Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 604]
[p. 604]

Pieppo

Pieppo woonde daar ergens in Vlaanderen, aan de mooie oevers van de zachte Leie, in de landelijke herberg die dicht bij het water stond, waar 's zomers zoveel mensen uit de stad heen kwamen wandelen en spelevaren.

Pieppo was de hond uit die herberg.

Een klein, zwart keffertje, een ongelooflijk nijdig ding, met zijdeachtig-glanzend haar en twee stralende ogen, bruin als rijpe hazelnootjes.

Pieppo leefde daar als de baas en heerser van de ganse omgeving. Hij raasde en blafte al de honden weg die hem niet bevielen en bij de klanten kwam hij schooien, roerloos-star in de gezichten kijkend met zijn helderbruine, glinsterende ogen, tot hij het verlangde kreeg. Hij kende enkele kunstjes: opzitten, pootjesgeven en ‘goapen lijk de boeren’, maar hij voerde die volstrekt niet uit voor iedereen of bij ieder verzoek; het moest hem wel behagen eer hij 't deed, of hij moest honger hebben, of buitengewoon sterk naar iets hunkeren. Pieppo was de verwezenlijkte zelfzucht, de integrale en brutale zelfzucht, die nurks 't geschooide aanneemt en je daarna tegengrijnst als je voor je grft een vriendelijkheid in ruil verlangt.

Zo had Pieppo dus wel zijn gebreken, maar hij had ook zijn gaven, en voorwaar geen geringe, voor het huis en de mensen aan wie hij behoorde. Pieppo was een waker, zoals er geen meer bestaan. Zodra het donker werd, kon geen mens in de buurt van de landelijke herberg komen, of Pieppo knorde en raasde en blafte, tot zijn meesters buitenkwamen en zagen wat er gaande was. Lag hij in huis, dan bewaakte hij hammen en broodjes; en werd er van de overkant van de rivier geroepen om overgezet te worden zonder dat de mensen in de herberg het hoorden, dan vloog hij naar buiten en blafte naar

[pagina 605]
[p. 605]

't water, en kwam weer in huis en blafte naar zijn meesters, en ging met hen mee in de pont en keerde met hen weer terug en loodste om zo te zeggen de bezoekers en klanten in de herberg binnen. Het was een zeldzaam slim hondje, die Pieppo, en zijn meesters zeiden dikwijls, dat hij hun een knecht of een meid uitspaarde.

 

Toen gebeurde het, dat de mensen, die daar al jaren in die herberg woonden en er welgesteld en bijna rijk geworden waren, genoeg van de beslommeringen kregen en hun zaak aan anderen wensten over te laten. Gewichtige beraadslagingen hadden plaats, liefhebbers kwamen kijken, er werd geconfereerd, gefluisterd en gedebatteerd en eindelijk was 't in orde: de mensen die daar vele jaren gewoond hadden zouden in de buurt van hun inkomen gaan leven en andere mensen zouden in hun plaats komen. Dagen lang reden wagens met verhuisgoed heen en weer en toen alles klaar was floot men Pieppo, die van de ganse verhuizing niets scheen gemerkt te hebben en juist zeer druk bezig was met blaffen naar de overkant van 't water, waar wandelaars stonden, die met de pont wensten overgezet te worden.

Pieppo liep gehoorzaam met de verhuizende familie mee, maar nog (diezelfde avond stond hij dringend vóór de deur van de landelijke herberg aan 't water te blaffen. De nieuwe bewoners, die hem al goed kenden, deden open, haalden hem aan, gaven hem ‘beetjes’ en een van de meisjes tilde hem in haar armen op en bracht hem zo bij zijn meesters terug.

De volgende ochtend, vóór dag en dauw, stond Pieppo alweer vóór de deur van de herberg te blaffen.

- Moar Pieppo toch! lachten de nieuwe bewoners. En nog eens, na hem wat gevoederd te hebben, brachten zij hem terug bij zijn meesters.

Het meisje, dat hem bracht, was nog in de herberg niet terug, toen Pieppo. daar alweer te blaffen stond.

- We 'n zillen hem gien eten mier geven, hij zal uit zijn eigen noar zijn miesters terugluepen, besloot de nieuwe baas. En Pieppo werd nog wel gestreeld, maar kreeg geen ‘beetjes’ meer...

Maar dat scheen Pieppo niet in 't minst te kunnen schelen.

[pagina 606]
[p. 606]

Net als vroeger speelde hij de baas rondom de herberg, joeg er weg wie hem; niet beviel, bewaakte er de hammen, en de broodjes, haalde met de pont de wandelaars van de overzijde; en als hij trek had ging hij maar ongegeneerd bij de tafeltjes schooien, de eters aankijkend met zijn brutaal-hunkerende, helderbruine ogen, tot zij hem iets gaven. Wie baas was in de herberg liet Pieppo onverschillig: de herberg zelf met haar omgeving beschouwde hij als zijn domein en daar wilde hij zich niet meer van verwijderen. Na nog enkele vruchteloze pogingen gaven én oude én nieuwe bewoners het op en werd Pieppo onbelemmerd aan zijn eigen vrije fantasie overgelaten: hij was en bleef de hond van de landelijke herberg aan het water.

 

Aldus verliepen maanden. Toen gebeurde het, dat nog een kleinigheid tussen de oude en nieuwe bewoners moest verrekend worden. Iets van niemendal, een paar lege tonnen, die de oude bezitter verklaarde zijn eigendom te zijn.

- Neen, beweerde de nieuwe bezitter, - die tonnen heb ik met de rest overgenomen.

- Volstrekt niet, repliceerde de oude bezitter, - die waren in de overname niet begrepen.

En die twee mensen, die elkaar goed verstaan hadden in onderhandelingen, waar heel wat geld mee gemoeid was, kregen nu eensklaps ruzie, hevige ruzie, voor een futiliteit van twee of drie lege tonnen.

Er was niets aan te doen, zij konden of wilden geen vreedzame oplossing vinden; er werd gekeven en bijna gevochten en het liep uit op een proces, dat maanden lang aansleepte en eindelijk ten nadele van de nieuwe bezitter uitgevonnist werd. De nieuwe bezitter kwam woedend en razend thuis, 's avonds van dat vonnis. Hij verklaarde een levenslange oorlog aan zijn voorzaat en aan alles wat met hem in verband stond; hij verbood zijn vrouw en kinderen nog ooit met zijn vijanden een woord of groet te wisselen; en Pieppo monsterend, die rustig bij de kachel lag te slapen, greep hij hem plotseling bij de nek en gooide hem buiten, rauw-schreeuwend:

- En gij uek moet hier wig, noar ou sloebers-famielde!

En woest klapte hij de deur achter Pieppo dicht.

[pagina 607]
[p. 607]

Die nacht stond Pieppo onbedaarlijk vóór de herbergdeur te janken en te blaffen. Een paar keer trok de verwoede baas zijn raam open en vloekte en gooide met water, maar telkens, na een poos, kwam Pieppo terug.

's Ochtends, toen de deuren opengingen, stond hij daar weer, om de hoek van het huis, zó vreemd en droevig kijkend, gans rillend op slijknatte pootjes, alsof hij duidelijk zeggen wou: ‘Wat is er toch gebeurd? Wat heb ik toch misdaan? Ik begrijp er niets van!’ Maar de onverzoenlijke baas nam een grote steen en gooide hem vloekend naar Pieppo, en Pieppo vluchtte weg en liet zich van gans de dag niet meer zien. Doch 's avonds was hij daar weer... 's Avonds, tegen zonsondergang, kwam Pieppo schuchter, met blinkende oogjes en gespitste oren om de hoek van het huis kijken, als om te vragen of 't nu eindelijk voorbij was en hij weer terug mocht komen. Een meneer, die vóór de deur aan een tafeltje zat, merkte hem op en klopte op zijn knie om hem bij zich te roepen. Pieppo kwispelstaartte wel even en streek zijn oortjes, maar kwam toch niet; 't was iemand anders die hem uit moest nodigen vóór hij nog komen zou.

Daar kwam die andere: de baas! Pieppo trilde en neuspiepte van verlangen.

- Zij-je hoast wig, luelijke sloeber! gilde de baas, naar hem toespringend. En Pieppo verdween.

 

Die nacht huilde en jankte Pieppootje allererbarmelijkst. Het was soms als een mens die huilde. Nu eens liep hij vóór het huis, dan weer over het achterpleintje, dan even langs het water, aldoor maar jankend, huilend, jammerend, alsof hij folterende pijnen leed. Geen mens kon slapen in de herberg en wegjagen hielp niets meer; telkens en telkens kwam hij weer terug, de ganse buurt onder zijn akelig geluid opschuddend. - Da moe hier eindigen! riep de vertoornde baas en greep naar zijn geweer.

Het was een stille nacht van donkere schaduwschimmen en bleek maanlicht. De bomen stonden zwart, het water glinsterde in ijle schemerdampen, en een gevelmuurtje, aan de oever van de rivier, was als met tintelend zilver overgoten. Tegen dat muurtje stond Pieppo, zwart als inkt, met opgehe-

[pagina 608]
[p. 608]

ven kop en open bek, aanhoudend klaaglijk te janken.

- Wilde zwijgen, sloeber! raasde de baas.

Voor alle antwoord hief Pieppo een nog akeliger klagen aan. Sidderend trok de baas de haan van zijn geweer over.

- As ge nie 'n zwijgt...!

Pieppootje zweeg nog niet dadelijk. Hij zweeg eerst toen het schot knalde en hij tegen 't muurtje achterover tuimelde.

Toen zweeg Pieppootje...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken