Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beknopt kunstwoordenboek (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek
Afbeelding van Beknopt kunstwoordenboekToon afbeelding van titelpagina van Beknopt kunstwoordenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beknopt kunstwoordenboek

(2014)–I.M. Calisch, N.S. Calisch–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

L.

labarum, m. standaard van Konstantijn den Groote.
labiaal, o. (labialen), mondstuk eener orgelpijp.
labiaalletters, v. mv. lipletters, die met eene beweging der lippen worden uitgesproken.
labirint, labyrint, labyrinth, m. (B. o.), (labirinten, labyrinten, labyrinthen), doolhof; (ook fig.) verwarde zaak; (ontl.) een deel van het inwendige gehoorwerktuig.
laboratorium, o. (laboratoria), werkplaats, stookhuis (inz. der scheikundigen).
laboreeren, ow. gel., niet gemakkelijk (aan iets) arbeiden, sukkelen; aan eene ziekte, kwaal laboreeren.
laborieus, bn (laborieuzer, laborieust), arbeidzaam, bedrijvig; moeielijk.
lacheeren, bw. gel., los laten, vieren.
lack, lak, o. denkbeeldige rekenmunt in Britsch-Indië (een ‒ ropijen = f 120,000).
laconisch, bn. kort en bondig, kernspreukig, pittig.
laconismus, o. kort maar krachtig gezegde.
[pagina 152]
[p. 152]
lacrymae Christi, Christus-tranen (fijne wijn die aan den voet van den Vesuvius wast).
laetatie, v. voeding met melk, het zogen.
lactometer, m. (lactometers), melkmeter (werktuig).
lactucarium, o. zeker plantaardig sap, latuw-bitter, salade-opium.
lacune, v. (lacunen), holte, gaping; leemte; eene lacune aanvullen.
ladanum, labdanum, o. zekere boomhars.
ladronen, m. mv. roovers (in Italië); (aardr.) de Dieveneilanden.
lady, v. (ladies), dame, voorname engelsche vrouw.
laedeeren, bw. gel., beschadigen, benadeelen; beleedigen; kwetsen.
Laetare, m. de vierde Zondag in de Vasten.
lago, o. meer.
lagrimoso, bijw. (muz.) op aandoenlijken toon.
Lagthing, v. wetgevend lichaam (in Noorwegen); de Lagthing en de Storthing.
lagunen, v. mv. kustmeeren, moerassen (inz. langs de Adriatische zee).
laird, m. (lairds), schotsch edelman, landeigenaar.
laisser aller, o. natuurlijke ongedwongenheid; achteloosheid; het overlaten van den loop der zaken aan zich zelven; het er op laten aankomen.
là là, zoo zoo, middelmatig, redelijk.
lama, m. (lamas), priester, opperpriester (in Indië).
lama of llama, o. peruaansch schaap.
lamantijn, m. (lamantijnen), zeekoe, walvischachtig zoogdier.
lambrizeeren, bw. gel., met houtwerk beschieten.
lambrizeering, v. (lambrizeeringen), houten beschot.
lambrizeerwerk, o. houten beschotwerk.
lamella, v. dun blaadje metaal.
lamenias, o. zekere geweven stof.
lamentabel, bn. en bijw. (lamentabeler, lamentabelst), erbarmelijk, beklagenswaard.
lamentatie, v. (lamentatiën), weeklacht, klaaglied.
lamenteeren, ow. gel., weeklagen, jammeren, kermen.
lamento, bijw. (muz.) zeer aandoenlijk.
lamentoso, bijw. (muz.) in eenen klaagtoon.
lampas, v. oost-indische of chineesche zijden stof.
lampion, m. (lampions), illumineerlampje, -glas.
lanceeren, bw. gel., werpen, slingeren, afschieten; (fig.) hij lanceert zich goed, hij weet goed door de wereld te komen.
lancet, o. (lancetten), (wondh.) laatvlijm.
lansquenet, o. zeker kansspel.
lanthanium, o. zeker metaal.
lantione, v. (lantionen) zeker chineesch vaartuig.
laodiceër, m. (laodiceërs) (fig.) lauw ‒, onverschillig mensch.
lapidair, bn. lapidair schrift, in steen gehouwen letters lapidairstijl, (korte en kernachtige) stijl der geschriften.
[pagina 153]
[p. 153]
lapidatie, v. steeniging.
lapis, steen; lapis causticus, potasch; lapis infernalis, helsche steen, salpeterzuur zilveroxyde; lapis lazuli, lazuursteen; lapis philosophorum, steen der wijzen.
lardeeren, bw. gel., bespekken (vleesch), met reepjes spek opvullen; een goede gelardeerde (goed gespekte, gevulde) beurs.
lardeering, v. het lardeeren.
lascaren, m. mv. indische matrozen of kanonniers in dienst der engelsche oost-indische compagnie; soldaten van den keizer van Ceylon.
lascief, bn. (lasciever, lasciefst), ontuchtig, geil, onkuisch.
latent, bn. onzichtbaar, verborgen; (nat.) latente warmte, nog niet vrij geworden warmte.
lateraal, bn. ter zijde, zijdelings; laterale verwanten, verwanten in de zijlinie.
Lateraan, o. naam van een paleis van den paus te Rome, zetel der roomsche curie.
latereeren, bw. gel., bij reien samenstellen.
laterna magica, v. tooverlantaarn.
latitude, v. (aardr.) breedte; poolshoogte.
latitudinairen, m. mv. niet strenge zedeleeraars.
latus, m. bladzijde; som of bedrag van een folio.
laudanum, o. slaapwekkend ‒, pijnstillend middel; (fig.) iemand laudanum geven, iem. door vleitaal in slaap wiegen.
laudeeren, bw. gel., prijzen, loven.
laudes, mv. (r.k.) lofzangen.
laureaat, m. (laureaten), gelauwerde of bekroonde dichter, ‒ schrijver, ‒ schilder enz.
laus deo, God lof; schuldrekening, maanbrief.
lavis, o. gewasschen teekening.
lawine, lavine, v. (lawinen, lavinen), sneeuwval, sneeuwstorting.
lax, bn. wijd; los, slap; ongebonden.
laxans, laxatief, laxeermiddel, o. (laxansen), buikzuiverend middel.
laxatief, bn. (laxatiever), purgeerend.
laxeeren, bw. gel., oplossen, afvoeren, ontlasten.
lazaret, o. (lazaretten), ziekenhuis voor lijders aan besmettelijke ziekten; (fig.) huis waar veel zieken zijn.
lazarij, v. gmv. melaatschheid, zekere huidziekte.
lazaroni, of lazzaroni, mv. straatgepeupel, bedelaars (in Napels enz.).
lazarus, bn. met melaatschheid behebt; arm als lazarus, van alles beroofd.
lazarus, m. (lazarussen), melaatsche.
lazzi, mv. vernuftige zetten, gepaste antwoorden, kwinkslagen.
leading-article, o. (leading-articles), hoofd-artikel, eerst opstel (in een dagblad); (fig.) leading-articles, waren die goeden aftrek hebben.
lectie, v. (lectiën), voorlezing; leeruur; les
lector, m. (lectoren), voorlezer; hulpleeraar (op hoogescholen en gymnasiën).
lectoraat, o. betrekking van lector.
[pagina 154]
[p. 154]
lectuur, v. het lezen, belezenheid; geschrift, boek.
lega, v. verbond, verbindtenis.
legaal, bn. (legaler, legaalst), wettig, wettelijk, rechtmatig.
legaat, m. (legaten), gezant ‒, afgevaardigde van den paus.
legaat, o. erfmaking, schenking bij uitersten wil.
legaliseeren, bw. gel., wettigen; geldig in rechten verklaren; eene handteekening legaliseeren, verklaren dat zij door den persoon zelven geschreven is.
legaliteit, v. gmv. wettelijkheid.
legataris, m. (legatarissen), aan wien door eenen erflater een legaat vermaakt is.
legateeren, bw. gel., bij uitersten wil vermaken, ‒ toekennen, ‒ schenken.
legator, m. (legatoren), erflater.
legende, v. (legenden), levensbeschrijving van een heilige; (ook) vele zulke levensbeschrijvingen te zamen; verhaal uit den alouden tijd; nationale overlevering; omschrift (van een muntstuk, van eenen gedenkpenning).
legéren, bw. gel., zie legateeren; metalen door smelting met elkander verbinden.
legéring, v. (legéringen), zulk eene verbinding, alliage.
leges, mv. bepaalde vergoeding voor zek. werkzaamheden; kopij-, expeditiegeld; secretarieleges.
legio, o. zeer groote menigte.
legislatuur, v. wetgevende macht.
legist, m. (legisten), wetkundige, wetgeleerde.
legitiem, bn. wettelijk, wettig; echt, echt geboren; de legitieme portie, het rechtmatig erfdeel.
legitimatie, v. echtverklaring; erkenning eener volmacht.
legitimeeren, bw. gel., wettigen, voor echt verklaren.
legitimisten, m. mv. zekere staatspartij (aanhangers der leer dat de vorstelijke waardigheid een erfelijk recht is onafhankelijk van ’s volks wil); in Frankrijk de aanhangers van den ouderen tak der Bourbons.
legitimiteit, v. wettigheid; geboorte uit een wettig huwelijk.
lemma, v. voorloopige stelling.
lenticellen, v. mv. (ontl.) oogwratjes.
lenticulair, bn. lensvormig, linsvormig.
lepra, v. melaatschheid (zekere huidziekte).
leproos, bn. melaatsch.
lèse majesté, gekwetste majesteit, hoogverraad, majesteitschennis.
lethaal, bn. doodelijk.
lethaliteit, v. gmv. doodelijkheid.
lethargie, v. gmv. slaapzucht; (fig.) zorgeloosheid, ongevoeligheid.
Lethe, v. (fig.) vergetelheid; uit de Lethebron drinken, niets onthouden.
lettres de cachet, v. mv. (fr. gesch.), (eert.) geheime bevelschriften tot gevangenneming of verbanning.
leucopathie, v. gmv. (gen.) bleekzucht.
Levant, v. (B. m.) gmv. het oosten, de landen beoosten de Middellandsche zee; levants of levents, soldaten der turksche galeien.
[pagina 155]
[p. 155]
levantijn, m. (levantijnen), (zeew.) hevige stormwind.
levantine, v. zekere fijne stof.
levantisch, bn. van ‒, uit ‒, op de Levant; de levantische handel.
lever, o. (levers), morgenreceptie (ten hove enz.)
leverancie, leverantie, v. (leveranciën, leverantiën), levering, aflevering, bezorging (inz. bij aanneming).
leverancier, m. (leveranciers), leveraar, verschaffer, bezorger (inz. bij aanneming); (ook) proviandmeester; de leveranciers van het leger, hofleverancier.
levéren, bw. gel., (kooph.) gerechtelijk een protest laten opmaken over eenen wissel, de trekken maken (in het kaartsp.).
leviathan, m. monsterachtig waterdier, watermonster.
leviet, m. (levieten), (isr. gesch.) lid ‒, nakomeling van den stam Levi; priester van lageren rang; (fig.) iemand de levieten lezen, scherp doorhalen.
lexicograaph, m. (lexicographen), woordenboekschrijver.
lexicon, o. wetenschappelijk woordenboek.
li, o. chineesche afstandsmaat, ‒ koperen munt.
liaison, v. verbindtenis, liefdesbetrekking.
lianen, v. mv. zek. slingerplanten (in de keerkringslanden).
lias, v. (liassen), veter, snoer (waaraan brieven enz. worden geregen).
liasseeren, bw. gel., papieren aan een snoer rijgen.
libatie, v. (libatiën), drank-, plengoffer (der ouden).
libel, o. (libellen), schotschrift, blauwboekje.
libel, v. (libellen), (nat.) luchtbelbuis, toestel om er mede te waterpassen.
libellist, m. (libellisten), libelschrijver, schotschrijver.
liberaal, bn. en bijw. (liberaler, liberaalst), vrijheidlievend, vrijzinnig, onbevooroordeeld; (ook) niet orthodox (op kerkelijk gebied).
liberaal, m. (liberalen), vrijheidsvriend, vrijzinnige, voorstander der volksvrijheid, ‒ der vrijheid in Kerk en Staat.
liberalismus, o. vrijheidsgeest, vrijheidsmin.
liberaliteit, v. onbekrompenheid, onbevooroordeelde denk- en handelwijze.
liberatie, v. (liberatiën), bevrijding, verlossing.
libereeren, bw. gel., bevrijden, ontheffen.
liberteit, v. vrijheid.
libertin, m. (libertins), lichtmis; wildzang; vrijgeest.
libitum (ad), naar welgevallen.
libratie, v. (libratiën), (sterr.) schijnbare schommeling der maan.
licentiaat, m. (licentiaten), kandidaat-doctor in de rechten, de geneeskunde enz.
licentie, v. (licentiën), verlof, vergunning; (fig.) ongebondenheid, uitspatting.
licitum, o. iets dat geoorloofd is.
lictor, m. (lictores), (rom. gesch.) bijlbundeldrager.
liëeren, bw. gel., verbinden, vereenigen, samenvoegen; (fig.) zij zijn zeer geliëerd (zeer goede vrienden).
Ligorianen, Ligoristen of Redemptoristen, m. mv. zekere kerkelijke orde (naar haren stichter Liguori zoo genoemd).
[pagina 156]
[p. 156]
ligue, v. verbond; eedgenootschap; samenspanning; (inz.) de Ligue in Frankrijk in de 16e eeuw tegen de protestanten.
liguisten, ligisten, m. mv. die tot eene ligue behooren, eedgenooten.
liguline, v. purperroode kleurstof in de beziën van den liguster.
lilas, lila, o. lichtblauwe ‒, roodachtige kleur.
Lilliput, o. fabelachtig land van dwergen.
limbus, m. (plant.) bladschijf ‒, zoom der bloem, (sterr. nat.) in graden enz. afgedeelde koperen rand der toestellen; (r.k.) afgezonderde plaats bij de hel voor ongedoopt gestorven kinderen.
limiet, v. (limieten), scheidpaal, grens; hoogste bod waartoe men (op eene verkooping) gemachtigd is.
limitatie, v. (limitatiën), beperking, begrenzing.
limiteeren, bw. gel., beperken, begrenzen; den prijs stellen.
limonade, v. limoen-, citroenwater.
limoniet, o. moerasijzer, zekere delfstof.
lineair, bn. lijnvormig.
lineamenten, o. mv. gelaatstrekken; handlijnen.
linie, v. (liniën), streep, lijn; verschansing; de linie van defensie; (recht.) opvolging van aanverwanten; tak, lijn; opklimmende linie, afdalende zijdelingsche linie.
linie, gmv. evenaar, evenachtslijn; de linie passeeren; in slagorde geschaard leger; staand leger; de linietroepen, het 57ste regiment van linie.
liniëerder, m. (liniëerders), lijnentrekker.
liniëeren, bw. gel., lijnen, lijnen trekken; geliniëerd papier.
lion, m. (lions), (fig.) leeuw; overdreven modegek, toongever.
lionne, v. (lionnes), uitgelaten vrouw uit de groote wereld.
liqueur, m. zie likeur.
liquidambra, v. zekere vloeibare balsem.
liquidatie, v. (liquidatiën), verrekening, afrekening, vereffening, afdoening.
liquide, bn. vloeibaar; helder; bewezen; uitgemaakt; deze schuld is liquide, kan ingevorderd worden.
liquideeren, bw. gel., klaar maken, bewijzen; afbetalen, verrekenen, vereffenen; zijne affaire liquideeren, ophouden handel te drijven.
lira, v. italiaansche rekenmunt.
litaniën, litanijen, v. mv. (r.k.) smeekgezang, smeekgebed; (fig.) langwijlige klacht.
liter, m. (liters), inhoudsmaat, nederlandsche kan (voor natte waren), nederlandsche kop (voor droge waren).
lithium, o. gmv. zeker zeldzaam metaal.
lithochromie, v. steenschilderkunst; gekleurde steendruk.
lithodendriten, m. mv. steenboonen, koralen; (ook) boomversteeningen.
lithodomen, m. mv. borende schelpdieren.
lithoglyphiek, v. steensnijkunst.
lithograaph(f), m. (lithografen), steendrukker.
[pagina 157]
[p. 157]
lithographie, v. steendruk-, steenschrijf-, steenteekenkunst; (ook) steendrukkerij.
lithographiëeren, bw. gel., op den steen schrijven, ‒ teekenen.
lithographisch, bn. de steendrukkunst betreffende, door haar voortgebracht; lithographische steen, zek. gekleurde vaste kalksteen.
lithologie, v. leer der gesteenten.
lithomorphen, m. mv. beeld-, figuursteenen, zonderling gevormde steenen.
lithophanie, v. doorschijningsbeeld in steen enz.
lithophyllen, m. mv. boombladversteeningen.
lithophyten, m. mv. steenplanten, koralen.
lithotomie, v. steensnijding, operatie van den steen in de blaas.
litigieus, onbetwistbaar, pleitziek.
litispendentie, v. tijd gedurende welken een proces aanhangig is.
litoraal, o. gmv. zeestrand, kustland, de kuststreken.
litrameter, m. (litrameters), (nat.) toestel om het soortelijk gewicht van vloeistoffen te bepalen.
litteraal, bn. en bijw. letterlijk.
litterair, bn. wetenschappelijk, geleerd en geletterd.
litterator, m. (litteratoren), boekenkenner, letterkundige.
litteratuur, v. gmv. voortbrengselen der letterkunde, geschriften, boekwerken; boekenkennis, letterkennis.
liturg, m. (liturgen), kerkdienaar.
liturgie, v. (liturgiën), kerkgebruik, kerkformulier, orde der kerkdienst.
liverei, v. (livereien), bijzondere kleeding van eenen bediende of lakei enz.; liverei dragen, (fig.) (dicht.) kleeding.
livre, o. (livres), fransche rekenmunt (zooveel als een franc).
livret, o. (livretten), boekje, aanteekenboekje; zakboekje, spaarbankboekje; boekje waarin voor militairen, werklieden enz. wordt opgeschreven wat zij verdiend en hoeveel zij er op ontvangen hebben; gedragboekje.
llama, v. zie lama.
llamanas, mv. zekere vlakten in het noordelijk deel van Zuid-Amerika.
Lloyd of Lloyds, koffiehuis van Lloyd te Londen, vergaderplaats der scheeps- en zee-assurantie-makelaars aldaar; de Triëster Lloyd; de nederlandsche Lloyd; Lloydslijst; te Londen verschijnend nieuwsblad voor koophandel en zeevaart.
locaal, lokaal, bn. (localer, locaalst), plaatselijk.
locaal, o. (lokalen), localiteit, v. (localiteiten), ruimte, plaatsruimte; plaatsgesteldheid; vertrek, kamer, zaal.
locomobiel, bn. plaatsveranderend, beweeglijk.
locomotief, v. (locomotieven), stoomwagen, treintrekker.
locutie, v. (locutiën), uitdrukking, spreekwijze.
lodagales, v. mv. vloeibare slijkmassa’s door vulkanen uitgeworpen (in Amerika)
logarithmen, m. mv. (wisk.) redegetallen (ter verkorting der berekeningen), verhoudingscijfers.
loge, v. (loges), afgezonderd gedeelte in eenen schouwburg
[pagina 158]
[p. 158]
dat ingericht is voor een bepaald aantal toeschouwers; vereeniging ‒, vergaderzaal der vrijmetselaren, al de leden eener vrijmetselaarsloge; hut; vest.
logeabel, bn. bewoonbaar, ter bewoning ingericht.
logement, o. (logementen), woning; huis waar vreemdelingen gehuisvest worden, hôtel; nachtverblijf.
logeeren, bn. ow. gel., iem. huisvesten; gehuisvest zijn.
logie, v. (logies), hut; woning.
logiek, logica, v. gmv. redeneerkunst, kunst om goed en geregeld te denken.
logisch, bn. op redeneerkunde gegrond.
logogryph, v. (logogryphen), woord-, letterraadsel.
logomachie, v. (logomachiën), woordentwist.
logos, o. woord, rede; denkvermogen; (fig.) overlevering.
loisir (à), op gemak, zonder haast, in ledigen tijd.
longcloths, o. zekere geweven stof.
longimetrie, v. gmv. lengtemeting.
longitude, v. geographische lengte.
longitudinaal, bn. op de lengte betrekking hebbende, de lengterichting volgende.
loquaciteit, v. gmv. welbespraaktheid; praatzucht.
lord, m. (lords), engelsch edelman; de lords of het huis der lords, het Hoogerhuis van het britsche parlement; lord-luitenant, onderkoning (b.v. van Ierland); lord-mayor, eerste overheidspersoon (burgemeester) eener stad (in Groot-Brittannië).
lordschap, o. waardigheid van lord; uwe lordschap, zijne lordschap, (titel).
lorgueeren, bw. gel., begluren; door oogglazen bekijken.
lorget, lorgette, v. tuurglas, zakkijkertje, tooneelkijker.
lotie, v. (nat.) het zuiveren of wasschen van ertsen.
lotto, lottospel, o. zeker kansspel, kienspel.
louis d’or, m. fransche gouden munt (thans = nag. ƒ 9.62).
loup, loupe, v. handvergrootglas.
loupe, v. het gezuiverde ijzer in ijzersmelterijen.
Louvre, o. oud koninklijk paleis te Parijs.
loxodromische lijn of koerslijn, v. de lijn welke het schip om den aardbol zou beschrijven, indien het, met behoud van dezelfde streek, de reis om de aarde maakte.
loxokosmos, m. (sterr.) zeker werktuig.
loyaal, bn. (loyaler, loyaalst), rechtmatig, eerlijk, getrouw, rondborstig.
loyaliteit, loyauteit, v. oprechtheid, eerlijkheid; getrouwheid; gehoorzaamheid aan de wet.
lozange, losange, v. (meetk.) ruit.
lubriciteit, v. gmv. grove zinnelijkheid, geilheid.
lubriek, bn. (lubrieker, lubriekst), grof zinnelijk, geil, zeer wellustig.
lubsch, bn. van Lubeck; marken lubsch, hamburgsche wisselmunt.
lucerne, v. zaairupsklaver, zeker gewas.
lucide, bn. helder, klaar, onbevangen; lucide oogenblikken (van eenen krankzinnige).
[pagina 159]
[p. 159]
Lucifer, m. gmv. morgen-, avondster; de duivel, satan.
lucifer, (lucifers), wrijfvuurhoutje, wrijfzwavelstok.
lucimeter, m. (lucimeters), lichtmeter (werktuig).
lucratief, bn. (lucratiever, lucratiefst), winstbelovend, winstgevend, voordeelig.
lucretia, v. (fig.) kuische vrouw.
lucrubatie, v. (lucrubatiën), nachtwerk, nachtstudie.
lucullisch, bn. weelderig, met ‒, in overdaad (als Lucullus).
luctor et emergo, ik worstel en kom uit de zee op (zinspreuk op het wapen der provincie Zeeland).
luddieten, m. mv. werktuigvernielers (zekere oproerlingen in Engeland, zoo genoemd naar Ludd, hunnen aanvoerder).
ludificatie, v. (ludificatiën), bespotting, fopperij.
luguber, bn. (luguberer,luguberst), treurig, somber, jammerlijk.
lumen mundi, licht der wereld, gezond verstand.
lumineus, bn. lichtend, helder, klaar; duidelijk; een lumineus idee.
luna, v. de maan; (scheik.) zilver.
lunarisch, lunair, bn. de maan betreffende.
lunaristen, m. mv. die de vuurbollen en meteoormassa’s, als uit de vulkanen der maan herkomstig, beschouwen.
lunarium, o. (lunaria), toestel ter aanschouwelijke voorstelling van den loop der maan om de aarde.
lunatie, v. tijd waarin de maan de geheele reeks harer schijngestalten volbracht heeft; (ook) die reeks zelve.
lunatiek, bn. maanziek; lichtzinnig, grillig
lunambulisme, o. maanziekte, het slaapwandelen.
lunette, v. (lunettes), oogglas, verrekijker; paarden-ooglap; (vest.) brilschans.
lusingando, bijw. (muz.) schertsend, vleiend.
lustrum, o. (lustra), vijfjarig tijdvak.
luteeren, bw. gel., dicht smeren, luchtdicht maken.
luxatie, v. (luxatiën), verrekking, verstuiking.
luxe, m. gmv. weelde, overvloed.
luxurieus, bn. weelderig; overvloedig; ontuchtig.
luzerne v. zie lucerne.
lyceum, o. school voor hooger onderwijs.
lympha, v. (ontl.) waterige stof in het bloed; lymphatische gestellen.
lynx, m. (lynxen), losch (dier); zeker sterrebeeld; lynx (scherpziende) oogen.
lyrisch, bn. tot de lier behoorende; een lyrisch (lier-)dichter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken