Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zwarte kost (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zwarte kost
Afbeelding van De zwarte kostToon afbeelding van titelpagina van De zwarte kost

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zwarte kost

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

IV

Sinds die dag was het, dat men van lieverlede bij Massijn een totale verandering van gemoedsstemming, een echte morele omwenteling kon waarnemen.

Na ongeveer een week mokken, gedurende welke de ontzettende gebeurtenis van het prinslijk bezoek langzamerhand in het dorp vergeten raakte, was hij naar Het huis van Commercie teruggekeerd en had hij zich met Eulalie verzoend, omdat die stille, sinds jaren aanslepende liefde toch als iets onontbeerlijks in zijn leven was geworden: maar, behalve dat, o ja, enorm was de verandering.

Men zag hem niet meer, zoals vroeger, de schaarse vreemdelingen, die te Akspoele kwamen, opzoeken en er glorieus mee van herberg tot herberg rondlopen; hij scheen zich eensklaps om niemand meer te bekreunen, noch geen het minste belang meer te stellen in wat er op 't dorp mocht omgaan. Men ontmoette hem enkel nog langs de straat op de uren, dat hij naar het kantoor van meester Potvlieghe ging of ervan terugkeerde en vaak gebeurde 't nu dat hij zelfs 's zondags op Akspoele niet bleef, maar met de eerste trein langs Bavel naar de stad reed, en slechts laat in de avond terugkwam, doorgaans met een lijvig vierkant pak onder de arm.

Wat is er met Massijn! wat haalt hij zich nu in 't hoofd? vroegen de dorpelingen zich met verwondering af. En toen de een of ander hem soms vroeg wat hij nu toch deed in de uren, die hij eertijds in 't gezelschap van zijn medeburgers placht door te brengen:

- Lee...e...ezen, antwoordde hij met een ernstig, afgetrokken gezicht.

Het was de waarheid. Schier al zijn vrije uren besteedde hij aan lectuur, en wel uitsluitend aan één soort lectuur: Afrikaanse reisverhalen.

[pagina 417]
[p. 417]

Hij ging de boeken halen ter stad in een leeskabinet, en uren en uren elke avond, en 's zondags bijna heel de dag, zat hij met de ellebogen op de tafel en het hoofd tussen de handen, als een gehypnotiseerde in zijn lezing verdiept.

Landkaarten lagen vóór hem ontvouwen, waarop hij in verbeelding, door mysterieuze streken de gevaarlijke tochten meemaakte; illustraties van tropische landschappen, van wilde volkstypen, van wondere ontmoetingen en gevechten, aan de authenticiteit waarvan hij geen ogenblik twijfelde, deden rillingen van vervoering en verlangen door zijn ganse lichaam stromen. Zijn starre ogen schitterden, hij zuchtte van inspanning, zijn rusteloze vingers zetten in verwarring zijn haren op, of zij, door het akelige van 't verhaal, vanzelf te berge rezen. En vaak werd hij zó hevig door de indruk van 't gelezene overweldigd, dat het hem een onweerstaanbare behoefte werd er ook aan zijn moeder en zijn zuster iets van mee te delen.

- Da...at is toch schrikkelijk! die...ie Sta...anley moet toch iets uitgestaan hebben! riep hij soms plotseling, in de stilte van het keukentje, waar moeder en Fietje met hun breiwerk zaten, zijn lezing onderbrekend. En toen de twee vrouwen, weinig geïnteresseerd, of, uit instinctieve weerzin, zijn gezegde onbeantwoord lieten:

- Wilt gij eens weten hoe...oe... dikwijls hij op één... één enkele maand tegen de wilden heeft moe...oe...oeten vechten? vroeg hij. -Twee...ee en dertig keren! En, weer het boek ter hand nemend, las hij hun enkele bladzijden van de Vlaamse vertaling van de welbekende wonderreizen voor.

Toen wist hij van geen zwijgen meer. In de doodse stilte van het keukentje, die alleen gestoord werd door het eentonig tiktak van de klok en het schuchter door elkaar wrikken van de breinaalden, klonk zijn hakkelende stem luid en bombastisch, in verward-ronkende volzinnen. Noch moeder noch Fietje durfden geen woord meer wisselen, haast geen beweging meer maken. Zij smoorden met de hand hun vervelingsgegeeuw, bijna niets begrijpend van al hetgeen hij voorlas, door zijn stotterende uitspraak als in een pijnlijke sluimer gewiegd, telkens verbaasd en als schrikkend opkijkend, toen hij zichzelf even in de rede viel om hen te vragen:

[pagina 418]
[p. 418]

- Ei...eiwel, wat denkt ge daarvan! Is da...at niet wonderbaar, niet schrikkelijk?

Maar met het einde van zijn lezing hield hun morele foltering nog niet op: in die uren van praatzieke ontboezeming, nadat hij 't boek gesloten had, begon hij dan zelf over het voorgelezene te disserteren. En het was iets verbazends hoe al die vreemde namen met zijn stamerende uitspraak in zijn mond verwarden, hoe hij er klanken van vormde die op geen woorden meer leken noch geen hoegenaamde betekenis meer hadden. Soms ging het tot een echte gekheid over. Hij stelde zich niet tevreden met de nare, in het boek gelezen anekdoten; hij voegde er andere bij, hij vond er nieuwe uit, als kon hij zich de indruk van akeligheid niet genoeg overweldigend maken. Meer dan eens zelfs deed hij door zijn gewaagde beschrijvingen van de Afrikaanse zeden zijn moeder en zijn zuster blozen.

- Ja...a, moe...oeder, da...at kost daar een zwijn, of ee...een koe, sprak hij op zekere avond, van de schadeloosstelling gewagend, waarvoor een wilde aansprakelijk is, die met de vrouw van zijn buur te ver zou gegaan zijn.

En daar bazin Massijn, gestoord, hem verzocht van zulke dingen liever niet te spreken:

- Wel, waa...aarom niet, moe...der, hernam hij grootmoedig; - men moet die...ie mensen dat vergeven, zij...ij zijn gelijk de beesten, zij weten niet wa...at zij doen.

Toen praatte hij ook weer van Badoe en Soera, de twee jonge zwarte prinsen, met wie hij een regelmatige briefwisseling onderhield.

- Zie...ie, moe...oeder en zuster, sprak hij, een punt op de landkaart aanwijzend, - hie...ier woont de vader van Badoe, ko...o...oning van Pahalamaboe, en daa...aar woont die van Soera, prins van Manyalahi, bei...eiden op de boorden van de Lou...oualaba, anders genoemd de Con...co...congo.

Doch van lieverlede begon hij ook naar andere toehoorders dan zijn zuster en zijn moeder te verlangen. Hij voelde dringend de behoefte die wondere dingen, waarvan hij zo doordrongen was, aan een ruimer publiek voor te dragen; en, de smaad vergetend waarmee de Akspoelse bevolking hem destijds bejegende, verscheen hij weldra regelmatig weer in Het

[pagina 419]
[p. 419]

huis van Commercie en in andere voorname herbergen.

Ernstig en statig, omringd van een vijf- of zestal lui op hun stoelen uitgerekte dorpsheren, vertelde hij zonder einde over zijn geliefkoosd onderwerp. En dáár, tenminste, werd hij niet op een brutale spot onthaald: in hun dodende verveling, zagen die heren met welgevallen om het even welke uitspanning tegemoet. Somtijds zelfs ging hun belangstelling zo ver, dat zij zich mengden in 't gesprek, en gewichtig met hem de koloniale politiek van de regering bespraken.

Toen sprong Massijn hartstochtelijk op de bres. Hij verdedigde met gloed de koloniale uitbreiding van het land; hij durfde zeggen dat het slechte pa...atriotten waren, die zulke richting tegenwerkten. En bombastisch stamerend verklaarde hij dat het de plicht van alle Belgen was, met woord en daad de ko...o...koning in zijn e...e...edelmoedige onderneming van de beschaving van Midden-Afrika te steunen. Maar meneer Potvlieghe, of meneer Spittael, of meneer De Vreught waren, niettegenstaande hun onbetwistbare gehechtheid aan de koninklijke familie, wel eens de meer verspreide mening toegedaan dat men beter de penningen van 't land aan de beschaving van Midden-Vlaanderen zou besteden, en allen mengden zich van lieverlede driftig in het hoger en hoger opgalmend gesprek, totdat Eulalie, die vuurrood en mokkend het schouwspel bijwoonde, eensklaps luid zuchtend haar plaats verliet en met de op komische toon herhaalde uitroeping ‘Ach Here! ach Here! Hoe is 't mogelijk!’ in de keuken verdween.

Dit bracht de heren tot het bewustzijn van hun deftigheid terug. Zij bestelden verse glazen bier, ontstaken opnieuw hun pijpen, helden achterover op hun stoelen, met de ogen op de bruingerookte zoldering. En Massijn alleen bleef ononderbroken doorpraten, de gebaren verbreed, de ogen uitgezet van ostentatie, af en toe tussen zijn akelig stameren een blik van toorn en van minachting vestigend op de weer in de gelagzaal gekomen Eulalie, van wie de houding en gelaatsuitdrukking als levend protest waren tegen al wat hij vertelde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken