Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 673]
[p. 673]

De brief

Toen de oorlog uitbrak werd André ingedeeld bij een sectie mitrailleurs met honden. Ik heb hem zien vertrekken en het afscheid van zijn vrouw en kinderen bijgewoond.

André was een flinke, jonge werkman. Hij maakte niet veel misbaar en had het land aan nutteloos gejammer en geschrei. Zijn gezicht was bleek en stond ernstig, met ietwat pijnlijksaamgefronste wenkbrauwen; maar hij sprak zijn jong vrouwtje moed en hoop in en herhaalde voortdurend, in het geraas en gejoel van de andere soldaten, die met hem op de trein stonden te wachten, dat hij wel terug zou komen, en dat zij weer gelukkig zouden zijn.

Zijn vrouwtje schreide. Zij schreide aanhoudend en kon niets anders dan schreien. Zij hield haar oudste kind, - een meisje, - bij de hand; zij droeg haar jongste, - een knaapje, - dat nog niet alleen kon lopen, op de arm; en... dat er ook een derde werd verwacht, kon men wel merken.

De trein vertrok, onder wild gejoel en gejuich en gezang, met gezwaai en gewuif van zakdoeken; en in het dorp werd het heel stil, stil van dagenlange spanning en benauwend wachten.

Er kwamen brieven. Het vrouwtje ontving brieven van haar man, die het goed maakte. Vol heropgewekte hoop kwam ze mij die tonen en ik wees haar op de kaart, waar hij zich ongeveer bevond. Dat duurde zo enkele dagen. Toen hield het eensklaps op. Zij hoorde niets meer.

Onmiddellijk kwam weer de droefheid en de wanhoop. Zij schreef en kreeg geen antwoord. Zij trok naar het hoofdkwartier in de stad en vernam daar, dat zijn afdeling in een van de grote slagen zwaar gehavend was geweest en dat er veel voor hem te vrezen was, hoewel niemand hem had zien vallen. Hij stond als ‘vermist’ op de verlieslijst geboekt.

[pagina 674]
[p. 674]

Dagen en weken verliepen. Af en toe kwam het vrouwtje bij ons, om te horen of we soms niet enig nieuws van of over André vernomen hadden. Wij trachtten haar nog steeds hoop in te boezemen en op te beuren, ofschoon wij zelf geen de minste hoop meer hadden en zij droeg haar droevig lot met een moed en een kracht, die wij telkens weer moesten bewonderen. Men zag wel aan haar zwakke ogen en haar rood-gevlamde konen, dat ze veel geschreid had en aldoor nog schreide, maar in onze tegenwoordigheid hield ze zich sterk en goed en deed of ze geloof hechtte aan de futiele hoop, waarmee wij haar, zonder enige overtuiging helaas, poogden te troosten. Zij knikte zacht en droevig met het hoofd op alles wat wij zeiden, maar men voelde de zwijgende afgronden van sombere leegheid in haar uitgemarteld hart.

 

Toen kreeg ik op een ochtend, langs verre en gecompliceerde wegen, een brief!

Een brief die op mij de indruk maakte, alsof hij was geschreven door iemand vanuit zijn graf. Ik moest hem lezen en herlezen; ik moest tot driemaal toe de naam spellen en letter na letter ontleden, vóór het vast tot mijn begrip doordrong, dat hij van hém was, van hem die leefde, terwijl allen hem dood waanden; van hem die, na de wonderlijkste avonturen aan de dood ontsnapt, krijgsgevangen was genomen en nu in Duitsland werkte bij een boer, waar hij het naar omstandigheden zo goed mogelijk had en zich in de beste gezondheid verheugde. Mij werd opgedragen die gelukkige tijding aan zijn vrouwtje mee te delen.

 

Ik liet haar bij mij komen. Is er groter, dankbaarder vreugde denkbaar dan iemand die alle hoop verloren heeft opnieuw 't geluk te mogen brengen? Het was alsof mij eensklaps werd de macht verleend een dode weer in het leven te roepen.

Zij zat daar, stil en neerslachtig op een stoel, heel zwak en bleek nog na de geboorte van haar derde kind, dat in die tussentijd ter wereld was gekomen en ik kwam binnen, met een glimlach op de lippen en de ontvouwde brief in de hand. Zij keek eensklaps scherp op, en schrikte haast, en riep, met lippen die beefden:

[pagina 675]
[p. 675]

- Es er nieuws, meniere?

- Ja, zeker. En goed nieuws!

- Leeft hij nog! gilde zij, overeind wippend.

- En gezond! knikte ik.

- O, meniere! O, meniere! O, meniere! herhaalde zij driemaal na elkaar en werd zó bleek, dat ik naar haar toeliep om haar vast te houden.

Zachtkens drong ik haar weer op de stoel en toen zij wat bekomen was, las ik haar langzaam, met kalme stem, de brief voor.

Zij zat daar, absoluut roerloos, als van steen, met starre ogen en halfopen mond, ieder woord opvangend. Die roerloze starheid had bijna iets angstwekkends. Nooit heb ik zulke ogen gezien: ogen, waarin het geluk straalde met een soort van terreur, dat het misschien toch nog niet waar zou zijn. Het duurde minuten en minuten voor het werkelijk tot haar doordrong. Zij moest de brief in handen hebben en zelf hem met bevende vingers bevoelen; en hem lezen en herlezen, zoals ik ook gedaan had; en toen gaf zij hem mij eindelijk terug en zei met een doffe, matte stem die trilde:

- O, meniere, dat es toch goed! Och, God, dat es toch goed! Och God, och God! wat es dat toch goed!

Zij greep mijn beide handen en drukte die met knellende dankbaarheid, alsof zij het aan mij te danken had dat haar geliefde man nog leefde; en toen smolt zij zacht, en lang, en overvloedig weg in tranen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken