Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het leven voor het leven. Deel 1 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1
Afbeelding van Uit het leven voor het leven. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het leven voor het leven. Deel 1

(1875)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

Gebreken.

Wie heeft er niet mede te tobben? - Onze eigen gebreken, och, wat hebben zij al bittere druppels in onzen zoetsten beker gemengd! Wij hebben er onder geleden, veel geleden - maar hebben wij ook gestreden, volhardend gestreden?

Maar wij hadden immers al onze strijdkracht noodig tegen de gebreken van anderen? Waren wij daar niet mede geplaagd geweest, ja, dan zouden wij tijd en gelegenheid, kalmte en helderheid bezeten hebben om ons zelf den splinter uit de vingers te plukken, misschien ook den balk uit het oog te werken...

Dwaling, zelfmisleiding. De gebreken van andere menschen hadden de wetsteen onzer deugden kunnen worden, als wij ons standpunt zuiver hadden weten te bewaren van elke opwelling onzer eigenliefde en ijdelheid.

In eene wereld van volmaakte wezens zouden wij op den lagen trap, waarop wij, kinderen des stofs, nog staan, niet gevormd en ontwikkeld kunnen worden.

IJzer scherpt men met ijzer; alzoo is het aangezicht des menschen tegen zijn naasten - zegt de wijze koning.

[pagina 120]
[p. 120]

De gebreken onzer broederen zijn de thermometers, waarop wij kunnen waarnemen hoe het met de temperatuur van ons eigen gemoed gesteld is.

Zij zijn de spiegels der waarheid en der rechtvaardigheid, indien het ons om zelfkennis te doen is.

Niemand kan zich zelf leeren kennen in de kluis der woestijn, of zal op een eenzaam eiland in den oceaan te weten komen hoe het met zijn inwendige krachten staat. Alle raderen zijn vastgezet, de machine is in rust. Maar laat de volle stoomkracht des levens los, neem weg de belemmeringen, die den stilstand geboden, en gij ontdekt het aanstonds of hier wat hapert, of daar wat is versleten of iets ontbreekt.

Vruchteloos vleien wij ons met de gedachte, dat wij veel beter zouden zijn, als wij maar door betere menschen omringd waren. En ja, het is onbetwistbaar dat de zonden elkander ook scherpen en aanvuren, evenals de deugden; maar toch ook dit is een blinddoek, dien wij onszelven voorbinden. De pook doet de vonken uiteenspatten, de blaasbalg jaagt de asch hoog op, maar als er asch noch vuur aanwezig was, bleef er niets op te jagen.

Diepe blikken zouden wij dagelijks in ons binnenste kunnen slaan, indien wij strikte contrôle hielden op de oordeelvellingen, die wij over de fouten onzer naasten uitspreken, en vooral op de gemoedsgesteldheid waarin wij dat doen. Zijn wij bedroefd, of verheugen wij ons, omdat onze naaste verkeerd is? Voelen wij medelijden of toorn wanneer hij dwaalt? Achten wij onszelf niet tienmaal beter en voortreffelijker, omdat wij de gebreken van onzen buurman of huisgenoot niet hebben? -

[pagina 121]
[p. 121]

En toch, wanneer wij onze eigen gebreken eens zoo leelijk, zoo lastig, zoo gevaarlijk vonden als die van anderen; wanneer zij ons met zulk een diepe verachting en af keer vervulden, wanneer wij er zoo onverbiddelijk tegen te velde trokken, - wij zouden in korten tijd geheel andere menschen zijn geworden. Immers het zijn juist de kranke, zwakke plaatsen in ons eigen gemoed, die zoo pijnlijk worden aangedaan door de botsing met de zwakheden van anderen, die wij, als wij zelf rein en gezond waren, niet zoo smartelijk zouden voelen. Onze verborgen hartewond maakt ons zoo prikkelbaar, onze innerlijke krankheid zoo weekhartig. Indien wij zelf sterker waren, zouden wij de zwakheid van anderen lichter kunnen dragen. Met welk een kalme liefde zouden wij terecht wijzen; met welk een helder inzicht waarschuwen en overtuigen; terwijl wij thans, zelfs bij onze poging om anderen te verbeteren, dikwijls bewijzen hoe verre wij zelf nog van het ideaal des menschen verwijderd zijn. Gebreken van anderen aan te wijzen zonder daarbij te zondigen, te bestraffen zonder aanmatiging, te berispen zonder hoogmoed, fouten te gispen zonder bitterheid, gebreken te zien en niet te verflauwen in de liefde, zonden in anderen te bestrijden zonder onze eigen zonden te kweeken - voorwaar, het is niet velen onder ons gegeven dit te bereiken! - Laat ons trachten de fouten van anderen zoo zacht en verschoonend te beoordeelen als wij gewoon zijn het onze eigen gebreken en tekortkomingen te doen. Immers wij vallen ons zelve niet hard over elke kleine achteloosheid, onvoorzichtigheid, onhandigheid. Wij wanhopen niet terstond aan geheel

[pagina 122]
[p. 122]

ons karakter, omdat wij in één verkeerdheid vervielen? - Wij werpen ons zelf niet ganschelijk weg voor één misslag? - Let eens op in het dagelijksch leven, of wij niet telkens met tweeërlei weegschaal wegen? - Wat maakt het uit, als we zelf iets breken, iets bemorsen of beschadigen? - Als wij iets vergaten of te voorbarig gesproken hebben of iemand laten wachten, dan beteekent het niets en valt het licht om ons in eigen opinie vrij te spreken. Maar laat een ander datzelfde overkomen - hoe vreeselijk lomp en ongeschikt, hoe wanhopig onbedachtzaam is hij dan in onze schatting! En begaat hij gedurig weder dezelfde verkeerdheid, struikelt hij meerma len over een steen des aanstoots, of bezwijkt hij eindelijk voor een verzoeking - o dan is er geen goed haar meer aan dien man, geen hoop meer op die vrouw, geen verzachting, geen verschooning, geen genade. - Schuldig vonnist ons onverbiddelijk oordeel over hetzelfde geval, waarin wij ons zelf wel degelijk zouden trachten vrij te pleiten. Wij weten immers dat wij het zoo kwaad niet meenden! - dat wij geen vooraf gemaakt plan volgden - geen voornemen hadden iemand te bedroeven of te benadeelen... Wij zijn onschuldig, of zeer licht te verontschuldigen, en voeren alle mogelijke verzachtende omstandigheden aan tot onze verschooning.

En toch is dit zich-zelf-vrijspreken, dit zich-zelfrechtvaardigen à tout prix, een van onze gevaarlijkste gebreken; want die neiging belet ons ooit tot zelf kennis, tot berouw en verbetering te komen - en de zelfverblinding voert tot de verharding.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken