Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spokenhof (ca. 1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spokenhof
Afbeelding van SpokenhofToon afbeelding van titelpagina van Spokenhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

Scans (14.97 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spokenhof

(ca. 1938)–Emile Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]

Vijf en twintigste hoofdstuk

Maria zit nevens de stove. Zij heeft Lowie niet meer aangezien, die is uit zichzelve voortgegaan, naar den zolder, waar hij slaapt. Hij heeft stilgestaan in de gang, waar hij haar kamer weet. Hij zou willen binnengaan, en zien naar de tafel en de stoelen, waarop de kleeren van Maria liggen. Hij zou willen zien naar het kruisbeeldje boven haar bed. Hij is dronken. Hij slaapt nochtans niet in. Maar hij schriemt en kermt, zacht roepend: - 'k Zijn haar nie weerdig.... 'k zou ze toch zoo geeren willen....

Hij kermt 'lijk een dier.

Hij doorwaakt den nacht.

Hij hoort niets, en toch hoort hij alles. Hoe Fons van Mullem binnenkomt, hoe hij spreekt met Maria, en hoe zij spreekt en lacht....

Fons van Mullem heeft door het land geloopen. Hij heeft de schoten gehoord, en hij is naar huis teruggekeerd met een angst in zijn hart. Wat zou dat kunnen zijn? Als hij met Maria aan de stoof zit, zegt hij: - Wij kunnen nog wat praten, Maria, laat ons nog nie naar bedde gaan.... Hij schenkt zich een tasse kaffie in, en stopt zorgvuldig een pijp. Hij wil spreken, om de angst van zich af te wentelen. Hij zegt: - Maria, 'k hoorde daar schieten, wel drij, vier keer. Wa zou da zijn? Hebt gij niets gehoord?

- Neeje, zegt Maria kort. Zij neemt den brief van tafel, zij vouwt hem, steekt hem in den omslag. Fons van Mullem moet hem maar liever niet lezen. Hij zou kunnen zien wat of er onder stond: - Ik denk aan U, Sjef, wanneer ge weerkomt zal ik blij zijn. Ik herinner mij de dagen dat gij met mij meegingt om de melk naar dien boer. Het was toen in den zomer. En wanneer kunt gij hier zijn? Zal het in dezen winter zijn, of in den volgenden zomer?

[pagina 162]
[p. 162]

Daar schaamt zij zich niet voor. Doch zij weet zelve niet of zij er goed aan deed dat allemaal te schrijven.

Kom, vermant zij zich, het zal wel goed zijn. Zij likt over den rand van den omslag, zij sluit den brief.

Zij knoopt een omslagdoek over het hoofd, zij moet buiten zijn, met den brief alleen. - 'k Zal hem nog maar wegbrengen, Van Mullem. 't Regent toch nie?

- Nee, 't regent nie, maar zult ge voorzichtig zijn? Het is duister buiten.

- Ja, 'k zijn seffens weerom.

Zij dwaalt langer dan zij had willen doen. Zij staat aan den wegkant, en ziet de velden in. Zij zou daar zoo geerne een schot hooren opspringen in het donkere land, omdat zij voor haar zuster entwat zou willen doen. Dan zou zij haar eerst moeten vinden. Doch zij vindt haar niet, en vermoeid, met een kloppend hart, gaat zij weerom in huis.

Fons van Mullem hangt zijn jas over de stoelleuning, hij doet een trok aan zijn pijp. - 'k Gaan naar mijn bedde. Hebt ge gesloten? Maria knikt.

Op haar kleine kamer voor het raam staande, dat in den dikken muur geklemd zit, ziet zij uit over het land in den nacht. Zij opent het venster en luistert. Alleen de boomen waaien met een zachten zang.

De nacht wordt klaarder. Alsof de wolken vluchten, zoo schielijk trekt de klaarte langsheen de mane. Zij ziet den steenweg, de plassen der kreken daarnevens, blinken.

Zij peinst niet op den knecht Lowie, doch op den zoon, Sjef, met zijn verminkt gezicht. Zij peinst op den oorlog. Nog meerder menschen laten over den krijg hun gedachten gaan, dezen nacht. Dat is

[pagina 163]
[p. 163]

Sjef, die ievers verre zit, met zijn blinde ooge, en zijn vertrokken, aanmalkander genaaid gezicht. En dat is een Duitsch soldaat, die in dezen nacht voortstapt over den weg van Gent naar Brugge.... De mane blijft blinken op de plassen. Zij wordt vervangen door het grauwe licht van den morgen. Een morgen, waarop het begint te regenen, eerst met heel fijne druppels, een poeier-regen, daarna met rappe tikkelingen, die alsaan sneller om sneller beginnen te vallen, en die de kleeren van dien Duitschen soldaat zwaar maken. En zij maken den weg van Gent naar Brugge, en zoo verder over de kleine gehuchten naar Dudzeele, glad en blinkend.

Daarnevens waaien de boomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken