Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dertiende (3 delen) (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dertiende (3 delen)
Afbeelding van De dertiende (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De dertiende (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.26 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dertiende (3 delen)

(1857)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 257]
[p. 257]

XXIV.
De student.

Dat was een hemelsche dag toen ik, gewapend met mijn testimonium maturitatis van rector en curatoren, eindelijk voor goed van mijne ‘lieve’ adèle mogt afscheid nemen.

- Nu vriendje lief! moet ik die hand loslaten, sprak mijne schoonzuster met plegtigheid, terwijl zij mij nog eenmaal uit al haar magt zoo vinnig mogelijk kneep - want de indruk moest diep zijn - Die kneep was de inleiding - toen volgde de verhandeling, die minder impressie op mijn gevoel maakte, en ten laatste kwam ook het slot met vermeuwden aanval op de elasticiteit van mijn regterhand - terwijl zij met toegenepen oogen teemde:

- En dat handje is nu voor uwe lieve, lieve moeder - en dat (een nieuwe neep) voor uwe lieve zuster. Ik vreesde dat er nog een half dozijn konde volgen en dat ik er dan met ontvelde vingers afkomen zou. Met een cordaten ruk kwam ik los - en weldra haalde ik in volle vrijheid adem.

[pagina 258]
[p. 258]

Daar stond ik dan aan den ingang van het nieuwe tijdperk, dat zoo lang mij als een gulden droom had toegewenkt - daar stond ik bij het ontluiken mijner frissche levenskrachten met mijn argeloos, onbezonnen hart - onbewust van het gewigt dier aanstaande dagen, gereed om voor het eerst op eigen wieken te drijven - en ondanks mijn testimonium maturitatis zoo groen, zoo onrijp en niet wijzer dan het onmondigste menschenkieken dat ooit klapwiekend op den rand van 't koesterend nestje omhuppelde om de kracht zijner vlerkjes te beproeven. Ik was niet ongelijk aan het kalf dat voor het eerst den stal ontkomen, een groene weide voor zich ziet en de lieve zon niet beter weet te groeten dan door zijn akeligste sprongen, zijn onhebbelijkst geblaat.

Wat hadden wij ons knapen reeds in de voorbaat een magt van studentikoze termen aangewend! - Wat zouden wij niet ondernemen als wij eens het vagevuur der groenen door waren! - Wat wist bram verwonderlijke anecdoten en treffelijke studenten grappen te vertellen - waagstukken die ons als schitterende heldenfeiten tegenblonken en tot navolging wenkten. Welk eene zaligheid wachtte ons als vrije kweekelingen van Minerva in die Academische wereld, die ons aanlachte als een gedurig feest....

Maar midden door die wilde opwinding heen, klonk diep in mijn hart soms een ernstiger stem - de stem der goede voornemens! - Ik wilde mij wel geen onsterfelijken roem verwerven, maar toch de verwachting mijns vaders overtreffen en zijne duistere voorgevoelens logenstraffen - mijne moeder een ware vreugde zijn - en als zekere penitentie legde ik mij op, een

[pagina 259]
[p. 259]

echt lettereter te zullen worden. Zoo toog ik aan het werken, wel wat teleurgesteld nog door eene herhaalde voorbereiding van mijn eigenlijk vak verstoken te moeten blijven - maar ik had smaak voor de letteren gekregen en getroostte mij het oponthoud in de voorhoven der Muzen, dat niet te vermijden was.

Reeds in ons eerste half jaar begon er eene scheiding tusschen ons vierspan te komen. Wouter en bram rukten zich van ons af en holden te zamen voort, omstuwd van een menigte nieuwe vrienden - terwijl willem magtig eenkennig, zoo stil mogelijk zijn weg zocht te gaan en zich zeer langzaam scheen te orienteren. Deze wijze van doen strookte te weinig met mijne opgewektheid; allengs emancipeerde ik mij van den blokker, die zekere voogdij over mij uitoefende en boe meer ik van hem los werd, zoo te sneller tuimelde ik voort in den wilden roes der uitgelaten dartelheid eener zorgelooze jeugd.

Het spooksel dat mij in die dagen kwelde en voortjoeg - was geen ander dan de vrees, mij vooral door wouter ingeboezemd - mij bij de jongelieden gehaat of veracht te zullen maken door niet in alles te doen ‘gelijk de anderen’, voor geen echt roijaal volbloed student gehouden te worden en een ‘pedante vent’ te zullen heeten. Ziedaar het schrikbeeld dat mij stond op te wachten aan den aanvang van de baan en dat mij aanhitste om van de eene dolheid naar de andere te hollen, mijne betere gevoelens te overschreeuwen, mijne edelste beginselen te verbergen, en dat mij voortgezweept zou hebben tot in het uiterst van den jammerlijksten doolhof, zoo niet een ander spook verschenen ware, magtiger nog dan het eerste

[pagina 260]
[p. 260]

en in staat om dat aan banden te leggen. - Dit was de vrees voor het examen.

De eerste vrees: voor den schijn van flaauwiteit en pedanterie liet van mij af, zoodra ik mij van de toegenegenheid en welwillenheid mijner makkers verzekerd had, maar de tweede was moeijelijker te verbergen, want ik meende haar niet te kunnen overwinnen dan door geducht te gaan blokken, en daar kwam mijn gansche vriendenrij tegen op, allermeest bram - Hoe kwelde hij mij omdat ik kon opzien tegen een propaedeutisch! - 't Was immers niets! - Hem zou het van geen enkel feest terug houden. - Vond hij mij aan het werk, dan rukte hij mij de boeken voor den neus weg en rustte niet voor ik pet en stok gekregen had.

Een andermaal als ik mij onder boeken begraven en eens fiks tot werken gezet had, viel hij eensklaps met wouter of een half dozijn intimen op mijn schrijftafel aan, ruimde in een ommezien mijn boeltje op, en dwong mij tot een feestelijk onthaal en een vrolijken avond, ten einde mij voor het gezellige leven te redden!

Dikwijls beproefde ik eene snel verflaauwende poging om mij een weinig aan de woelige schaar mijner luidruchtige makkers te onttrekken - maar het mogt mij niet gelukken. Weldra was ik weder in volle vaart op den rusteloozen en vermoeijenden weg van tijdverspilling en lediggang. Veel schreeuwen - veel geld verteren - dwaasheden uitrigten, die meer dolzinnig dan geestig mogten heeten was onze voornaamste bezigheid, gedurende ons verblijf in het koor der Muzen!...

Het was een wonderlijke tijd vol snijdende tegenstrijdigheden, vol onvereenbare uitersten. Hoe dweepten

[pagina 261]
[p. 261]

wij met al wat rein en schoon was - terwijl wij ons zoo gemeenzaam maakten met het walgelijkste. Hoe snoefden wij van deugd en eer! - bij het veronachtzamen van hare eerste voorschriften.... Wat galmden wij van het grootsche en krachtige! - te midden van onze klein geestigheid en zwakheid.... En gruwden wij niet van al wat laag was en onedel!... bij het wegzinken in eene verwildering, die ons vaak tot het verachtelijkste verlokte... Welk een warlklomp van edelmoedigheid en ligtzinnigheid! - van geestdrift voor het verhevene en verslaafdheid aan het zinnelijkste! - Zoo waren de dagen, die wij in den voorhof van den tempel der wetenschap sleten - tot het propaepedeutsch (voorbereidend examen) ons tot de beoefening van ons eigenlijk vak zou magtigen - een nieuw tijdvak waarheen wij onze vlijt en onze bekeering verschoven, terwijl wij ons ongeduld en onze teleurstelling over dit oponthoud door de dolzinnigste tijdkorting poogden te verzetten.

Intusschen was het mij een raadsel wanneer mijn beminnelijke tiran werkte, want bram was altijd op het pad, en overal, waar pret was, zat hij voor. Hij had den tijd voor alles - ik kwam altoos tijd te kort - zelfs voor het noodigste - en hij wist meer uit een boek te halen met te doorbladeren, dan ik met het tweemaal ernstig te doorlezen. - Hij hield niet meer collegie dan volstrekt noodig was om zijne testimonia te verkrijgen en was meer gezien bij de jongelieden dan bij de professoren.

Hoewel onze wegen zich steeds meer splitsten, want bram en wouter zouden in de regten en ik in de medicijnen studeren, verloren wij elkander niet uit het oog. Bram vooral had van tijd tot tijd vlagen van

[pagina 262]
[p. 262]

groote hartelijkheid, en wanneer ik hem in zijne kalmste momenten brieven van mijne moeder of zuster voorlas, dan kon ik hem altijd in verrukking brengen.

Midden in den wilden droom dier dagen, omzweefde mij, behalve de zoete gedachte aan moeder en zuster, eene reine en liefelijke gestalte, die mij aan veel gevaar ontrukte, van menige afdwaling terughield en soms tot stille mijmering en ernstiger nadenken riep. Toen alle goede stemmen overschreeuwd werden door een woest getier - toen het hemelsche vaak geprofaneerd werd en het goddelijke mij ongenaakbaar vond - toen stond mij zwakken zinnelijken jongeling een rein menschelijk beeld voor oogen, als of de Voorzienigheid zich daardoor schikken wilde naar mijne aardschgezinde en zinnelijke bevatting.

Bertha's reine blikken, bertha's onschuldige glimlach, bertha's edele lieftalligheid bewaarde mijne verbeelding dat geen andere beelden daar standhouden konden, behoedde mijn hart en zinnen bij eene zuivere liefde en eene ware vereering der kunne. Die liefde bleef mij binden aan wat goed en regt was, sterkte mijn beter ik als ik op het punt was de edelste beginselen te verloochenen, hield mijn geweten teeder en mijn zedelijk gevoel onbevangen. - En ik zegende haar zoo vaak ik harer gedacht met warme liefde en bewondering, als de bewaarster van mijn hart en zinnen; want hoe wild mijn bloed ook bruisen, hoe onstuimig het hart mij ook jagen mogt, hare liefde bande de daemonen der verzoeking - hare liefde beloofde mij een gulden toekomst wier gelukzaligheid door niets te evenaren zou zijn.....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken