Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dertiende (3 delen) (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dertiende (3 delen)
Afbeelding van De dertiende (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De dertiende (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.26 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dertiende (3 delen)

(1857)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 214]
[p. 214]

XVII.
De jobsbode.

Mijne ouders die reeds zoo diep geschokt waren door mijn dolzinnig vlugten van de academie, nu nog deze jobstijding te brengen, was geen gemakkelijke taak, Hartelijk werd willem intusschen welkom geheeten, want men verwachtte van hem eenige ophelderingen over dit geheimzinnige voorval, dat voor allerlei uitlegging vatbaar was.

Mijn vader veinsde zich tamelijk onverschillig en poogde de zaak als iets dat door hem lang voorzien en voorspeld was te behandelen.

- Ik heb nooit veel verwacht - zeide hij zich geweld doende om zijn smart en bitterheid te verbergen - ik wist dat het eenmaal verkeerd met hem moest loopen.

- En waar is hij thans, vroeg mijne moeder zacht, terwijl zij een traan wegpinkte.

Hij is buitenslands gegaan, hernam jordins, maar ik heb hem nog gesproken voor hij ging - en hem bijgestaan in eene netelige zaak.

[pagina 215]
[p. 215]

- Bijgestaan, herhaalde mijne moeder angstig van haar werk opziende, dat aan hare bevende handen ontglipte.

- Ik was zijn secondant.... bij een tweegevecht.

- Wat zegt gij! riep mijn vader opspringend - die deugniet gaat nu alle pligt verzaken!

- Hij was gedwongen.

- Zeker door zijn eigen dolheid alleen! - Mijn God! wat moet ik aan hem niet beleven, riep hij in zijn stoel neerzinkende en de hand voor de oogen slaande, terwijl hij schier stikte van ergernis.

Jordins poogde nu een geregeld verslag van het voorgevallene te geven.

- Wat! - barstte mijn vader weer opvliegend los - gij vondt hem ten huize van een Jood! - Van een Jood zegt gij! - En niet bij zijn broeder, die in hetzelfde dorp woont! Heer! wat is er van dien knaap gegroeid! - Nu gaat mij een lichtstraal op - die jodin heeft hem het hoofd op hol gebragt! - Dat is zoo klaar als de dag! - Daar is nu de sleutel van het raadsel. - En voor die Jodin loopt hij van de academie om te gaan vechten met zijn boezemvriend - wordt hij de moordenaar van zijns zusters bruidegom! - En zich wild voor het hoofd slaande, riep hij stampvoetend uit - Och dat mij die dertiende nooit geboren ware! die mijn graauwe haren met smart en schande ten grave zal doen dalen!

Jordins liet zulke hartstogtelijke ontboezemingen voorbijgaan en poogde dan telkens zijne ophelderingen aan te vullen. Vergeefs - mijn vader wilde aan de schuld van bram niet gelooven.

- Dolle minnenijd! - riep hij uit. Dwaze inbeel-

[pagina 216]
[p. 216]

dingen - woeste driften! -Heb ik hem niet zijn eigen broeder decimus in mijne tegenwoordigheid naar de keel zien vliegen om een kleine plagerij? - Hij is een dolleman - in alles - in alles! - En nooit wil ik hem meer zien - wij zijn dood voor elkander.

- Leo, leo! smeekte mijne moeder - spaar mij - en spreek zoo niet.

Mijn vader zag haar ernstig en bekommerd aan, die daar zoo bitter zat te weenen en zette zich rustiger neder. - Jordins hervatte zijne berigten en hij leende kalmer het oor. Als de zaak hem nu een weinig duidelijker werd, en hij althans ook de schuld van bram in dezen meer inzag - riep hij met een klagelijken zucht:

- O mijn arme nanny! lief kind! hoe zult gij dien slag toch dragen!

- Ik zal het gedwee dragen, vader, klonk het eensklaps en nanny zonk in zijne armen. Ik heb alles gehoord vader. Ik had niet moeten luisteren; maar toen ik hier naast gezeten, eenmaal den draad van dit vreeselijk gesprek gevat had, was ik als aan die plek geklonken. Ik wilde wel gaan, maar ik kon niet meer - en het is goed. Ik weet het dan alles op eens, sprak zij met eene verwonderlijke kalmte - ik zal het gelaten dragen vader met Gods hulp. - Een ding bid ik echter van u, verzwaar mijn lijden niet door mijn armen broeder van ons te verbannen, nu hij meer dan ooit een toevlugtsoord behoeft.

- Over hem geen woord nanny! - sprak mijn vader streng - ook van u niet- hij is voor mij gestorven.

Een kreet van ontzetting ontsnapte aan het arme meisje - zij wierp zich voor haar vader op de kniën en smeekte:

[pagina 217]
[p. 217]

- Vader neem ten minste die eene pijn van mijn hart weg - laat hem tot ons wederkeeren.

Een bange tweestrijd worstelde in de borst des vaders, maar hoe zwaar het hem ook scheen te vallen haar iets te weigeren, waarom zij zoo vurig bad - hij hief haar op, gaf haar aan hare moeder en zeide, het vertrek verlatende:

- Neen, neen - dat ware hem en mij niet goed.

Toen wendde nanny zich tot willem en reikte hem de hand, terwijl zij met bevende lippen zeide:

- Jordins - gij ziet het - het is ten volle besloten - ik vermag voor rob zoo weinig; maar gij - wees gij hem getrouw - ik bid het u verlaat hem niet.

Met diepe ontroering drukte de jongeling hare sidderende hand en zeide:

- Wees daar gerust op - ik zal voor hem blijven wat ik was.

- Nog iets jordins - hervatte zij levendig - kunt gij mij de verzekering geven, dat deze zaak bij u zal sterven en nooit over uwe lippen komen?

- Ik beloof het u - sprak willem, daarop reikte ook mijne moeder hem de hand en hij wilde vertrekken.

- Blijf nog jordins, bad nanny - en nu deed zij hem nog vele vragen, die op het gedrag van bram betrekking hadden - en als zij die naar de treurige waarheid gehoord had, zeide zij:

- Ik heb het sedert lang voorgevoeld, dat het tusschen ons tot een breken moest komen - daar zijn hart mij niet meer toebehoorde. - Ik heb mij op dien slag met gebed en strijd voorbereid - ik zal dit met gebed

[pagina 218]
[p. 218]

en strijd ook wel te boven komen - maar dit is zoo vreeselijk voor onzen armen rob!....

En het lieve meisje barstte eindelijk in lang bedwongen tranen uit. Daar nanny volkomen gerust was op het leven van bram, durfde jordins haar niet met zijn hagchelijken toestand bekend maken, bij alles wat zij reeds leed. Gelukkig verwijderde zij zich een oogenblik, en nu liet mijne moeder hare tranen den vrijen loop. - Jordins zette zijne treurige taak voort om haar volkomen in te lichten.

- O mijn ongelukkig kind! jammerde de goede vrouw - hoe kwaamt gij tot zoo God vergeten daad om uwe hand tegen uwen naaste op te heffen - u met bloed te bevlekken! - O Heer wend deze bloedschuld van ons huis en spaar den verdwaalden jongeling, die mijn kind zoo ver gebragt heeft - dat hij niet in zijne zonde sterve.

Willem beloofde haar elk berigt mede te deelen en vroeg of zij mij schrijven wilde.

- O ja, zeker! - riep zij - zeker wil ik hem schrijven! - Och was hij maar bij mij! - kwam hij aan mijn hart maar uitweenen - en zachter als bij zich zelve - en met mij bidden.....

Maar ach haar arme rob, die altoos zulk een slecht en nalatig bidder was geweest, durfde althans in die dagen de oogen naauwelijks ten hemel wenden, en het waren slechts enkele noodkreten van pijn en harteleed, die hij opzenden kon tot God. Maar vertrouwend spreken tot zijn hemelschen Vader - uitklagen aan den voet des kruizes - dat durfde ik niet, zoolang ik niet wist of bram zou leven of bezwijken, ten gevolge der hem toegebragte wond. Ik dwaas, die naar den

[pagina 219]
[p. 219]

uitslag de daad beoordeelen wilde, die ik naar hare beginselen had moeten wegen. Het beginsel was verkeerd - de doodslag was geschied - of hij stierf en of hij gered werd.

Ik had op zijn ligtvaardige uitdaging twee levens gaan wagen, alsof wij daarover vrije beschikking hadden gehad. Ik had mij eigenmagtig als zijn regter willen opwerpen en hem straffen voor zijn verraad. Nu eens won ik een berigt in dat mij eenige hoop gaf - dan weder kreeg ik tijding die mij de haren te bergen deed rijzen van vreeze. Na vele weken in zulk eene pijnlijke onzekerheid geleefd te hebben, kreeg ik de zekerheid dat bram ten minste in zoo ver hersteld was, dat hij van Lijsterbosch was vervoerd en dat hij naar zachter luchtstreek zou vertrekken in gezelschap van wouter en diens moeder.

Ik vatte nu den moed om aan mijne moeder te schrijven en dit deed mij onuitsprekelijk goed. Maar nanny te schrijven - dat kon ik niet. Ik wist dat zij dagelijks aan mij denken en voor mij bidden zou, onder al het leed dat haar eigen teeder hart verscheurd moest hebben, op het vernemen van zooveel ontrouw in hem, dien zij zoo innig had lief gehad.

Ik onthield mij eenigen tijd te Straatsburg- maar ik had nergens rust of duur en te midden van geheel vreemden voelde ik mij zoo verlaten, dat ik het niet langer dragen kon. Ik moest in beweging blijven en ik verliet Straatsburg om mij naar Dusseldorf te begeven. Na een paar dagen werd het mij ook daar te bang, te eenzaam midden in het gewoel - en ik keerde naar het vaderland terug, zoodra ik bram's vertrek naar het Zuiden had vernomen.

[pagina 220]
[p. 220]

Doch bij wien nu heul en troost, raad en licht te vinden. De droom der vriendschap was zoo jammerlijk gebroken - mijn boezemvriend een trouweloos verleider - en willem - een zoo streng regter en scherp beoordeelaar te ontmoeten, verlangde ik niet. Immers hij vervolgde mij in al zijne brieven met een raad, die mij de haren te bergen deed rijzen - de raad om onverwijld naar Leyden terug te keeren! - Hij had mij even goed mijn doodvonnis kunnen opdringen. - Hij meende, die terugkeer kon mij alleen redden voor de maatschappij en voor mijne betrekkingen - maar liever verloor ik ook nog dezen vriend, dan dien raad op te volgen. O had ik mijne moeder in die uren kunnen bereiken! - had ik tot haar weten door te dringen zonder van iemand anders gezien te worden! - had ik aan dat getrouwe hart mogen uitweenen, dan ware er weer vrede en licht in mijn ontrust gemoed gedaald en zoete balsem zou mijn hart geheeld hebben - maar zij was ongenaakbaar voor mij door den toorn mijns vaders. Zoo besloot ik naar Amsterdam te gaan, waar ik leo zou aantreffen, terwijl ik bij quintus voorloopig mijn intrek nemen kon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken