Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1253]
[p. 1253]

VIII

Het was zondagnamiddag, uur van het bezoek: van twee tot drie.

Een blijde verrassing wachtte de welgezinde: heel zacht werd de glazen gangdeur geopend, en op zijn sokken, omzichtig stappend, kwam een jonge, flinke werkman in beste klederdracht binnen: haar echtgenoot.

Welk een hartelijk, vrolijk, fluisterend weerzien!

Euzeke had zich achterover gelegd, met de oogleden toe uit bescheidenheid om geen stoornis van nieuwsgierigheid te brengen in de uitstorting van hun vreugd, geen luisterend oor te lenen aan de wederzijdse mededelingen.

Een zweem van wrang gevoel kwam tevens in haar op bij 't zien van hun geluk en vaste huwelijkstrouw.

- Van God en huul de wereld verloate, zuchtte zij, een inkeer in zichzelf doend, en een paar tranen liepen over haar wangen, herinneringswee over het veel verlorene...

Maar ook aan haar was nog een troost beschoren:

Jeannette werd binnengeleid.

Deze sloeg sprakeloos de handen samen van aandoening. Zij kon eerst geen woord over haar lippen krijgen.

Eindelijk vroeg ze:

- Hoe goat het, mijn oarm schoap?

- O zu goed, was het opgewekt antwoord; - zu goed, morge mag ik opstoan en mee acht doage ben ik hier wig.

Dat was een gunstig bericht voor Jeannette, die zich aan heel iets anders had verwacht: bleekheid, zwakheid, koorts wellicht, ontmoediging voorzeker, Jeannette die een hele voorraad woorden van troost en medelijden gereed had!

Zij stond als beteuterd. Voorzeker zou de blijdschap bij haar ontwaken, want zij hield van Euzeke als van een jongere zuster; maar het ging haar enigszins als het de pompiers moet

[pagina 1254]
[p. 1254]

gaan die, op hun vlugge wagens, met het nodig gereedschap toegerust, horentoetend, naar een brand rijdend, ter plaats gekomen, bevinden dat hij reeds geblust is.

Zij had een gevoel van nuchterheid, uit de roes van haar onrust gerukt, een besef van onverbeterlijke dwaasheid over te veel onnodig zielsbezwaar.

- Allo, te beter, te beter, zei ze.

En het verwonderde haar ook, het meisje zo lichthartig te vinden. Het scheen waarlijk of Euzeke geen duidelijk inzicht van de toestand meer had, zij die zo ontroostbaar had getreurd.

Was de liefde voor het kind zó machtig, dat ze haar alle leed en verongelijking vergeten deed?

- Och, Zjanitte, als ik were mag kome mee mijne kleine, 't zal wel goan, zei ze vol illusie. - Krijg ik gien wirk in d'huizen, hawél 'k zal veur de wijnkels wirke, en 'k zal ik u betoale, Zjanitte, g' hèt toch zuvele veur mij gedoan!

Zie, dat was een zoete drop in de levensdrank van de werkvrouw.

En in de loop van 't gesprek, vroeg Euzeke schuchter-aarzelend:

- En mijn tante, weet ze er iets van?

- Zwijg, zei Jeannette, - 'k ben Maria, heur ouwste dochter, tegegekome op de Vrijdagmort tusschen de kroame; ik miendege 't heur te zegge, moar ze kierdege heure rugge noar mij toe - moede doarveuren azu 'n kwezel zijn!

Och, Euzeke wist het wel: geen erbarming te wachten bij haar streng gekweekte nichten.

Reeds tienmaal had Jeannette het op de tong gehad om van Florimond te gewagen, om mede te delen, dat hij het wist, maar iets onverklaarbaars hield haar tegen, een bloheid, of vrees voor te veel ontsteltenis. Want zij had niets gunstigs mede te delen.

De dag nadat ze hem aangesproken had met het heuglijk bericht, kreeg ze door een kolendrager 's morgens vroeg, toen ze gereed stond om naar haar dagtaak te gaan, een bezoedelde omslag:

- Van madame, zei de man.

- Van madame! herhaalde Jeannette als een echo in verba-

[pagina 1255]
[p. 1255]

zing.

Zij draaide en keerde de brief eerst om. Toen sneed ze hem open met een schaar.

Er stak een blad in, kleiner geplooid dan de omslag en ook onrein.

Zij las:

 

Jeannette,

 

Hiermede laat ik uw wete alsdat u dienst word opgezegt, om rede wille dat ik een ander kuischterigge ga neme.

Uw dienares

Madame Verpoest.

 

Haar werk kwijt!

Smadelijk ontslagen!

Maar hoe, op welke wijze was haar meesteres 't gewaar geworden, dat zij de hand nog aan Euzeke hield? Gedurende het maandenlang verblijf van het meisje te harent, was niets ervan uitgelekt.

En nu zo ineens alles te weten!

Had madame Verpoest het gehoord, wat ze aan mijnheer Florimond mededeelde?

Had Marina afgeluisterd en verklikt?

Het bleef voor Jeannette een geheim.

Om arbeid was ze niet verlegen. Het miskwam haar dikwijls, in bestendige dwang, en zo ver van haar huis te moeten lopen... Maar zulk een affront!...

Waarom die priem der miskenning uit haar eigen hart getrokken om hem in 't hart van Euzeke te boren?... Vooral nu deze te berusten scheen in haar noodlot.

Jeannette wist niet, en de huisgenoten wisten evenmin, met welke bange verwachting Florimond elke avond de Gazette van Gent ontplooide, om de aangiften van de geboorten en overlijdens, bevend, daarin te doorlopen...

Onder de aangifte van geboorten, had hij daar de tweede dag in gevonden: twee onwettigen.

Maar het kind moest Jeannette zien. De aangewezen leerlinge berichtte haar, dat het ogenblik van heengaan gekomen was.

[pagina 1256]
[p. 1256]

In de ruime kinderkamer met de grote kachel en de blinkende koperen waterketels werd ze binnengeleid.

Zij keek rond naar de vele donkerblauwe wiegen van vlechtwerk, met de witte wiegekleden, de ene leeg, het merendeel bezet; en uit een dezer werd een stevige bussel genomen, de dekkende sarge van het hoofdje verwijderd, en een klein, rond, rood-rimpelig gezichtje kwam te voorschijn, met de oogjes dicht.

- Percies menier Florimond, percies hij, lijk twie dreupels woater! zei Jeannette.

Indien men haar een ander wichtje had getoond van de vele slapende, stil kreunende of luid schreiende, zij zou juist hetzelfde gemeend en gezeid hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken