Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

IV Een illusie

Ik weet een huisje staan, in Vlaanderen, waar ik zou willen leven...

Zo is althans mijn illusie, mijn héél stille, heimweeïge illusie... Het staat er, eenzaam aan de rand van een kronkelende zandweg, onder een trosje hoge, slanke populieren.

Het is een heel klein huisje, met een laag deurtje en twee kleingeruite vensterraampjes. Het dak is van stro, door de woekerende ranken en de bladeren van een wingerd, als met een zware groene deken half bedekt. De muurtjes zijn van geelachtige klei, een eigenaardig, vreemd-lichtgevend, als 't ware manekleurig geel, zoals ik nooit aan een ander huisje heb gezien. De luikjes zijn groen, en de plint, een meter hoog, boven de grond, is grijs.

Aan beide kanten van het deurtje, langs de plankiertjes en de muurtjes, groeien en bloeien ouderwetse bloemen. Altijd heb ik ze daar weten bloeien. Zonder die bloemen kan ik mij het huisje niet voorstellen. 't Zijn mosrozen, stokrozen, zonnebloemen en bruingele en bruinrode violieren. Als die bloemen daar ooit weg geraken zal het huisje voor mij niet meer bestaan.

Als de hoge, slanke populieren er ooit worden omgehakt zal het voor mij ook niet meer bestaan! Nu rijzen ze ten hemel op, vijf in getal om een heel klein, driehoekig grasveldje, vlak achter het huisje. De stammen hellen alle lichtkens naar één kant, als door een stille kracht die richting uitgeduwd. Maar dicht bij de onderste takken rechten ze zich, als in plotse veerkracht, weer op, en de hoge kruinen wuiven triomfantbeschermend over het klein huisje.

Dáár, ver van alles zou ik, in volle landelijke eenzaamheid, willen leven... Dat is mijn stille, mijn héél stille, gemoedelijke illusie. Waarom? ... ik weet het niet. Er is geen enkele re-

[pagina 110]
[p. 110]

den,... 't is een illusie...

Nooit ben ik er binnen geweest, en ik hoop er nooit binnen te treden. 't Zou mijn illusie kunnen doden. Ik weet niet wie er woont en verlang het niet te weten. Nooit heb ik er man, of vrouw, of kind in of omheen gezien, en telkens haast ik er mij spoedig weg, om er ook niemand te ontwaren. 't Is een illusie...

Ik heb genoeg aan wat ik zie en al het overige is toverglans van mijn verbeelding. Het overige is het mooie dat niet mag geschonden worden.

Eens is de verzoeking sterk, geweest. 't Was op een stille najaarschemeravond. Ik dacht aan 't huis niet, en plotseling stond ik er op mijn wandeling vóór, zonder dat ik het bemerkt had.

't Was 't uur waarop de lampjes aangestoken worden. De dingen hadden nog een vage kleur en in het westen glansde 't dof van tanend goud, achter een chaotische opstapeling van logge, grijze wolken. De lucht was kil en huiverig, een hoog aanhoudend windje blies klaaglijk in de triestig ritselende gele kruinen.

Het huisje,... daar stond het, in zijn ontroerende stille eenzaamheid, met zijn geelachtige muurtjes, die heimelijk schemerglansden, als onder nevelachtige maneschijn. 't Deurtje was dicht, maar de luikjes, nog open, lieten 't licht van daarbinnen door en 't was of 't ganse huisje naar mij keek en wenkte, door al de roodachtig-verlichte ruitjes van zijn kleine raampjes. ‘Kom binnen’ scheen het zacht te noden; de wind is buiten guur en hier is 't zo intiem en zo gezellig warm bij de haard.

Ik glimlachte bekoord en als vanzelf leidden mijn schreden mij erheen. Zou ik dan toch eindelijk onder de verzoeking bezwijken? Zou ik, onweerstaanbaar verleid, het broze waas van poëzie en van illusie schenden, dat al zo lange jaren in mijn stil ontroerde ziel aan het gedroomd geluk van 't huisje was verbonden...?

Als voor een profanatie bleef ik eensklaps schuchter staan; en 't was of iets in mij diep en droef weende, als voor een daad van rouw, die onherstelbaar blijven zou.

Ik stond, en staarde, en huiverde.

[pagina 111]
[p. 111]

Zou ik?... Zou ik niet?

Neen... toch niet... langzaam, langzaam, weemoedig-langzaam ben ik achteruit gedeinsd...

Droevig hebben de rode vuurraampjes mij nagekeken, droevig zijn de manegele muurtjes in de schemering verzwonden, droevig hebben de hoge, beschermende kruinen mij hun stille weeklacht nagesuisd.

Een illusie, een zachte, tere, heimweeïge illusie is 't gebleven...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken