Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het leven voor het leven. Deel 1 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1
Afbeelding van Uit het leven voor het leven. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het leven voor het leven. Deel 1

(1875)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

Traagheid.

Luiheid is een zoo verfoeilijke ondeugd, een van de zeven hoofdzonden immers, dat ik dien naam niet eens boven deze bladzijde durfde zetten. Want er ligt iets zoo onedels en verachtelijks in het woord luiaard, dat het bepaald bij de leelijke namen past van woekeraar, dief, lasteraar enz.

De luiaard, een van de onbehaaglijksten onder de dieren, drukt met zijn onoverwinnelijke loomheid aanschouwlijk al het ergerlijke en vervelende van dezen karaktertrek uit, die wellicht ook de moeielijkst te overwinnen hartstocht is, zoo die toestand een hartstocht kan heeten. En toch schijnt er in die doffe rust voor vadsige naturen zekere bekoring te schuilen, die haar te machtig is.

Alles om ons heen is in beweging; werkzaamheid is het kenmerk van al wat leeft. Ja, zelfs de levenlooze dingen rusten niet: de lucht die gij inademt, het water dat de aarde omgolft, het gras dat voor uwe voeten opwast, de bladerkroon die boven uw hoofd ruischt. In de hoogte en in de diepte is werkzaamheid, roert en

[pagina 46]
[p. 46]

rept zich ieder stofje. In het hart der aarde arbeidt de vulkaan, ver buiten onzen dampkring wentelen zich de hemelbollen. De geur der bloemen, die op het avondkoeltje uw venster binnendringt, getuigt u van den arbeid der zaadjes die plant werden, van de planten die blad en stengels en bloemknop maakten, van den bloemknop die zich ontplooide in het morgenlicht en die vóór de nacht komt nog zijne geur verspreidt.

En de mensch zou traag zijn te midden van zooveel rusteloosheid; hij zou in ledigheid nederzitten, omringd van het altijd wentelend raderwerk der natuur?

De luiaard daalt af uit den rang van mensch tot de dingen. Geen ding komt in beweging zonder een van buiten werkende kracht, maar geen lichaam komt ook van zelf weer in rust, tenzij de kracht, die het in beweging bracht, te niet worde gedaan of belemmerd.

De mensch heeft zijne beweegkracht in zich zelf; zijn geest, zijn wil ontboeit de kracht, die de traagheid van het stoffelijk deel overwint, waardoor het in beweging komt en werkt. Al werkende wordt hij sterker, oefening geeft kracht, elk ongebruikt vermogen neemt af en verdwijnt ten laatste bijna geheel.

Rust roest. Maar inspanning voert hooger op, ontwikkelt ons, maakt ons rijker, grooter, vrijer. Met de aankweeking van elk talent ontginnen wij een onvruchtbare plek van ons bestaan en breiden wij ons domein uit; wij zijn machtiger met iederen tak van kennis, wij zien verder, stijgen hooger.

En ondanks al deze zuivere winst, die ieder met volhardend doorgevoerde inspanning aan elk mensch

[pagina 47]
[p. 47]

belooft, is het getal der werkelooze menschen, der trage sukkelaars verbazend groot. Luiheid is een veel te algemeene ondeugd onder lieden van allerlei stand en rang. Bij dengene die vermogen bezit is dit niet zoozeer in het oog vallend; veel meer onder de klasse van lieden die tot levensspreuk heeft: wie niet werkt, die zal niet eten. Maar hoe algemeen is de traagheid bij onze werklieden, bij de dienstbaren en bij zoo velen die met handenarbeid binnen een bepaalden tijd een opgegeven taak volbrengen moeten! Met welke kennelijke lusteloosheid en onverschilligheid bewegen zij niet vaak de leden, en met hoeveel karigheid passen zij hunne inspanning af om u zooveel mogelijk met half werk af te schepen. Toch kan het niet verborgen blijven, terwijl de straf onmiddellijk en in den vorm van gebrek aan het noodigste op hen neerkomt, waar zij met weerzin en tusschenpoozen werken, of liever treuzelen. Maar bij degenen die minder werktuigelijke bezigheden uitoefenen is dit niet zoo spoedig merkbaar, en toch houd ik het er voor, dat de grootste luiaards onder de rijke lieden en in beschaafde kringen schuilen, omdat daar de stoffelijke prikkel, de nood ontbreekt, en de hoogere roerselen vaak blijven sluimeren. Ook is hier de straf niet terstond merkbaar; zij worden niet dadelijk geblameerd omdat ze den tijd in ledigheid verslijten; zij achten dit hun recht, ja zelfs hun eer.

Geld winnen, groot en rijk worden jaagt de meeste werkers aan den arbeid en houdt ze lang gaande. Maar er is een hoogere opvatting van werken, die naar zedelijke krachten en edeler belangen streeft, die men bij

[pagina 48]
[p. 48]

die edelen aantreft, die schoone en nuttige instellingen tot heil des naasten met onverdroten moeite en de grootste inspanning, vaak tegen den stroom der vooroordeelen in, verwezenlijken.

Zulke werkers zijn er trouwens dan ook niet zoo heel veel op aarde, arbeiders, die werken omdat werken hun lust en liefde is: energieke naturen, die bij elke onderneming de motors of hefboom en zijn, die als de locomotief bij den trein door inwendige stoomkracht al de wagens voortsleepen, - van die trekpaarden, die altijd het zwaarste werk moeten doen en voor alle ondernemingen aangespannen worden.

Daar zijn menschen, die van niets zoo afkeerig zijn als van inspanning en vermoeienis. Hun eerste vraag is altijd of iets moeielijk is; gemakkelijk is bij hen aanbeveling. Bij de groote verscheidenheid van gaven, die de Voorzienigheid overal geopenbaard heeft, is ook de energie niet overal gelijk en de kracht zeer verschillend. Maar ieder mensch kan werken, kan iets doen, iets tot stand brengen, al heeft de een vijf, de ander drie, en velen slechts één talent ontvangen om er winst mee te doen.

Zwakke en flauwe naturen schijnen opwekking noodig te hebben, die ze op gang brengt en gedurig aanwakkert, zullen zij wat uitvoeren; zij moeten door een of anderen prikkel aangevuurd worden om de loomheid des vleesches te overwinnen en zich in beweging te zetten. Loopt dan de machine eenmaal, en is de fijne olie der ambitie door de stroeve raderen gevloeid, heeft plichtbesef hem wakker geschud, dan ziet men soms een ver-

[pagina 49]
[p. 49]

bazende kracht ontplooien, waar men die het minst had gewacht.

Wie bang is zich te vermoeien, zal het nooit ver in de wereld brengen; ja, wat erger is, hij zal tot weinig deugen. Want luiheid is erger dan de winterslaap van beren en marmotten: het is de zedelijke doodslaap van den mensch, die hem belet zijn vollen groei en bloei te bereiken, te worden wat hij worden moet. Heel de schepping streeft, arbeidt, worstelt om van den eenen toestand tot den anderen voort te schrijden - en de mensch zou zijne zaligheid zoeken in niets te doen? Het goddelijke in den mensch is juist zijn werkdrift, zijn scheppingsdrang, zijn behoefte om wat daar in hem opwaakt ook buiten zich te verwezenlijken.

A lle beroemde personen waren vlijtig, en menig staaltje van rustelooze werkzaamheid is van de edelsten van ons geslacht opgeteekend. Zij die voelen en weten dat zij niet zich zelf, maar dat ze Gode leven, wenschen niets vurigers dan Gods medearbeiders te mogen zijn. Christus leert ons dat de Vader altoos werkt, en welk eene ontzettende werkzaamheid zien wij den Zoon in zijn driejarig optreden niet ontwikkelen! Hij gunt zich nauwelijks de nachtrust; menig nachtelijk uur heeft Hij noodig om zich in het gebed te sterken en voor te bereiden tot den strijd, dien Hij tegemoet zal gaan.

Niemand heeft recht om zijne gaven te begraven. Geen uitvlucht baat om den tragen dienstknecht te verontschuldigen.

En wat is de straf, die onmiddellijk op de zonde van traagheid volgt? Verdooving van inwendigen levensgloed,

[pagina 50]
[p. 50]

verlamming en versterving. Want het ongebruikte talent, dat geen winst afwerpt, vermindert en wordt weggenomen. Te laat wil de trage hand het opdelven, het is verloren gegaan, het is weggenomen; en verveling zal als een knagende worm het ledig gemoed, het ledige hoofd verteren.

Vlijt verhoogt de vaardigheid, sterkt de vermogens, scherpt ze op en verrijkt den mensch aanhoudend. Het onbeduidendste werk, met trouw en zorg gedreven, verhoogt ons bestaan en bereidt het voor op belangrijker taak. Want het is minder de vraag wat wij werken, dan wel hoe wij werken. Zeg dus niet: dit onbeduidend huiswerk is mij te gering, of: voor dit nederig vak ben ik te goed; de oefening van uwe vermogens, dàt is het loon uwer inspanning, de strekking van uwe volharding, dàt is de ware zegen van den arbeid, dien gij in het zweet uws aanschijns drijft. Een waarlijk edel mensch kan niet door een nederig of weinig geacht beroep verlaagd worden; hij die eenig werk, wat het ook zij, goed doet, is van een hooger orde dan de aanzienlijkste lediglooper.

Het is het goddelijke in den mensch dat zich verzet tegen de werkeloosheid. Hij verzet zich tegen het doel zijns Scheppers, wie weigert aan zijn bestemming voor een bedrijvig leven te beantwoorden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken