Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dertiende (3 delen) (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dertiende (3 delen)
Afbeelding van De dertiende (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De dertiende (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.26 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dertiende (3 delen)

(1857)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 250]
[p. 250]

XXI.
De professor.

Inmiddels greep er een voorval plaats, dat de gansche familie boston in beweging bragt.

Op zekeren morgen - zegt onze oude huisarts, nadat hij met moeder als patient had afgehandeld en als naar gewoonte onder de koffij een praatje maakt met de aanwezige huisgenooten:

- En hoe zou het met het athenaeum van H...... loopen?

- Wat bedoelt gij? vroeg mijn vader - uit zijn dagblad opziende.

- Wel - wie ze daar nu tot professor kiezen zullen?

- 'k Weet er niets van - antwoordde mijn vader stroef.

- Gij weet toch dat Dr. P. heeft bedankt en dat er een ander moet gekozen worden?

- 'k Bemoei er mij niet mede...

- Maar uw familienaam wordt toch in die zaak genoemd.

[pagina 251]
[p. 251]

- Stellig mis - zei mijn vader, de courant weer opvattende als of hij las.

- Zou ik mij zoo vergissen?

- Ongetwijfeld.

- Maar ik meen toch, dat een boston is voorgedragen.....

- Nooit een boston! - riep mijn vader, alsof het denkbeeld hem kwetste.

- Ja stellig een boston - maar ik weet niet regt welke - er zijn er zoo veel....

- Geen één voor professor in de wieg gelegd - glimlachte hij pijnlijk.

- Nu, de tijd zal het leeren - maar ik heb het uit een te goed kanaal. Mijn broeder had het van een lid van den raad en ook had ik het reeds uit een brief van een der curatoren opgemaakt, maar ik was wat gehaast- ik zal het mijn broeder echter van avond nog nader laten vragen als het uwe belangstelling....

- Geen de minste belangstelling! - voltooide mijn vader in zijn knorrige twijfelzucht.

De doctor die hem kende, worstelde niet langer tegen dat barre ongeloof, nam zijn hoed en gaf ons een veelbeteekenend knikje, dat zooveel moest zeggen als:

- Ik ben zeker van mijne zaak; gij zult weldra ontdekken dat ik goede kanalen heb.

Toen de doctor weg was, begon mijn vader luidkeels te lagchen-maar 't was niet vrolijk - 't was een toon vol pijnlijke bitterheid.

- Dat zou iets zijn! - riep hij uit - een boston! - Neen, nooit! - Mijn arme tertius zou het dan moeten wezen, want 't is voor geschiedenis en letteren. Arme tertius! hadt gij maar geen boston geheeten of waart

[pagina 252]
[p. 252]

gij in Engeland of Duitschland geboren, dan zoudt ge in geen armzalig dorp verscholen zijn gebleven.

Mijn vader geloofde er niets van, maar des avonds schreef de doctor nog een paar woorden om te melden dat hij zich niet vergist had en dat er een boston genoemd werd als degeen die voor dien leerstoel het meest in aanmerking kwam; hij meende een s. boston, maar de letter was wat onduidelijk.

- S.! - riep mijn vader - nu is 't gekheid! - Secundus - onmogelijk - sextus - onmogelijk - Septimus - onmogelijk! - 't zou een P. of T. moeten wezen. Het is een iegelijk niet gegeven een geleerde te zijn.

Onbeschrijflijk was echter de indruk die een schrijven van sextus op hem maakte, die kort daarna ons meldde dat hij de uitverkorene zijn zou van het collegie te H.

Blijdschap was er in de verte niet te bespeuren in dien storm van aandoeningen, die mijns vaders gelaat bewolkte. Onwil, verachting van de wereld, spot met degenen, die zijne uitstekende zonen voorbijgingen voor een zoo middelmatig begaafde - kwellende ergernis over de miskenning der ware verdienste en den voorspoed eener schitterende oppervlakkigheid - dat alles woelde in zijn eerlijk hart en hij zeide strak voor zich starende:

- 't Was beter zoo dit een droom ware. Als wezenlijkheid is het te gek. Maar hij zal niet aannemen, als hij zijn gezond verstand nog heeft. Hij mag het niet doen!

Hierin vergiste mijn vader zich grootelijks. ‘Als het ambt daar is volgt de wetenschap’ - was een van die spreuken, waarmede sextus op alles losstormde wat hem begeerlijk scheen - zoo ook thans op den tabbaard of hij zijn naam eer zou aandoen of niet.

[pagina 253]
[p. 253]

De eerzucht mijns vaders was edel en grootsch - en zoo kiesch - dat hij zich eer gekrenkt dan vereerd achtte door den voorspoed van een zoon, van wien hij vreesde dat hij zijn ambt niet waardiglijk zou kunnen vervullen. Hij schreef er hem onbewimpeld over; hij bad hem het niet te aanvaarden; maar sextus was te zeer gevleid door het denkbeeld voor altijd Prof. voor zijn naam te mogen zetten op de omslagen van zijn tijdschrift, dan dat hij zich om die bede bekreund zou hebben. Mijn vader trok zich echter die zaak zoo sterk aan, dat hij sedert zigtbaar verviel.

- Hij zal ons huis daar niet tot roem zijn! zuchtte hij zoo vaak er van sextus werd gesproken. Het ware mij beter dat hij nog candidaat was gelijk septimus, dan zonder roem een eervol ambt te bekleeden. Het is voor de bekwaamheid geen schande dat zij voorbijgegaan wordt door bekrompenheid of het vooroordeel; maar de onbekwame lieden vooraan te zien zitten is mij eene kwelling des geestes. Sextus heeft niet gewerkt, niet gedacht. Hij heeft zich een soort van naam gemaakt - maar hoe? - Hij is als een vogel die eijeren uitbroeit die hij niet gelegd heeft - en dan uitroept: ‘zie hier mijne kiekens.’

Gemelijk en bar nam hij dan ook altijd de gelukwenschen aan. En ieder stond verwonderd dat Dr. boston, die bekend was als een eergierig man, deze zaak zoo magtig koel kon opnemen - maar zeide men:

- Hij hangt weer den zonderling uit, en wil niet zijn zooals elk ander vader in zijn geval wezen zou.

 

Merkwaardig was ook de uitwerking die de benoeming van sextus op enkele leden der famille maakte,

[pagina 254]
[p. 254]

inzonderheid op de schoonzusters. Op mijn togt naar Amsterdam door 's Hage trekkende, bezocht ik quartus en adèle. Naauwelijk had ik de noodige handdrukjes en knipoogjes ontvangen, of mijne schoonzuster liet troosteloos haar hoofd op zij zinken met de aandoenlijke ontboezeming:

- O lieve rob! wat heb ik thans niet te verduren! - Verbeeld u daar schreef mij eene vriendin uit H. dat zij van haar zwager wist dat quartus zou benoemd worden tot professor. Ik twijfelde er geen oogenblik aan - ik schreef het reeds aan eenige vriendinnen. En zie, daar is het sextus dien men kiest. Oogenblikkelijk schrijf ik aan de dame die door haar zwager alles weten kon - en zij meldt mij - dat het stellig een vergissing zijn moet, dat men inderdaad quartus bedoeld had, maar zich met de naamletters heeft vergist.

Nog stond ik mij te bezinnen over het koddige en ongerijmde van dit berigt - toen er eene dame werd binnen gelaten, die hoe verwilderd en verreisd zij er ook uitzag niemand anders was dan zuster sophie - maar zuster sophie met opgezette zeilen.

Om haar een weinig te kalmeren begon adèle haar eerst de reeks van ververschingen op te lezen die zij haar zou wenschen aan te bieden, om bij gelukkige weigering van dien op zeer aandoenlijke manier van eene bittere teleurstelling te gaan kermen en zeer op haar gemak van een diepe onlijdelijke smart te keuvelen.

- Ja! riep sophie haar ongeduldig in de rede vallend - gij hebt goed praten - gij hebt geen acht kinderen - gij hebt een goed huis - gij hebt twee, misschien drie bekwame meiden - uw man heeft een goed traktement - och, ge weet eigenlijk niet wat ge zegt!

[pagina 255]
[p. 255]

Maar dat wist adèle dan toch al te wel, en nu volgde de teleurstelling die zij geleden had door de benoeming van sextus voor H.

- Van H! daar kom ik juist van daan! - barstte sophie los - dat is juist de geschiedenis - maar neem mij nu eens niet kwalijk adèle - welke regten kon uw man voor zoo iets hebben, tegenover de aanspraken van mijn man!

Adèle poogde op te helderen - maar sophie was haar de baas - en ging voort:

- Wie zou durven beweren dat quartus de bedoelde boston is geweest - die weet er niets hoegenaamd van! Neen het is zonneklaar dat tertius de persoon was, welken de raad begeerd had. Maar mijn oom die zooals gij weet raadsheer is, is een flaauwe, zoetsappige vent. Ik ben daarom terstond op reis gegaan, om hem de waarheid te zeggen. Heeft hij dan de belangen van zijn neef zoo slecht behartigd - zijne nicht heeft er hem een lesje over toegediend dat verzeker ik u. Ik heb hem eens gevraagd of dat manier van doen was, of zijn pligt als raadslid of als oom dat mede bragt - een zoo uitstekend geleerde als mijn man is, voorbij te gaan en een wildzang als sextus tot professor te benoemen.

- Gelooft gij dat gij daardoor de kans van tertius verbeterd hebt? - vroeg ik treurig.

- O, ik hoor het al! - gij zijt ook al van die kalme methode, om alles wat gij niet veranderen kunt maar onbestraft te laten. Al was er niets meer aan te doen dan wilde ik nog de waarheid zeggen - en ik heb hem een exemplaar van al de werken van tertius onder den neus geduwd, een pak, daar een sjouwer genoeg aan had te dragen - die kunnen nu tot zijn

[pagina 256]
[p. 256]

eeuwige schande op de bibliotheek van de stad of van de illustre school bijgezet worden. Doch ik weet wel hoe het komt. Mijn dierbare terts werkt en blokt en ploetert zich dood, en sextus loopt om gist en kaneelwater en wordt overal gehoord en genoemd! - O het is een wereld! - Er is geen regtvaardigheid meer. Het is om dol te worden! - Maar de waarheid heb ik toch gezegd aan den raadsheer en aan een der curatoren er bij.

- Waartoe eene waarheid uit te spreken die maar enkel verbittering en welligt voor de toekomst veel nadeel berokkenen kan - merkte ik met wijsgeerige kalmte aan, levendig bezorgd over de gevolgen harer dwaasheid.

- Ik kan alles niet opkroppen! - Ik moet mijn hart lucht geven, al weet ik dat het mij niet baat. Ik weet wel - ik kan quartus het ridderorde niet afnemen - niemand weet hoe hij er aankomt - niemand begrijpt waarmede hij het verdiend heeft - hij verklaart het zelf niet te weten - adèle weet het evenmin, maar hij heeft het toch. - En tertius - ja wat zouden zij hem geven? - Wat hem maken? Het is God geklaagd dat men zulk een man voorbijgaat! - Moet zulk onregt niet bestraft, niet openbaar gemaakt worden. Ik ben in staat om naar al die onregtvaardige uitdeelers toe te gaan, hen in alle couranten te laten schandvlekken over zulk een schreeuwend ongelijk, dat zij tertius de hulde en de eer onthouden, die hij boven al zijne broederen verdient. Maar hij is te goed! - Hij laat alles maar over zijn kant gaan - elke nieuweling voor hem heen dringen, tot hij als de laatste achterblijver overal wordt weggecijferd. - O! - 't Is een wereld!

[pagina 257]
[p. 257]

Er was veel waarheid in de bittere jammerklagten der arme vrouw. Er is veel zonderlings in dit ondermaansche dal, dat echter niet met kracht en geweld is te dwingen, waarvoor de wijze het hoofd stilzwijgend buigt en waar de dwaas zijn ijdelen toorn over uitgiet. Wie de wijsheid zoekt en de wetenschap bemint, wie het schoone nastreeft in poëzij of kunst - zal die rond zien in de wereld of zij hem dat ook dank weet? - zal hij vragen of zij hem zal waarderen! - Wee! wie naar loon vraagt - of die wacht op de kroon der verdienste. De blinde fortuin werpt den lauwerkrans met grilligen luim om de slapen van haar lustig troetelkind en gaat met schamperen lach den eerwaarden kruin voorbij, die bij diep gepeins en ijzeren volharding is vergrijsd....

Nogtans zal de vriend der wijsheid, de vriend der schoonheid zijn loon niet verliezen - nogtans vergadert hij zich een schat, dien de ondankbare wereld hem niet rooven, niet vergallen kan. Hij rijpt - hij wast op - hij ontwikkelt zijn edelste krachten - hij nadert een verborgen heiligdom waar de ongewijde hem niet volgen zal, om met hem den fijnsten geur des levens in te drinken. - De wereld kan hem voorbijgaan, vergeten, vertreden - zij kan hem martelen, hem aan al de moeite der armoede, al den pijn der zorgen prijs geven - zij kan meedoogenloos zijne kostbare dagen verkorten - daar waar de matte ziel ontijdig aan het afgetobde werktuig ontvlugt, daar snelt de ontboeide geest het einddoel zijner zelfontwikkeling tegen - daar blinkt zijn kroon - daar, vindt hij loon!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken