Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

XXIV Twee oudjes

De groene luikjes dicht, het groene deurtje dicht, en, op de drempel twee strooien kruisen, ieder met een rode baksteen platgedrukt...

Twee kruisen... Zijn er dan twéé doden in het huisje? Ik staar om me heen, verlangend te weten.

De lange, rechte weg loopt eenzaam en verlaten door de groene velden. Geen mens, geen geluid in de buurt. Alleen de wind die gelijkmatig suist onder een logge, effengrijze hemel. Het is een kleurloze mei-ochtend. Niets lijkt fris noch mooi, 't is alles egaal grijs en groen, alsof er maar die beide doffe kleuren op de wereld meer bestonden.

Twee kruisen...! En ik weet toch dat er maar twee mensen wonen in dat huisje: twee oudjes...! Zó dikwijls heb ik ze gezien: het ventje als een verschrompeld kabouterfiguurtje: zijn gezicht, zijn kleren, zijn handen, alles eenkleurig geelgrijs, alsof hij met plunje en al uit klei was gekneed; en het vrouwtje nog schraler en kleiner dan 't ventje, met opgeschorte rokken en een hoofd dat altijd schuddebolde, als in voortdurende beprutteling van alles wat er om haar heen gebeurde. Nog niet zo lang geleden heb ik ze allebei gezien. Wat mag er wel met hen gebeurd zijn?

Zacht gaat het groene deurtje eensklaps open. Donker gaapt het daarbinnen, en uit dat donkere treedt een man naar voren, die zich bukt, de stenen en de strooien kruisen wegneemt en ze stilletjes in huis draagt. Dan weer een ogenblikje lege, duistere stilte.

En plotseling, duidelijk hoorbaar, een kort gesnik achter het open deurtje. Een vrouw staat daar, half verborgen in de schemering, een vrouw in lange, zwarte kapmantel, die schreit. Een schurend voetengestommel, als van een menigte die op elkaar dringt, begeleidt, in de doffe ondertoon, haar

[pagina 188]
[p. 188]

snikken, en meteen komt, gedragen door vier mannen, een berrie naar buiten, waarop een doodkist ligt.

Wat een klein kistje! Bijna een kinderkistje. En 't is zo eigenaardig: net of dat kistje werkelijk te klein was, volgt er terstond een tweede, ook zo klein, alsof een spotgeest op de vreemde inval was gekomen in tweeën te verdelen, wat bij elkaar hoorde te blijven.

Een kleine stoet volgt: een viertal mannen en de zwart gekapmantelde vrouw, die, met gebogen hoofd, in haar handen schreit.

Nu móét ik het toch weten. Ik nader tot een van de mannen en vraag fluisterend:

- Zijn z' alle twieë dued?

- Joa ze, meniere. Da es curieus e-woar? antwoordt hij, leuk naar mij opkijkend.

- 't Veintsjen en 't wijveken, alle twie op dezelfden dag? dring ik, haast ongelovig, aan.

- Joa, meniere; 't veintsjen 's nuchtijnks en 't wijveken 't 's oavens. Alle twieë op denzelfden dag van ouderdom gestorven. Da es curieus, e-woar? Z' hên tegoare tsjestigjoar geleefd en ze worden tegoare begroaven.

Langzaam is de kleine stoet in beweiging geraakt. Acht mannen dragen de twee kistjes; vier mannen en de vrouw volgen. Ik volg ook. Het ontroert mij. Ik loop naast de man die mij de inlichtingen heeft gegeven.

- En wie es da vreiwemeins! vraag ik hem, na een poosje.

- De dochter, d' ienige dochter, 'n weeuwe, die in 't Broabantsche weunt.

Stilletjes vordert de stoet. Het is een klein, zwart troepje, als verloren in de groene en grijze eentonigheid van de vlakke velden. 't Lijkt iets van geen belang, iets onverschilligs in de kleurloze onverschilligheid van de natuur.

Maar de kistjes, de korte, smalle doodkistjes bekommeren mij als een obsessie en een kwellende nieuwsgierigheid dringt zich aan mij op, die ik nogmaals in de vorm van een vraag tegen de man moet uiten:

- In 't welke van de twie kistjes ligt 't veintsjen?

Verbaasd kijkt hij mij aan. Ja, dat weet hij zelf niet eri gaat het stil vragen aan een van de dragers. Ook díe man kijkt verwon-

[pagina 189]
[p. 189]

derd op en schudt het hoofd. Een derde weet het evenmin en zo komt de vraag tot bij de eerste kist, waarop een van de dragers beshst höofdknikkend met de vinger wijst:

Het ventje ligt in 't eerste kistje...

Daar komen zij aan 't heel klein dorpje, met zijn grijs torentje. Het klokje bimbamt en de wind draagt ver het zwak geluid over de velden weg. Slechts luttele mensen staan bij de ingang, onverschillig wachtend. Enkelen nemen hun pet af. Anderen kijken met verwondering naar de twee kleine kistjes en glimlachen even. Ik blijf steeds volgen.

Onder het kerkportaal staat meneer de pastoor, in wit koorhemd, met koster en koorknaap te wachten. Zodra hij de dragers op 't kerkhof ziet komen, keert hij zich achter kruis en vaandel om en verdwijnt, plechtig zingend, in de schemerige kerk, door de kleine stoet gevolgd.

Het orgel dreunt, de catafalk staat open, de beide kistjes worden er naast elkaar ingeschoven en door het zwart rouwkleed met zilveren franjes omhangen. Kleine waskaarsjes branden er omheen en op 't hoogaltaar; en in ijl-lichtblauwe krinkels stijgt de geurende wierook naar de gewelven. Heel kort is de lijkdienst. Even de offerande: een tiental mensen met kaarsen om de lijkbaar, en nadat meneer de pastoor het ‘Tremens factus sum ego’ heeft gezongen, mogen de dragers weer de kistjes opnemen.

Weten zij nu nog precies hetwelk dat van het ventje is, en 't welk dat van het vrouwtje?... Neen; ze zijn duidelijk in de war, de acht mannen aarzelen, lopen twijfelend van 't ene naar het ander, tillen ze eindelijk, op goed geluk af, maar op. Meneer de pastoor staat reeds weer bij de ingang te wachten en kijkt zelfs even ongeduldig om, als had hij hoegenaamd geen tijd te verliezen, en de dochter, in haar smart verdiept, heeft helemaal niets gemerkt.

Ik blijf steeds volgen... Ik weet niet welke droefheid grijpt mij eensklaps aan, omdat de dragers zich wellichtin de kistjes vergist hebben. Nu kan geen mens meer met zekerheid zeggen waar het ventje of het vrouwtje zal liggen. 't Heeft niets te betekenen, en toch, het kwelt en ergert mij, als een onrechtvaardigheid en een onverdiende smaad.

Daar zijn de dragers buiten. Zij volgen pastoor, koorknaap en

[pagina 190]
[p. 190]

koster, met kruis en vendel dwars over het mals-groene kerkhofgras, naar de plaats waar een kuil gegraven is. De eerste kist wordt van de berrie af getild en op twee dikke, stevige touwen neergezet: De pastoor zingt de laatste dodenzangen en kwispelt wijwater over de kist en de geknielde mensen. Ik wil zien en treed naar voren.

Wat een reuzengraf voor zulk een klein mensje! Waarom zo breed? waarom... Zacht dringen de grafmaker en zijn helper mij opzij en laten 't kistje in de groeve neer. Reeds is meneer de pastoor met het tweede bezig. Hij zingt en sproeit met wijwater, de mensen knielen, de dochter bidt en snikt; en 't ogenblik daarna daalt het ook neer... in 't zelfde graf... naast 't andere.

Het is onnozel... maar 'k voel de tranen in mijn ogen komen. Niets weet ik van die mensjes af, of ze van elkaar hielden, of ze 't land aan elkaar hadden, of ze, in onverschillige sleur, naast en met elkander leefden; het zijn totaal onbekenden voor mij;... maar, ze daar zo bijeen in het graf te zien liggen, verhanseld in hun kistjes, als niet van elkaar te onderscheiden tweelingen, zij die meer dan zestig jaren saam hebben geleefd... het is op zichzelf een stille tragedie, die onweerstaanbaar ontroert. Zelfs de grafmaker, die ik wel ken, en die een grappenmaker is, blijft er niet onverschillig onder; en even aarzelend, met zijn spade in de hand, stelt hij stil, aan de dragers, dezelfde onoplosbare vraag, die mij ook weer kwelt: - Weet-e gulder nou wie dat doar Leo es, en wie da Sieska es? Wel neen, zij weten het niet meer, maar wat komt het er nu ook op aan? - Kijk, we 'n zillen gien zjaloerschoards moaken, glimlacht de grafmaker: - Dá es veur ou, Leo, en dá es veur ou, Sieska, en meteen ploft hij een schopvol dof bonzende aarde, op ieder van de twee kistjes neer.

Het is gedaan. Langzaam trekken de mannen af, met de dochter, die haar laatste tranen wegveegt. Zij slenteren, pijprokend reeds, naar de naastgelegen herberg toe, en de dochter, eenzaam en doelloos in haar droefheid, loopt maar mee.

Meneer de pastoor komt reeds verkleed uit de kerk en verdwijnt haastig, door een poortje, in de pastorij. De koster sluit het log portaal en spoedt zich weer naar zijn dagelijkse

[pagina 191]
[p. 191]

taak. De koorknaap, van zijn rood staatsiegewaad ontdaan, staat daar even, als wist hij niet waarheen, met de handen in zijn zakken. De grafmaker en zijn helper vullen onverpoosd, met zware schopvollen, de dichtgroeiende kuil.

Straks denkt geen sterveling meer aan de twee oudjes, die meer dan zestig jaar saam hebben geleefd, en nu, in 't zelfde kuiltje, naast elkaar de slaap der eeuwigheid beginnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken