Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd
Afbeelding van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugdToon afbeelding van titelpagina van Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Handleiding tot de natuurlyke opvoeding of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd

(1780)–J.H. Campe–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 237]
[p. 237]

Elfde avond.

willem.

Vader, nu zou ik wel in robinsons plaats willen weezen!

vader.

Zoud gy?

willem.

Wel ja, nu heeft hy immers alles dat hy noodig heeft, en leeft in een zó fraai land, daar het nooit winter word!

vader.

Alles, dat hy noodig heeft?

willem.

Vast, heeft hy niet aardappelen, en vleesch, en zout, en citroenen, en visschen, en schilpadden, en oesters, en kan hy niet van de melk, die hy van de Lama's krygt, boter en kaas maaken?

vader.

Dat heeft hy ook reeds zedert eenigen tyd gedaan; ik heb slechts vergeten u dit te zeggen.

willem.

Nu een' boog en eene spies heeft hy ook, en eene goede wooning daarby; wat kon by toch meer verlangen?

vader.

robinson kende de waarde van alle deeze dingen zeer wel, en dankte God daarvoor; en nogthans zou hy wel de

[pagina 238]
[p. 238]

helft van zyne toekomende levensdagen hebben willen geeven, als 'er een schip gekomen was, om hem wederom naar zyn vaderland over te brengen.

willem.

Maar wat ontbrak hem dan nu nog?

vader.

Veel, zeer veel, om niet te zeggen alles. Hy miste datgeen, zonder welks bezit 'er geene mooglykheid is om eenige waare gelukzaligheid hier beneden te genieten, hy miste gezelschap, vrienden, schepselen van zyne soort, die hy kon beminnen en van welke hy weder kon bemind worden. Door eene groote uitgestrekheid van zeën en landen afgezonderd van zyne ouders, die hy zo veel hartzeer aangedaan had, afgezonderd van zyne vrienden, die hy nooit mogt hoopen weder te zien, afgezonderd van alle, alle menschen op den gantschen aardbodem, - helaas! welk vermaak zou hem in deezen ongelukkigen toestand zelfs de grootste overvloed van alle aardsche goederen hebben kunnen verschaffen? Onderneem het, jonge vriend, onderneem het slechts ééne enkele keer om één dag op eene eenzaame plaats geheel alleen door te brengen, en gy zult ondervinden, wat het in heeft het leven in eenzaamheid te slyten!

[pagina 239]
[p. 239]

Voorts was het 'er ook nog zeer verre van daan, dat alle de behoeften en noodrustiheden van robinson volkomen zouden voldaan weezen. Zyne kleederen, die hy aan het lyf had, versleeten allengs by stukken en brokken, en tot nog toe zag hy geene kans en mooglykheid, om zich nieuwe te maaken.

jan.

ô De kleederen kon hy immers gemakkelyk missen op zyn warm eiland, daar het nooit winter wierd!

charlotte.

Foei! dan had by immers naakt moeten loopen.

vader.

Om zich tegen de koude te dekken, daartoe had hy zekerlyk geene kleederen noodig; maar wel om zich te dekken tegen het ongedierte, in 't byzonder tegen de Musquito's, waarvan dat eiland krielde.

klaas.

Eilieve! Wat zyn dat voor beesten.

vader.

Het zyn eene soort van muggen, maar die, als zy iemand steeken, veel meer pyn veroorzaaken, dan de muggen by ons doen. Zy zyn eene groote plaag voor de bewooners der heete luchtstreeken: want daar zy steeken, komen bykans even pynelyke bulten, als by ons, wanneer wy door byën of wespen gestoken worden. Het gezicht en de handen van robinson waren byna altoos

[pagina 240]
[p. 240]

gezwollen van de steeken van dat ongedierte. En hoe veel ongemak stond hem niet te wachten, wanneer zyne kleederen met den tyd geheelenal versleten zouden zyn! En deeze tyd naderde met groote schreden.

Deeze omstandigheid, en in 't byzonder het vuurig verlangen naar zyne ouders en naar gezelschap van menschen in 't algemeen, deeden hem menig' diepen zucht uitboezemen, zo dikwils hy op het strand stond en zyne betraande en kwynende oogen liet gaan over de onmeetelyke groote zee, en telkens niets voor zich zag, dan water en lucht. Hoe menigmaal klopte zyn hart van ydele hoop, wanneer aan den verren gezichteinder eene kleine wolk opkwam, en zyne verbeelding dezelve in een schip met masten en zeilen herschiep! En wanneer hy daarna zyne dwaarling ontwaar wierd: helaas! dan vloeiden de traanen uit zyne oogen, en dan keerde hy met een benaauwd en angstvallig hart naar zyne wooning terug.

charlotte.

Och hy had slechts onzen lieven Heer recht van harte moeten bidden; die zou hem dan vast een schip gezonden hebben!

vader.

Dat deed robinson, lieve

[pagina 241]
[p. 241]

lotje; hy bad God dag en nacht om zyne verlossing; maar hy vergat ook niet, om telkens daar by te voegen: Doch, Heere, niet myn wille, maar de uwe geschiede!

charlotte.

Waarom deed hy dat?

vader.

Om dat hy thans volkomen overtuigd was, dat God veel beter weet, wat ons goed is, dan wy zelven. Hy redeneerde dus: ‘Byaldien het mynen hemelschen Vader zoude behaagen, my nog langer hier te laaten woonen, dan moet hy vast zeer goede redenen daartoe hebben, die ik niet doorgronden kan; en daarom behoor ik hem te bidden om myne verlossing, slechts op die voorwaarde, zo als het zyne hoogste wysheid vind nut te weezen.’

De vrees, dat 'er eens een schip mogt voorby zeilen, of voor het eiland ten anker komen, op eenen tyd, dat hy juist niet op het strand was, deed hem besluiten, om op den uitsteekenden hoek van het eiland een teken op te rechten, dat elk een, die 'er aan kwam, zynen nood kon doen verstaan. Dit teken bestond in eene staak, waarvan hy eene vlag liet waaijen.

klaas.

Maar hoe kwam hy aan eene vlag?

vader.

Dat zal ik u zeggen. Met zyn

[pagina 242]
[p. 242]

hemd stond het thans zó geschapen, dat hetzelve onmooglyk langer kon gedragen worden. Hy nam dus de grootste lap van 't hemd, en gebruikte dien tot eene vlag, die hy aan den geplanten staak vast maakte.

Nu had hy ook gaarne een opschrift op den staak geplaatst, om zynen nood nog duidelyker te kennen te geeven: maar hoe zou hy dat beginnen? - Het eenigste middel om zulks te doen, dat hy in het werk kon stellen, bestond daarin, dat hy de letters met zyn streenen mes op den staak sneed. Maar nu was de vraag; in welke taal hy het opschrift zou maaken? Stelde hy hetzelve op in het Nederduitsch of Engelsch, zo kon veelligt een Spaansch of Portugeesch schip komen, en het volk van 't zelve zoude alsdan niet verstaan hebben, wat de woorden wilden zeggen. By geluk schooten hem eenige Latynsche woorden te binnen, waardoor hy zynen wensch kon uitdrukken.

willem.

Maar, zouden dan de luiden dat verstaan?

vader.

De Latynsche taal heeft, gelyk u bekend is, zich verspreid door allen de landen van Europa, en meest alle menschen, die eene behoorlyke opvoeding genoten hebben, verstaan ten minste 'er wat van. robinson

[pagina 243]
[p. 243]

had derhalven rede om te hoopen, dat op elk schip, daar landende, ten minste één mensch weezen zou, die zyn opschrift verstaan kon. Dies maakte hy hetzelve klaar.

jan.

Eilieve! hoe was dat?

vader.

Ferte opem misero Robinsonio! Verstaa jy dat, charlotte?

charlotte.

Ja: Helpt den armen robinson!

vader.

Thans was zyn grootst ongemak het gebrek aan kousen en schoenen. Deeze waren eindelyk by stukken en brokken van zyne beenen afgevallen; en de Musquito's plaagden zyne bloote beenen zó geweldig, dat hy van pyn niet duuren kon. En zedert den regen tyd, waardoor dat ongedierte op eene ongelooflyke wyze in getal aangegroeid was, waren door de venynige en smartelyke steeken der zelve, zyn gezicht, handen en voeten zodanig gezwollen, dat zy in 't geheel niet meer naar die van een' mensch geleeken.

Hoe menigmaal ging hy in zyn gewoonlyk hoekje zitten om iets te bedenken, waarmede hy zich bedekken kon! Doch telkens te vergeefsch; telkens ontbraken hem gereedschap-

[pagina 244]
[p. 244]

pen en de noodige kundigheden, om dat geen uit te voeren, hetwelk hy gaarne doen wilde.

Het gemakkelykst van allen de middelen om zich kleederen te verschaffen scheen de huiden der geslachte Lama's hem aan de hand te geeven. Doch deeze waren nog raauw en hard; en ongelukkig had hy zich nooit bemoeid met op te letten, hoe de leertouwers doen om raauwe huiden te bereiden. En al had hy zulks geweten; hy had evenwel geene naald en geen garen, om van het leder eenig stuk tot zyne kleeding te vervaardigen.

De nood was intusschen dringende. Hy kon noch over dag werken, noch 's nachts slaapen, zo onophoudelyk vervolgden hem die muggen met haare angels. Daar diende dus noodzaakelyk iets in het werk gesteld te worden, zo hy niet op de elendigste wyze wilde omkomen.

gerrit.

Maar wat mag toch wel het eigentlyke oogmerk weezen, waartoe God die naare insecten gemaakt heeft, terwyl zy slechts ons tot eenen last zyn?

vader.

Tot wat einde denk jy wel, dat onze lieve Heer u, en my, en andere menschen gemaakt heeft?

[pagina 245]
[p. 245]
gerrit.

Om gelukkig te weezen op zyn' aardbodem.

vader.

En wat kon hem wel beweegen om dat te willen?

gerrit.

Dat hy zo goed is, en niet gaarne alleen wil gelukkig weezen.

vader.

Zeer wel. Maar denk jy niet, dat de insecten insgelyks eene soort van gelukzaligheid genieten?

gerrit.

Ja, vast; want wy zien, dat zy zich verblyden, als de zon zo warm schynt.

vader.

Wel nu, kan jy nu niet begrypen, waarom God hen ook gemaakt heeft? Zy zullen zich op zyn' aardbodem ook verblyden en zó gelukkig weezen, als zy naar hunnen aart kunnen worden. Is dat oogmerk niet zeer liefderyk, en voegt hetzelve niet volmaakt aan een zó goedertieren wezen als God is?

gerrit.

Ja ik wil slechts zeggen, dat onze lieve Heer niet kwalyk gedaan had, als hy enkel en alleen zulke beesten gemaakt had, die niemand kwaad doen?

vader.

Dank God, dat hy zulks niet gedaan heeft.

gerrit.

Waarom?

[pagina 246]
[p. 246]
vader.

Om dat gy, en ik, en wy allen anders 'er ook niet zouden zyn.

gerrit.

Hoedat?

vader.

Om dat wy juist behooren tot het meest verscheurend, en het meest vernielend geslacht der dieren! Allen de andere schepselen op den aardbodem zyn niet alleen onze slaaven, maar wy dooden hen ook naar ons welgevallen, nu om hun vleesch te nuttigen, dan om hunne huiden te krygen; nu om dat zy ons hinderen, dan om deeze, en dan om eene andere beuzelachtige rede. Met hoe veel grooter recht zouden derhalven de insecten kunnen vraagen: Wat kan toch God bewogen hebben, om den verderselyken mensch te maaken? - Eilieve! wat zou jy de mug op deeze vraag antwoorden?

gerrit. (In verlegenheid.)

Ja - dat weet ik niet.

vader.

Ik zou omtrent op deeze wyze tegen haar spreeken: ‘Myne goede mug, uwe vraag is zeer voorbaarig, en toont, dat gy met uw klein verstand nog niet naar behooren hebt leeren denken. Anders zou jy, slechts de minste oplettendheid gebruikende, gemakkelyk gezien hebben, dat God, enkel en alleen door goedheid gedre-

[pagina 247]
[p. 247]

ven, veelen zyner schepselen op zodanige wyze gevormd heeft, dat het een ten koste van het ander bestaan moet. Want had hy dat niet gedaan, dan zou hy niet de helft van allen de geslachten van dieren hebben kunnen maaken, die 'er tegenwoordig zyn: om dat gras en vruchten slechts aan weinig soorten van levendige schepselen het noodige onderhoud en voedsel hadden kunnen verschaffen. Derhalven op dat over den gantschen aardbodem zich leven mogt vertoonen, op dat overal - in het water, in de lucht, op en in de aarde - 'er levendige schepselen mogten gevonden worden, die zich verblydden over hun aanwezen, zo lang zy leefden, en opdat de eene soort van schepselen niet al te sterk in getal mogt aangroeien ten nadeele en bederf van eene andere soort: om allen deeze oogmerken te bereiken, diende de wyze en goede God zodanige schikking te maaken, dat eenige schepselen ten koste van anderen bestaan. - Wees daarom indachtig, dat gy slechts eene mug zyt, die van hetgeen de alwyze en algoede God doet, onmooglyk kan oordeelen; en wy - wy zullen u daarin met een goed voorbeeld voorgaan.’

[pagina 248]
[p. 248]

Wat dunkt u, gerrit, zou de mug, als zy verstand had, wel met dat antwoord voldaan weezen?

gerrit.

Ik ben het.

vader.

Welaan, laaten wy dan wederkeeren naar onzen robinson.

De nood dwong hem, om zich te redden zo goed hy kon. Hy haalde dus de huiden voor den dag, en sneed van dezelven - vast niet zonder veel moeite - met zyn steenen mes eerst een paar schoenen, daarna een paar kousen. Naaijen kon hy die niet, dus moest hy het daarby laaten berusten, dat hy slechts kleine gaten daarin maakte, om dezelve door middel van een' gedraaiden draad aan de beenen en op de voeten vast te rygen. Dit ging ondertusschen met groote moeite gepaard. Want schoon hy de ruige zyde buitenwaarts keerde; gevoelde hy desniettegenstaande geduurig eene brandende hette in de beenen, en het styve harde leder haalde hem nog daarenboven, als hy maar even zyne voeten verzette, het vel open, en veroorzaakte hem dusdoende niet weinig pyn. En nogthans wilde hy liever dat uitstaan, dan aan de steeken der Musquito's blootgesteld zyn.

[pagina 249]
[p. 249]

Van een ander zeer styf en eenigzins krom gebogen stuk leder maakte hy zich een masker, waarin hy slechts twee kleine gaten sneed voor de oogen en een derde voor den mond, om adem te kunnen haalen.

En dewyl hy nu toch met dat werk bezig was, besloot hy niet te rusten, vóór het hem eindelyk gelukte, om ook een wambuis en eene broek van Lama-vellen te maaken. Trouwens dat vereischte al meer hoofdbreeken: maar wat kan men ook zonder moeite verkrygen, en wat gelukt ons niet al, zo wy maar geduld en yver genoeg ten koste leggen? - Robinson gelukte ook dat werk tot zyne innige vreugd.

Het wambuis was zaamengesteld uit drie stukken, die door snoeren aaneen gehecht wierden; te weeten twee stukken waren geschikt voor de armen en het derde voor het lyf. De broek bestond, gelyk die soort van broeken, die by ons veel gebruikt worden om te paard te ryden, mede uit twee stukken, een van vooren en een van achteren, en deeze wierden op de zyden toegeregen. Hy deed beide, het wambuis en de broek, zodra die afgedaan waren, voort aan, en besloot zyne oude, al halfversletene Europische kleeding

[pagina 250]
[p. 250]

niet anders aan te trekken, dan op de hooge feestdagen en op de verjaardagen zyner ouderen, die hy als heilige dagen vierde.

Zyn opschik was nu de zeldzaamste van de waereld. Van het hoofd tot de voeten bedekt met ruwe huiden; in de plaats van een' degen eene groote steene byl op zyde; op den rug eene weitasch, een' boog en een' bondel pylen, in de rechterhand eene spies, die langer was dan hy zelf, en in de linker hand een' gevlochten' zonnescherm bedekt met kokosbladen; en op het hoofd, in de plaats van eenen hoed, een spits toeloopend mandje, mede overtrokken met ruwe huiden: verbeeld u eens welke wonderlyke vertooning dat maakte! geen mensch, hem dus opgeschikt ziende, zou gedacht hebben, dat onder dat zeldzaam gewaad een menschlyk schepsel schuilde. Ook moest hy zelf lachen, toen hy deeze zyne geheele figuur voor de eerste maal in de beek zag.

Thans begaf hy zich weder tot zyn pottebakkers werk, De oven was schielyk klaar, en nu wilde hy zien, of hy door de kracht van het sterkste vuur niet eene verglaazing kon te wege brengen. Hy stak derhalven zyne potten en pannen daarin, en stookte het vuur

[pagina 251]
[p. 251]

toen trapswyze meer en meer aan, tot dat de oven geheelenal gloeijende wierd. Hy onderhield dit selle vuur tot den avond toe, wanneer hy hetzelve allengs liet uitgaan, en nu was hy zeer verlangende om den uitslag van deeze proef te zien. Maar wat was het? De eerste pot, dien hy uit den oven kreeg, was evenwel niet verglaasd, de tweede ook niet, en dus ook de overigen. Doch ten laatste eene pan beziende, vond hy met groote vreugd en verwondering, dat deeze op den bodem verglaasd was.

Hier stond nu zyn verstand geheel stil. Wat dacht hy, mag toch de oorzaak weezen, dat juist deeze pan alleen een weinig verglaasd is, en geene van de overige pannen en potten, daar zy nogthans allen van dezelfde potaard gemaakt, en in een' zelfden oven gebakken zyn? - Hy dacht en herdacht, doch langen tyd kon hy niets bedenken, dat hem dit voorval begrypelyk maakte.

Ten laatste schoot hem te binnen, dat in deeze pan een weinig zout geweest was, toen hy dezelve in den oven stak. Hy kon derhalven niet anders denken, of dat zout alleen was de oorzaak van de verglaazing.

[pagina 252]
[p. 252]
jan.

Maar had het zout dan ook inderdaad dat gedaan?

vader.

Ja. Hetgeen robinson hier toevallig ontdekte, heeft men in Europa al lang geweten. Het zout is het eigentlyk, dat veele dingen in het vuur tot glas doet smelten. Had hy derhalven de potten slechts met zout water bestreken, of anders slechts eenig zout in den brandenden oven geworpen, dan zouden zyne potten terstond met eene korst van glas overtrokken geworden zyn.

Daarvan wilde hy nu den volgenden dag eene proef neemen. Het vuur brandde reeds in zyn' oven, hy had al eenige potten en pannen met zout water bestreken, en in andere droog zout gedaan, om beide proeven tevens te doen: wanneer hy midden in dat werk gestoord wierd door eene zaak, waarvoor hy al lang het meest van allen gevreesd had door - eene ongesteldheid.

Hy was misselyk, hy gevoelde hoofdpyn, en daarby eene groote zwakheid door allen zyne leden. En thans stond hem de akeligste toestand te wachten, in welken een mensch ooit vervallen kan.

‘Groote God,’ dacht hy, ‘wat zal 'er van my worden, als ik eens myn bed niet

[pagina 253]
[p. 253]

meer verlaaten kan? Als 'er geene mededoogende hand is, die my oppast, en my in myne zwakheid te gemoed komt? Geen vriend, die het doodszweet van myn aangezicht afdroogt en my eenige verkwikking geeft? - ô, God! ô, God! wat zal van my worden?’

Hy zeeg, overmand door diepe benaauwdheid der ziel, met deeze woorden krachteloos op deh grond neder.

Was 'er ooit een tydstip geweest, waarin hem een onwankelbaar kinderlyk vertrouwen op God, den alomtegenwoordigen en liefderyken Vader, noodzaakelyk was; zo was het tegenwoordig. Verstoken van alle menschelyke hulp, verlaten door zyne eigene krachten: wat bleef hem nu nog over, om niet te bezwyken in zyne elende? - God, God alleen; en niemand anders in de geheele waereld.

Hy lag met doodsangst te worstelen. Zyne handen waren vast in een geklemd; en onvermoogend om te spreeken, zelfs onvermoogend om te denken, had hy zyne staarende oogen op den hemel gevestigd. ô, God! ô, God! Ontferm u over my. - Dit was alles, dat hy

[pagina 254]
[p. 254]

onder diepe zuchten van tyd tot tyd kon uitbrengen.

Doch de angst liet hem niet toe lang te rusten. Hy spande zyne laatste krachten in om, zo het mooglyk was, hetgeen tot gebruik in zyne ziekte vooral noodzaakelyk was, by elkanderen te haalen, en by zyn bed te zetten, opdat hy evenwel niet gantschelyk van alle verkwikking zoude verstoken zyn, wanneer de ziekte hem niet meer zou toelaaten, dat hy opstond en het bed verliet. Met groote moeite haalde hy eenige schillen van kokosnooten vol water, en zette die by zyne legerstede. Voorts deed hy daarby eenige gebradene aardappelen en vier citroenen, die hy nog over had, en zeeg toen krachteloos op zyn treurig ziekbed neder.

Indien het onzen lieven Heer tegenwoordig behaagd had, om hem door een' schielyken dood van de aarde weg te rukken: och! hoe wellekom, hoe wellekom zou hem toen de dood geweest zyn! Hy verstoutte zich, God daarom te bidden: doch kort daarna bedacht hy zich weder, en begreep, dat dit gebed zondig was. ‘Ben ik niet Gods kind? dacht hy; ben ik niet het werk zyner handen, en is hy immers nier myn liefderyke, myn

[pagina 255]
[p. 255]

wyze en almagtige Vader? Hoe durf ik het dan bestaan om hem voor te schryven, wat hy met my doen zal? - Weet hy niet het best, wat my dient, en zal hy niet zodanig met my handelen, als het voor my het best is? Ja, ja, dat zal hy vast doen, die goede, liefderyke en almagtige God! Smoor dus uwe klagten, myn droevig en bekommerd hart! Staan uwe oogen op God, - op God, dien grooten Redder in allen nood! En hy zal u redden, ja hy zal u redden!’

Met deeze woorden greep hy moed, beurde zich op tot op zyne kniën, en bad met den vuurigsten aandacht van zyn hart: ‘Ik geef my aan u over, myn Vader; ik geef my gantschelyk over aan uwe Vaderlyke Voorzienigheid! Doe met my naar uw welbehaagen. Ik zal gewillig verdraagen, hetgeen gy my laat overkomen; en gy zult my de noodige krachten daartoe verleenen. Och verleen my die, myn Vader - dit is alles, waarom ik u smeek - verleen my geduld in myn lyden, en een onwankelbaar vertrouwen op u. Ach hoor en verhoor dit gebed, deeze eenigste vuurige bede van uw arm lydend kind, om uwer liefde wille!’ Thans overviel hem eene hevige koorts.

[pagina 256]
[p. 256]

Schoon hy zich geheelenal bedekte met de gedroogde vellen der Lama's, kon hy evenwel niet warm worden. Deeze koude duurde wel twee uuren. Vervolgens wierd zy vervangen door eene hette, die als een brandend vuur door alle zyne aderen liep. Zyn boezem jaagde door het hevig kloppen der slagaderen, als de boezem van iemand, die door sterk te loopen geheel buiten adem is. In deezen akeligen toestand had hy ter naauwer nood zo veel krachten over, om de schil van eene kokosnoot met het water naar zynen mond te brengen, om zyne brandende tong te verkoelen.

Ten laatste drong het zweet met groote druppels uit zyn lichaam; en dat gaf hem eenige verligting. Ruim een uur in het zweet gelegen hebbende, kwam hy weder eenigzins tot bezef van zichzelven. En toen wierd zyn hart ontroerd door de gedachte, dat zyn vuur uitgaan zou, zo geen nieuw hout daarby aangelegd wierd. Hy kroop derhalven, hoe zwak hy ook was, op handen en voeten, en wierp zo veel hout op den haard, als noodig was, om het vuur tot morgen brandende te houden. Want nu begon het al nacht te worden.

Deeze nacht was de akeligste, die hy ooit beleefd had. Koude en hette vervingen elkan-

[pagina 257]
[p. 257]

der by beurte zonder tusschenpoozing; de hevigste hoofdpyn ging hier geduurig mede gepaard; en geen de minste slaap kwam in zyne oogen. Daardoor wierd hy zodanig verzwakt, dat hy den volgenden morgen naauwlyks in staat was om naar het hout te kruipen, om het vuur te onderhouden.

Tegen den avond nam de ziekte op nieuw tot. Hy dacht wederom naar het vuur te kruipen; doch zulks was hem voor deeze keer onmooglyk. Hy moest derhalven alle gedachte om hetzelve te onderhouden laaten vaaren, en de zekere hoop, dat hy niet lang meer leeven zou, maakte, dat hy daaromtrent onverschillig was.

De nacht was wederom als de voorgaande. Het vuur was ondertusschen uitgegaan; het overgebleven water in de schillen van de kokosnooten begon te bederven; en robinson was thans buiten staat om zich om te keeren, en van de eene zyde op de andere te gaan leggen. Hy geloofde dat hy den dood voelde naderen, en de vreugd daarover gaf hem genoegzaame krachten, om zich nog door een vuurig gebed tot dien grooten stap bereid te maaken.

Hy bad God nog eens in alle ootmoedigheid

[pagina 258]
[p. 258]

om vergeeving zyner zonden. Voorts dankte hy hem voor alle de weldaaden, die hy aan hem een' zó onwaardig' mensch - geduurende zyn geheel leven betoond had. Doch in 't byzonder dankte hy God voor de rampen en tegenspoeden, die dezelve hem had laaten overkomen, om zyne verbetering daardoor te bewerken, waaromtrent hy thans beter dan ooit bezefde, hoe dienstig dezelve voor hem geweest waren. Ten laatste smeekte hy nog om troost en zegen voor zyne arme ouders; voorts beval hy zyne onsterflyke ziel aan de eeuwige en vaderlyke liefde van zynen God - ging daarna stil leggen, en verwachtte de dood met eene blyde hoop.

Deeze scheen ook met groote schreden te naderen. De benaauwdheden wierden sterker; de borst begon te rochelen, en het ademhaalen viel hem al meer en meer bezwaarlyk. Nu scheen het laatste en langgewenschte oogenblik daar te weezen! Eene benaauwdheid, die hy nog nooit gevoeld had, beving zyn hart, het ademhaalen hield eensklaps op; hy kreeg stuiptrekkingen, legde zyn hoofd neder, en geraakte geheel buiten kennis.

Allen de kinderen zweegen een' geruimen

[pagina 259]
[p. 259]

tyd stil, en eerden de gedachtenis van hunnen vriend, dien zy nooit gezien hadden, door eene weemoedige aandoening. - ‘Die arme robinson!’ zeiden naderhand sommigen al zuchtende; Goddank! zeiden de anderen, dat hy thans van al zyn leed verlost is! - En dus scheidde het gezelschap van elkanderen deezen avond veel stiller en meer in gedachten, dan gewoonlyk.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken