Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

XXV De katten

Ik was nog een klein ventje van niet meer dan acht of tien jaar oud.

't Was op een donker-donkere novemberavond.

Vader was op reis. Moeder en ik zaten alleen in de stille huiskamer, waarvan de tuindeur open stond omdat het, ondanks 't late jaargetijde, buiten nog zo zacht was.

Wij lazen: moeder in haar sterrenboek, dat haar altijd zo boeide en ontroerde; ik in het pakkend Jules Verne-verhaal ‘Vingt mille lieues sous les mers’ getiteld.

Ik herinner mij dat mijn vader boos was op dit boek, en het onzin noemde, ‘De zee is niet zo diep, de ganse doorsnee van de wereld is zo diep niet,’ placht hij brommerig te zeggen. En ik had mooi te antwoorden dat hier niet de diepte, maar de afstand onder zee bedoeld werd, ik kon zijn praktische geest met de onwaarschijnlijkheid van het verhaal toch niet verzoenen.

Moeder begreep dat veel beter. Zij leefde 's avonds in het etherisch Heelal, zoals ik leefde in de mysterieuze afgronden van de zeeën. Wij raakten beiden zo zacht en gemakkelijk uit onze alledaagse, aardse sfeer, en 't hoogste voelde en begreep het diepste, zoals de hemel zich weerspiegelt in het water. Als moeder lang genoeg in haar sterrenboek gelezen had, ging ze dikwijls buiten naar de schitterende gesternten in de hemel kijken. Zij nam mij mee bij de hand en in het donkerblauw uitspansel wees ze mij de sterren en de constellaties: Orion, Sirius, de Beer, Altaïr, de Poolster, al de schone namen die zij als oude vertrouwden kende en die mij als wondersprookjes in 't geheugen bleven hangen.

Mijn hand in moeders zachte hand, en onze beide hoofden in de donkere nacht ten hemel naar de sterren opgeheven, zo voel ik haar het liefst en innigst... Zo liepen wij de nachtelijke

[pagina 193]
[p. 193]

tuin diep in, onder de zwarte bomen, en, o zo dikwijls slaakte moeder de verzuchting:

- O, kind, als we toch maar iets van de eindeloze geheimen daarboven konden doorgronden!

Opnieuw, als bijna elke avond, had moeder mij aan de hand naar buiten meegenomen. Maar 't was zó donker bewolkt dat men in 't geheel niets kon zien, en moeder vond het maar beter om spoedig weer binnen te gaan.

Daar bleven wij een poosje zitten, met open tuindeur op 't zacht-donkere van de nacht, ieder weer in zijn lectuur verdiept.

Eensklaps, als hypnotisch aangetrokken, rezen mijn ogen uit het boek, en in de tuin, door d' open deur, zag ik vier kleine, ronde, langzaam bewegende lichten, die mij schenen aan te staren.

- Moeder! riep ik, ontsteld opspringend: - moeder, kijk toch; sterren, vier groene sterren in het gras!

- Och, kind, glimlachte moeder ongelovig, door mijn opwinding verbaasd.

- 't Is zéker, moeder, 'k heb het gezien! herhaalde ik, naar de tuindeur lopend.

De schitterende groene lichtjes waren eensklaps uitgedoofd. Ik zag niets meer dan de stille zwartheid van de nacht. Teleurgesteld keek ik naar moeder om, die mij tot op de drempel van de huiskamer gevolgd was, en ik begreep er niets meer van, toen plotseling in de duisternis een wild geschreeuw opging, een scherp gegil als van gefolterde kinderen, dat mijzelf eensklaps sidderend van schrik, en luidkeels gillend, in haar armen vluchten deed.

- Ach, kind, 't is niets, 't zijn katten! lachte zij, mij aaiend-beschermend en troostend. - Kijk, kijk dáár zijn de sterren! riep zij, om mij gerust te stellen; en hoog in de hemel wees ze mij juichend, een ruime schoongeveegde plek waarin een ogenblik, gans helder, de prachtige gesternten zich vertoonden. Zij nam mijn hand, die nog steeds beefde, en leidde mij een eindje de tuin in; zij lei haar andere arm heel zachtjes om mijn hals en aaide mijn wangen, en weer noemde zij mij de schone namen: Sirius, Aldebaran, Cassiopea, de Poolster, totdat ik

[pagina 194]
[p. 194]

gans niet bang meer was en eindelijk zelfs moest lachen om het gekke zinsbedrog, dat mij kattenogen in het gras voor sterren van de hemel had doen zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken