Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding
Afbeelding van Lelu! Lelu! Het lied der vervreemdingToon afbeelding van titelpagina van Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

Scans (30.21 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (0.99 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding

(1984)–Edgar Cairo–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 62]

5 Edgar Cairo en het Sranan-vers

De kreools-orale powesie

In paragraaf 4 is reeds iets verteld over het kreools-orale vers van Suriname. In Boek III volgt, zoals eerder vermeld, een zeer uitgebreide bespreking ervan. Deze ‘negertaal-powesie’ is blijven bestaan ondanks (of dankzij) de koloniale onderdrukking. Men denke aan het godsdienstverbod van de slaven: ze mochten hun ‘barbaars-afgodische’ praktijken niet uitvoeren. Mochten in het begin van de slaventijd geen enkel kristelijk onderwijs krijgen, ook geen vorm van taalonderricht, geen lezen, geen schrijven, niks. En toch... juist daardoor is de methode van literatuur doen (voort)leven via de mondelinge overdracht zo sterk blijven bestaan, tot ver in de 20-ste eeuw.

Welnu, in Cairo's werk vindt men - vooral na de eerste boeken - een bewust toepassen van de orale systematiek. Eerder gebeurde dat onbewust: je maakt een lied of gedicht. Als beginnende dichter kies je niet echt een struktuur. Pas veel later ga je dat produkt analyseren. En dan kom je tot de ontdekking dat het óók kwa struktuur volkomen negroïde (of: oraal) is! Zelfs al is het zoiets westers als een novelle, een roman. Zeer sterke orale invloed in Cairo's powesie (en proza).

Het eigen (Surinaamse) vrije vers

Naast de traditie ook veel moderns te ontwaren in deze verzamelde powesie. Er is gepoogd te woekeren met de middelen die de moederkultuur mij heeft meegegeven.

De orale en (sterk oraal-beïnvloede) post-orale powesie als startpunt, als middel om je naar de toekomst toe te ontwik-

[p. 63]

kelen, dat is mijn centrale idee.

Nu iets over dat ontwikkelen van powesie en het hanteren van technieken. In de volgende tekst bijvoorbeeld, vindt men in de eerste regel tweemaal de s in srepi skin. In dit powesiefragment uit de roman Famir'man-Sani/Kollektieve Schuld (novib-reeks) zijn er nog meer ‘effekten’ te onderscheiden.

 
Man di mu-e srepi skin gowe
 
so-op'edefasi drapede, gersi toke,
 
e buk'ede lek' asege!
 
 
 
Man di en tan tan sori marki leki
 
af'babaw a sa-e brabra patwa
 
kon gersi lowepoite!

Dit fragment behandelt het thema van de Dolende Ziel. De onrust en het ongeluk der mens worden gepersonifieerd in een bepaalde geestesverschijning, een z.g. Leba die, gekleed in vodden, al zuchtend en steunend onder de last van het bestaan, rondwaart. De vertaling geeft vrij letterlijk het volgende:

 
Mán die zich 't lijf sléépt, heen en wég,
 
schúddend het hoofd als 'n wilde korhóen,
 
stotend van gáng als een kóningstor!
 
 
 
Mán wiens verschíj́ning duídt door 't teken van
 
gestámel dat hij 't inheemse Frans, 't Patois,
 
zou brabb'len gaan als een vlúchteling
 
uit (Frans) Guyá-ha-na.
[p. 64]

De inhoud van dit vers

Nu even iets inhoudelijks over dit vers. We vergeten voor 'n momentje dat de wilde korhoen zich als opgejaagd gedraagt en dat de koningstor bezig is zich een weg door het palmhout te boren. Met deze ‘rituele woorden’ van de tekst wordt iemand aangesproken, als zou hij of zij geplaagd worden door zo'n dolende geest, zo'n Leba, die ook als wegbereider van andere goden of geesten kan worden gekenschetst (zie het Afrikaanse Legba, een z.g. road deity, een bewaker-god van de openbare weg, om het zo uit te drukken). Behalve dat dit soort teksten nauw verwant is aan die uit de Afro-Amerikaanse religie winti, dus dat ze zijn te vatten onder de term rituele powesie, is er ook nog iets anders. Duidelijk blijkt het geloof in zielen van overledenen die vanuit het verre verleden iemand in de tegenwoordige tijd zouden kunnen lastigvallen. Een vluchteling, ooit voortvluchtige slaaf uit Frans Guyana, zou in de Surinaamse oerwouden terecht zijn gekomen. Het kan ook iemand zijn geweest uit een recentere periode, toen er sprake was van een strafkolonie in datzelfde Frans Guyana. Hoe dan ook, zo'n ‘loweman’ zou daar gestorven zijn en zijn ronddolende geest zou de persoon van nu geestelijk beïnvloeden. Deze levende verkeert thans in onrust. Een simpele verklaring lijkt dit alles misschien. Maar in de praktijk wordt helemaal niet stellig beweerd dat er letterlijk zoiets met zo iemand aan de hand is. De woorden, het toespreken op zich als kuratieve methode, en het mogelijke idee (‘daar zou de oorzaak kunnen liggen’) bieden de mogelijkheid aan de aangesprokene tot identifikatie, zodat hij vanuit het diepste beleven onberedeneerd deze ‘reden’ gebruikt om iets te kunnen doen, de onrust van zijn ziel te kunnen bezweren. Zoiets gebeurt er.

[p. 65]

De techniek van dit vers

Terug naar de verstechniek!

In de oorpronkelijke tekst vallen de aksenten uiteraard anders dan in de Nederlandse versie. Daar heb ik een aantal aksenttekens geplaatst om bij benadering te laten zien hoe het ritme van de tekst zou lopen. Het verschil wordt mede bepaald door het karakter van het Sranan. Hoofdzaak is dat men een indruk krijgt van hoe het zou kunnen zijn. In de Sranan-tekst valt de dominantie op van de korte, geaksentueerde e, terwijl ook de lange e een belangrijke rol speelt. De sto-ten-de gang van de koningskever die zich een weg baant, vindt men in de klanken terug, evenals het heftige hoofdschudden (‘op'e-de’) van de hoen. Helemaal mooi is het resultaat van slepen waar men a.h.w. de figuur dan ook ziet slé-pen. De korte en lange a spelen ook een rol bij het bereiken van klankeffekten. En al zou men het niet eens zijn met wat ik hier beweer, duidelijk wordt het dat er iets van verstechniek aanwezig is, in deze zin dat er opzettelijk iets gedaan wordt met taal. Nu hoeft niet elke kollega zonodig allerlei foefjes te gaan uithalen. Een allersimpelst gedicht kan effektief genoeg zijn. Vaak levert techniek niets anders op dan doorwrochte bombast. Al zo vaak zagen we in de literatuur (Vondel, Hooft etc.) veel gewrocht en veel gewroet. Doch historie vergeet per stoet. Want wie kent al die ‘moeilijke’ gedichten van ze ondanks hun grote namen?

Toch zegt al dit ge-techniek hopelijk wel iets over het nivo waarop gepoogd is te opereren.

Vervolg verstechniek: het Sranan-metrum van dit vers & andere technische middelen

Het Sranan-metrum geeft voor de lettergrepen op basis van

[p. 66]

lange en korte klinkers in abstrakto het volgende te zien:

 
kórt-kort-lang lang-kort kórt kort-kort
 
lang-láng-kort kort-kort láng-kort-kort, kort-kort kort-kórt,
 
kort kórt-lang-kort kort kort-kort-kort!
 
 
 
kórt kort kort kort kort lang-kort lang-kort kort-kort
 
kórt-kort-kort kort kort-lang kort-kort kort-kort
 
kort láng-kort kort-kort kort-kort!

Nu ziet men in de Sranan-tekst waar per versregel de belangrijkste aksenten vallen. Uit het hierbovenstaande kan men konklusies trekken ten aanzien van bepaalde struktuurelementen. De kompositie laat zich analyseren. En wat belangrijk is, vergelijken, op allerlei nivo's van taal. Daardoor krijgt men inzicht in ‘dat andere’.

Er zijn talloze technieken die men bij het maken van (Sranan) verzen kan toepassen. Ik noem er enkele:

 

- Het veelvuldig gebruik maken van orale uitroepen (tussenwerpsels), van het melodieuze aspekt van een taal als het Sranan, van herhalingen (reduplikaties, bijvoorbeeld: goedgoed), van de z.g. formules en wat dies meer zij.

 

- Het gebruikmaken van de z.g. serialiteit, dat is: een reeks (werk)woorden bijvoorbeeld, achter elkaar, als het ware in serie. Maar dan natuurlijk op ongewone wijze benut en op een manier zoals de oorspronkelijke taal zulks toelaat.

 

- Het veelvuldig gebruik van odo-invloeden, dat wil zeggen: de dingen op een spreekwoordachtige wijze uitdrukken zoals men dat in het volkse gebeuren veelvuldig tegenkomt (gevleugelde uitdrukkingen, aforismen etc.).

[p. 67]

- Het plaatsen van bijvoorbeeld liefst vier bijwoorden achter elkaar (we baya noja sobu: wel-nou-dan-toch) hetgeen voor het Sranan in dit geval een vondst is, maar wat voor het Nederlands helaas niet zomaar opgaat.

 

- Het op een ongewone wijze zeggen van dingen door middel van oude woorden (archaïsmen), van nieuwe woorden (neologismen), het hanteren van ongebruikelijke woordkombinaties, maar ook het apart benutten van herhaalwoorden (bijvoorbeeld het bestaande woord wortu voor woord wordt naar ouwerwets gebruik gemaakt tot wortu-wortu en daarna afgekort tot wowortu, hetgeen betekent woorden verwoorden, zie: het weerwoord van de powesie, Boek II).

 

- Het geven van nieuwe begripsinhouden aan taal. Wat te zeggen van de mooie uitroep: Mi bonjofrí! Mi bonjofrí! Fri te a mi bonjowatra! (Ik ben vrij! Ik ben vrij! Ben vrij tot in het merg van mijn bot!) Of zoals bijvoorbeeld in na tra tonton f' mi kra: de andere zetel van mijn (hogere) bewustzijn. Letterlijk is dat de andere hersens van mijn geest. Om deze zinsnede goed tot goedgoed te begrijpen moet men weten dat het gaat om een gedicht waarin iemand een religieuze ervaring ondergaat. Hij voelt hoe hij zichzelf ritueel schoonwast. Om in het Nederlands een vergelijkbare uitspraak te krijgen moet men zoiets zeggen als:

 
Mijn brein droeg andere ziel dan ik
 
in het besef der zuivering
 
waarbij de geest in 't lichaam
 
- 't mijne -
 
herdoop van mijn wezen onderging.

Kortom een reeks van vondsten en stijlfiguren, niet alleen in

[p. 68]

het Sranan maar ook in het Nederlands, om zo mogelijk op ongebruikelijke wijze een meerwaarde aan taal, tekst en teken toe te voegen in de vorm van een frisse, kreatieve lading. Mijn ‘poging tot powesie’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken