Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 712]
[p. 712]

‘Nonkelken’

Gisteren heb ik met veel spijt vernomen dat ‘Nonkelken’ verleden week gestorven is...

'n Type, dat ‘Nonkelken’!

Hij was groot, dik en zwaar, met bolle, uitpuilende ogen en leefde om te eten en te drinken. Dat was voor hem het doel van het leven; al het andere bestond niet. En toch was hij laag noch gemeen. Er was goedheid en wijsheid in hem en een soort nuchter, gezond verstand, dat ons altijd innig geboeid heeft.

Het was een zonderling geval: niemand ter wereld had dieper minachting voor kunstenaars en kunst, dan ‘Nonkelken’ en toch voelde hij zich tot ons aangetrokken; en wij, van onze kant, die hem hadden moeten verafschuwen, hielden bepaald van hem en waren telkens blij, wanneer hij ons kwam verrassen.

Dat was om zijn grote oprechtheid, om zijn totaal gemis aan elk soort aanstellerij of snobisme. Hij had het diepste medelijden met ons, omdat wij ons leven verprutsten, de een met schilderijen te maken, de ander met romans te schrijven, een derde met lawaai te maken. Met lawaai-maken bedoelde ‘Nonkelken’ muziek componeren.

Ik herinner mij, dat mijn vriend de schilder hem eens bracht in zijn atelier voor een van zijn allermooiste, pas voltooide schilderijen. ‘Nonkelken’ keek naar het produkt, schudde zijn hoofd, vroeg eindelijk aan de schilder:

- Hoevele kost da nou eigenlijk?

- Vijf duzen fran! zei de schilder.

‘Nonkelken’ wipte letterlijk van ontsteltenis op.

- Joa moar; hoevele dat 't ou kost van lijwoad en virwe? meende ‘Nonkelken’

De schilder zei het hem.

[pagina 713]
[p. 713]

- En ge vroagt doar vijf duzen fran veuren, gilde ‘Nonkelken.’

De schilder knikte lachend ja.

- En doar zal ne zot gevonden worden op de weireld, die dat doarveuren betoalt! schreeuwde ‘Nonkelken.’

De schilder deelde hem mede, dat die zot alvast gevonden was, aangezien het schilderij reeds voor die prijs verkocht was.

‘Nonkelken’ keerde zich om en sloeg zijn dikke armen ten hemel, alsof hij ging vluchten.

- Die zal toch wel te Brugge in 't zothuis eindigen! meende ‘Nonkelken.’

 

Om mij had hij doorgaans de grootste pret. Ik was nogal enige jaren jonger dan de schilder en hij durfde aan mij heel wat meer zeggen dan aan hem.

- Schrijfde nog altijd boeken? klonk het spottend, zodra hij mij zag.

- Nog altijd, Nonkelken!

- En nog altijd van die dijngen, die nie gebeurd 'n zijn; azue van die zottigheden, die g'uit oue kop hoalt?

- Nog altijd, Nonkelken!

- En wa zegt ou pepá doarvan?

- Haaa... hij 'n es doar giene gruete liefhebber van, Nonkelken.

- Da 'k ik ouë papá woare, zei toen Nonkelken, - 'k sloeg ou simpellijk de kop af. Ge zoedt precies hên, da ge verdient.

 

Eens hebben wij ‘Nonkelken’ te dineren gevraagd. We wilden hem graag zien eten en drinken; we stelden ons daar wonderen van voor. Het viel ons erg mee, of, beter gezegd, erg tegen. Hij at en dronk volstrekt niet schrokkig en overdadig; hij at en hij dronk goed, meer niet. Telkens als we wat te veel op zijn bord wilden leggen, of zijn glazen al te mild volschenken, hield hij ons bescheiden tegen met gebaar en woord:

- Nie,... merci... niet te vele... niet te vele.

Aan tafel zat met ons een neef van de componist, een vrijgezel, niet meer zo jong, maar heel rijk en zeer gierig: een kerel,

[pagina 714]
[p. 714]

die van zijn fortuin en van het leven niet durfde profiteren. Nonkelken hoorde ons ietwat plagerig daarover praten en vroeg op de man af aan de neef:

- Es 't woar dat-e gij zue rijke zijt?

- 't Schikt nogal, antwoordde de neef zelfvoldaan.

- En da ge nie getreiwd 'n zijt? voer Nonkelken voort.

- Nie; nie getreiwd.

- En da ge mee gienen automobiel 'n rijdt?

- Nie, zulle, Nonkelken!

- En da g'uek gien lief 'n hèt?

- Joa moar, Nonkelken...

- En da ge nie alle doagen champagne en bourgogne 'n drijnkt? En da ge gien sigaren 'n ruekt van vijf fran 't stik? Wij schaterden om het ontdaan gezicht van de neef die, eerst geheel verbouwereerd, van lieverlede boos begon te worden. Maar Nonkelken, onverbiddelijk en ongestoord:

- Goa ziere noar huis, mijne vriend, zue ziere of da ge luepen keunt. Hoalt ou portefoelde uit ouën coffre-fort; goat er mee bij den iesten automobiel-marchand den besten; kuept er ou de schuensten automobiel die d'er vindt stoan; rijdt er mee om 't schuenste meiske da ge tegenkomt: goat er mee noar de restaurant en eet er oesters en ‘foie-gras’ mee en drijnkt champagne tot da ge mallekoar nie mier 'n ziet zitten. Moar hoast ou... hoast ou... ge zijt al 'n end in de vijftig; ge'n hèt giene menuut mier te verliezen.

 

Nonkelken was op zijn manier een filosoof; een soort van stoïcijn. Hij geloofde maar aan heel weinig dingen; hij moest de dingen zien en voelen vóór hij eraan geloofde. Hij woonde even buiten 't dorp, langs de landweg, in een aardig huisje, dat uitzicht had op 't wijde veld, met als achtergrond de mooie, oude kerk en 't imposant kasteel.

Eens zag ik hem daar staan voor zijn hek, heel alleen, met de handen gevouwen op zijn dik buikje, als in mijmering. Hij stond roerloos en keek in 't verschiet naar de kerk en 't kasteel. Hij bleef daar een wijle in bespiegeling verdiept. Toen zag ik hem langzaam het hoofd schudden en zijn hek weer binnengaan.

- Nonkelken! riep ik hem na.

[pagina 715]
[p. 715]

Hij had mij niet zien komen, keek verrast op, glimlachte.

- Nonkelken, waarop stondt-e doar te studeren, dan? vroeg ik.

- 'k Stonde te peizen, zei ‘Nonkelken’, - dat ze zij nie mier van den boel 'n weten of we wij.

- Wie dátte, Nonkelken?

- Doar, de groave van 't kastiel en de páster in zijn kirke.

- Van welk nen boel miende, Nonkelken?

- Ha... van den boel... van 't leven en al dat er aan vaste zit. - Zoe-je doar nie ne kier nen boek over schrijven, Nonkelken?

- Wilde zwijgen, joa g'? Moe 'k ou de kop afsloan?

Nu is ‘Nonkelken’ dood; en het spijt ons allen, dat hij dood is, en ik weet met zekerheid, dat wij allen op zijn begrafenis zouden geweest zijn, als we 't bijtijds geweten hadden.

Sinds jaren zagen wij ‘Nonkelken’ eigenlijk niet meer. Hij was heel oud en suf geworden. Wij hadden er niet veel meer aan om naar hem toe te gaan. Wij maakten wel dikwijls plannen om hem nog eens op te zoeken, maar 't kwam er toch nooit meer van.

Nu dat het er niet meer kán van komen, zal het ons toch altijd blijven spijten, dat we 't niet gedaan hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken