Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spokenhof (ca. 1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spokenhof
Afbeelding van SpokenhofToon afbeelding van titelpagina van Spokenhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

Scans (14.97 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spokenhof

(ca. 1938)–Emile Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

Achtste hoofdstuk

Daar slaapt hij mee in. Maar met Fons is dat anders. Die ligt heel den nacht te woelen, heel zijn leven gaat voorbij, in een wolke, in een neveling. Hij hoort de geluiden van dat leven, het schriemen en het lachen, de kakelende hoenders...., in de manden die Pee Landeghem op zijn hondenkarre had. En het blaffen van de honden....

En de Duitsche soldaten daar aan ‘De Koornbloem’. Onrustig beweegt zijn hand, hij voelt de portefullie onder het hoofdkussen, halvelings opgericht in zijn bedstee, die hem ineens te benauwd is. Wat is dat? Hij slaapt nu al zoolang in deze keukenbedstee, en immer was het goed. Maar dit is zijn laatste nacht. Morgen trekken zij weg. Nu vreest hij den vijand.

De morgen breekt door het raam, op den moment dat Fons een snipper slaap gevonden had. De morgen plast overdadig met licht. En koel is het buiten, de lucht is zoo puur, het wordt een schoone dag.

In de vroegte nog trekt hij naar Staf Moens om een peerd te koopen. - Eene maar, zegt Staf Moens, ééne maar? Wa zijt ge met eene? Hier-zè èn 'k nog schoone staan.

- Neë, antwoordt Fons schichtig. Eene is genoegt, as 'k toch nie meer van doen èn, enee?

- Bel, 't is goe mensch, pakt hem maar mee.

- Sebiet betalen, zegt Fons van Mullem. Staf Moens ziet verbaasd naar de dikke portefullie en de blauwe en bruine briefkes. Wat is dà voor een geld, da vremd geld....?

Met dat peerd spoedt Fons van Mullem zich naar zijn hof. Sjef heeft kaffie gemaakt, want ook nu is Treeze niet verschenen. Waar is zij toch?

[pagina 60]
[p. 60]

- Maakt alles gereed, Sjef, pakt de kleeren, en het noodig gerief. De reste kunt ge achterlaten....

De platte karre, waarmee zij van de Kempen hier naar toe zijn gekomen, doet weerom dienst, maar welk een vreemd bedrijf is dit opladen. In den noen trekt Sjef weg. Hij moet het aan Maria zeggen. Aan het doktoorshuis staat hij ineens verlegen, hij durft niet bellen. Hij weet vaneigen niet dat de doktoor niet thuis is, en dat madam slaapt, nadat zij van den doktoor een tablet gekregen heeft. Madam van den doktoor, zij heeft bericht gehad, dat haar zoon, die in Parijs zat te werken, vrijwillig weggetrokken is naar het leger.

Sjef klopt aan de deure.

- Gij Sjef, wad-is 't?

- Mária, vader wil wegvluchten voor den Duts, en 'k moe mee. Hij ziet haar aan, zij is rood geworden. - Waarnaartoe dan? - 'k Weet nog nie, maar naar 'Olland.

Zij trekt hem naar binnen en sluit zacht de deur. Veel zegt zij niet, maar zij weet wel, dat er nu entwat te gebeuren staat, zij voelt dat zij niet veilig meer is in dit stille dorp, waar het nu in den noene 'lijk uitgestorven is. Zij schreit. Wat moet zij doen, wat moet zij doen?

Sjef kan haar niet troosten. Hij pakt haar hand en streelt die. Twee kinders, zoo tegare, twee verlaten kinders, die van de wereld niet afweten, en de wereld niet van hen. Fons van Mullem staat weer op hem te wachten. Hij is klaar. Hij kan vertrekken.

Hoe of het komt, dat is niet geweten, maar in dien nanoen trekken vele karren over den weg. Zij komen van Brugge, 't is de rijkdom die daar gaat. Schoone glimmende voituren, groote wagens, beladen met alderlei rijk huisraad. Ziet ge wel, ook diè vluchten.... En 'lijk of dat aantrekking heeft, zijn er dien dag in Dudzeele nòg men-

[pagina 61]
[p. 61]

schen die er vanondergaan.... Moedeloos beziet Fons van Mullem dat bedrijf, hij peinsde de eenige te zullen zijn, en nu trekken er zoovele voor hem. Dan moet hij zekers maar wachten, tot al deze weg zijn. Hij schaamt zich voor zijn vlucht.

Sjef is weer terug, hij is stil. En Treeze Verbiest vertoont zich niet. Als tegen den avend Fons en Sjef, beide loopend nevens de karre, ieder aan een kant, van het Spokenhof weggaan, voorbij het huis van Treeze, zien zij niets. Zij zijn er niet. Sjef had het moeten vragen aan Maria, maar hij heeft daaraan niet gedacht. En nu is het avend, en zij gaan voort. Het is wel een lange weg, voorbij Westkapelle over Schapenbrugge, naar het vrije gebied over de grens; zij geraken er als het reeds volledig duister is. Aan den wegkant staan mannen en vrouwen, daar bij een dorp. - Ho! zegt hij daar tegen zijn peerd, dat met den kop snokt, - ho! Daar staan zij nu, onder vreemden. De lucht wordt kil, Sjef ziet soldaten van de grens-wacht, en een vrouw die naar hen toekomt.

- Waar moe je na toe?

Fons heft zijn armen en schudt den kop. - 'k Weet e-kik dat ook nie, zegt hij. Ineens voelt hij zich verlaten, dit is onbekend gebied. De vrouw neemt hen mee. Zij heeft een zachte stem. Zij spreekt weinig trouwens, en als zij aan haar kleine boerendoening zijn, die daar staat achter den Grave-Jansdijk, tusschen de boomen, dan wijst zij Fons van MuUem den stal voor het peerd, het kan daar rust en voer vinden. En Sjef neemt zij mede in huis, waar een meid de lampe ontsteekt.

- Kom je van verre?

- Van Dizeele, madam, zegt Sjef moeilijk. Hij ziet de kamer rond. Oude glimmende meubels staan er. Simpel op de schouwe ligt een dikken boek met koperen sloten. Hij ziet de vrouw aan. Zij is oud,

[pagina 62]
[p. 62]

het haar onder het zwarte mutsje is wit. Haar handen zijn mager. Zoo een vriendelijk gelaat heeft zij. Maar een wonderlijke kamer is het, met een zoo gansch anderen geur dan thuis, op het Spokenhof. En wat is het hier stille. Ge hoort de boomen. En er hangt hier geen kruisbeeld.

De vrouw zegt, als Fons binnengetreden is, met een bevreemdenden blik in zijn oogen, een soort van angste: - Zet je maar, 'k zien derekt binnen mee de bootrammen, je krieg koffie. Alla toe, zet je maar.

Fons heeft zijn klak van zijn kop geveegd, hij staat voor de tafel. Sjef zit al, hij verstaat er zijn eigen niet aan.

- Waar zijn we nu? vraagt Fons zacht.

- We zijn hier goed, vader.

- Ja.... Jà.

De vrouw komt binnen met koffie en brood. Bedrijvig scharrelt zij in de kamer rond, langt dan ineens het dikke boek van de schouw. Een Bijbelboek.

Hij heeft nog niet gezegd wie hij is. Dat moet hij doen. Halvelings staat hij op van zijn stoel.

- 'k Zijn Fons van Mullem, en dad-is Sjef, mijn zeune.

- Best 'oor, en je bin ier bie Sanne de Zwarte, zet je maar, je bin welgekommen. Je bin zeker roomsch?

- Ja madam, allebeie.

Sanne de Zwarte lacht even. Vaneigen, als de vader het is, zal het kind niet anders wezen. Zij slaat haar Bijbelboek open, peinzend, zoo maar op een willekeurige plaats, daar blijven haar oogen rusten, maar de letters dansen en zij kan de woorden niet vinden. Die twee mans daar tegenover haar, dat is een vremdzinnig iets. Haar oude borst zwoegt even, een onnoembaar moede gevoelt doorvalt haar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken