen, misschien tot inkeer, en nog weer op 't goede pad van een geheel nieuw leven brengen zou.

- Ikke?... in kooldroager, lijk of ik u gezeid hè! antwoordde hij grof-spottend.

- Ha moar, enfin, zij nu toch ne kier serieus, ne woar? jammerde madame Verpoest wenkbrauwfronsend, maar zonder haar geduld te verliezen. - 'k Moete dat toch op tijd wete; 'k 'n kan nie alles op de loasten ugenblik goan doen.

- Hawèl, in kooldroager, zeg ik u! herhaalde Julien onmeedogend. - Wa hedde gij nu tegen de kooldroagers? W'hên ze ommers hule doage nudig.

- Ho! da es luelijk van ma azu verdriet aan te doene! riep Marina boos.

- 't Es 'n schande! zei Paulke met een pruilmondje.

Madame Verpoest stond het schreien nader dan 't lachen.

- Enfin, jongen, als er nu toch niets mee u te doen 'n es... zuchtte zij moedeloos.

- Al da beslag: 'n Reine du Jour, 'n Bergère Watteau, nen Uustenrijkschen amiroal! smaalde Julien, - 't es te chic veur mij. Er moe ne repoussoir zijn.

- Hawèl, verklied u dan te minsten in nen boer, ne Vloamschen boer, raadde Florimond kregelig aan.

Dit voorstel scheen Julien niet bepaald vijandig te stemmen. Hij grijnslachte even, grof en plomp, haalde zijn schouders op, keerde zich om en stak zijn pijp aan, minachtend antwoordend:

- Hawèl, joa, 't es meschien nog 'n ideeï. Nen boer mag ruke. 'k Zal mijn pijpe meebrijnge.

En hij trok er ruw van onder, als iedere avond, naar zijn lief toe.

- Gemiene kerel! bromde Florimond hem gramstorig na.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken