Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tweelingzusjes Wil en Til (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van De tweelingzusjes Wil en Til
Afbeelding van De tweelingzusjes Wil en TilToon afbeelding van titelpagina van De tweelingzusjes Wil en Til

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.71 MB)

Scans (41.73 MB)

ebook (4.21 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tweelingzusjes Wil en Til

(1928)– Cara–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

Tootje.

Wil en Til zijn vroeg wakker. Het zonnetje schijnt ook zoo in de slaapkamer. En dán word je vanzelf wakker.

‘Vanmiddag fijn he?’ begint Wil. ‘Dan komt Tootje spelen.’

‘Ja’, knikt Til. ‘We vragen aan grootmoeder, of we haar mogen halen.’

‘Dat mág niet, je zal 't zien’, zegt Wil.

‘Als we gisteren nou nog regelrecht naar huis waren geloopen....’

Wil trekt haar neusje op. Grootmoe is toch erg bang hoor! We zijn toch al zéven jaar!

Wil zegt niets. Ze springt maar vast uit bed. Voor haar ledikant knielt ze neer. En als ze gebeden heeft, wascht en kleedt ze zich vlug. Ze zal grootmoeder eens verrassen. Zacht loopt ze de trap af. Hè, nu kraken die treden toch weer zoo.

Grootmoe is al op. ‘Wel, wel’, zegt ze, ‘bén jij daar al? Slaapt Til nog?’

‘Nee grootmoe, Til komt ook gauw beneden.’

‘Zet jij dan de theekopjes maar vast klaar’, zegt grootmoeder.

Dat kan Wil al netjes. Voorzichtig zet ze de

[pagina 120]
[p. 120]

kopjes op de ontbijttafel. Grootmoeder schenkt een kopje thee in. ‘Leuk zoo met z'n tweetjes’, denkt Wil.

 

Ze staan aan het hek uit te kijken, de tweelingen. Want - zóo komt Tootje.

Til heeft nog gevraagd: ‘Hè, toe grootmoe, mogen we Tootje gaan halen?’ Maar grootmoeder wou er niets van hooren.

‘Nee, nee, dát kan niet’, heeft ze gezegd.

De meisjes begrijpen wel, waarom niet.

Til heeft even een lip getrokken, maar grootmoeder deed net, of ze het niet zag.

En daar is Tootje nu. De kinderjuffrouw heeft haar gebracht. En die komt haar straks ook weer halen.

‘Dáag’, zegt Tootje.

‘Dáag’, zeggen de tweelingen.

Ze nemen Tootje ieder bij een hand en gaan langs grootmoeders huis, den tuin in.

‘Ga je mee schommelen’, vraagt Wil.

‘Ja’, knikt Tootje.

‘Heb jij thuis ook een schommel?’

‘Nee.’

‘Waar speel je dan mee?’ vraagt Til.

‘Met mijn poppen.’

‘O. Hoeveel poppen héb je?’

‘'k Weet niet’, zegt Tootje.

[pagina 121]
[p. 121]

‘Wéet je dat niet? Kan je dan niet tellen?’ vraagt Wil. ‘Ik wel, ik kan wel tot honderd tellen.’

En dan begint ze: een, twee, drie....

In een oogenblik is ze bij twintig.

‘Ik kan nog veel verder tellen’, zegt Tootje.

‘En je weet niet eens, hoeveel poppen je hebt.’

‘'s Kijken.’ Tootje telt op de vingers: ‘Elsje en Lijs en 't negertje, dat is drie en Mieke en Geertje, da's al vijf hé? Nou en dan Jo, die is verpleegster, dat is zes, en vijf kleine kindertjes, dat is....

‘Elf’, zegt Wil vlug. ‘Wat een boel, elf poppen.’

‘En een matroos, maar die heeft maar éen been.’

‘Ts’, zegt Til, ‘twaalf poppen. Zijn die echt van jou alléen?’

‘Ja, ik bén haast altijd alleen.’

‘Waar is je moeder dan?’ vraagt Til nieuwsgierig.

‘Weg.’

‘Waar naar toe?’

‘Erg ver weg, maatje is ziek.’

‘O’, zegt Wil, ‘wat naar.’

‘Zeg jij maatje?’ vraagt Til.

‘Ja’, knikt Tootje.

‘Wij zeggen gewoon “moeder.” Kom mee dan gaan we schommelen, hè?’

[pagina 122]
[p. 122]

Eerst mag Tootje op den schommel. Ze durft niet erg hoog. Telkens geeft ze een gilletje, als Til haar even duwt.

‘Durf je niet?’ vraagt Wil.

‘Ja’, zegt Tootje dapper. Maar Wil gelooft er niets van.

‘Laat mij eerst maar 's’, zegt ze.

Dan gaat Wil op den schommel. Til geeft haar een zetje. Wat gaat dat lekker hoog.

‘Pas op’, waarschuwt Til, ‘hooger mag niet.’

‘Och kind, juist leuk.’

Wil zal Tootje eens laten zien, wat ze durft. Hè bah, da's jammer. Daar komt die vervelende Aaltje aan. Nu is 't natuurlijk uit.

‘Wil’, roept ze, ‘zal je dat eens laten?’

‘Voor jou?’ roept Wil terug.

Til kijkt eerst Wil en dán Aaltje verschrikt aan. Ze vindt haar zusje erg brutaal.

Tootje friemelt wat aan haar ketting.

Til denkt: Als er nu maar niet iets naars gebeurt.

Aaltje laat den schommel uitzwaaien.

Ze kijkt naar Wil, die heelemaal rood wordt.

‘Nou ik’, zegt Til. ‘We zullen niet meer zoo hoog gaan’ belooft ze.

‘Goed’, zegt Aaltje. ‘Dan ga ik maar weer.’

Elk op de beurt mag nu op den schommel.

Grootmoe komt ook eens kijken. Ze knikt Tootje vriendelijk toe.

[pagina 123]
[p. 123]

‘Komen jullie een glaasje limonade drinken?’ vraagt ze aan de meisjes.

Nou, of ze dat willen. Ze hebben alle drie een vreeselijken dorst gekregen.

Ze gaan langs de keukendeur, die open staat. Maar Wil kijkt niet naar binnen, dat durft ze nu niet.

Grootmoeder heeft de limonade ingeschonken.

Lekkere roode is 't met een rietje er in.

Grootmoe praat met Tootje. Maar Wil hoort niet, wát ze zeggen. Ze denkt aan heel wat anders. Weet je wáaraan?

 

‘Kom’, zegt Til, ‘nou gaan we weer spelen, hé? Wil je onze poppen eens zien? Zullen we moedertje doen?’

‘Goed’, knikt Tootje.

‘Aftellen, wie moeder is’, zegt Wil. En ze begint meteen: ‘Iene miene, mutten, tien pond grutten, tien pond kaas, jij bent de baas.’

Til mag moeder zijn. Ze kijkt, of Tootje het geen prachtige poppen vindt. Zulke mooie kanten jurkjes hebben ze aan. En echt haar!

Zou zij er wel zulke mooie bij hebben?

Tootje zegt: ‘Zijn ze dát nou?’ ‘Ja, maar thuis hebben we er nog elk een’, vertelt Til. ‘Echt haar, zie je 't?’

‘Ja’, knikt Tootje.

[pagina 124]
[p. 124]

Daar komt Wil aandragen met een keurig serviesje. In het trekpotje zit thee, in den suikerpot suiker en in het melkkannetje heeft grootmoeder melk gedaan. Nét, als groote menschen. Een schoteltje met flikjes is er ook al bij.

‘Fijn!’ Til klapt in de handjes.

‘Jou pop heeft maar éen oor. Wil’, zegt Tootje opeens.

‘Ja, dat heeft Henkeman gedaan.’

‘Wie is dat?’

‘Onze kleine broer. Hij heeft mijn kindje laten vallen en toen ging er een oortje af.’

‘Ik wou, dat ik ook een broertje of een zusje had’, zegt Tootje. ‘Niks leuk, als je altijd haast alleen moet spelen.’

Nee, dat vinden de tweelingen ook.

Ze zouden Henkie voor geen geld willen missen.

‘Ziezoo, nou is alles klaar’, zegt Til. ‘Nou moeten jullie even weggaan. En dan kom je zóo op theevisite.’

Daar gaan ze, Wil en Tootje. Dan kloppen ze netjes aan. Til doet de deur open.

‘Dag mevrouw Postma, dag mevrouw Vos’, Zegt Til deftig.

De mevrouwen lachen.

‘Komt u binnen. De kindertjes slapen.’

Wil en Tootje houden de hand voor den mond,

[pagina 125]
[p. 125]

zóo moeten ze lachen. Die Til doet net, of alles echt is, of ze groote menschen zijn.

‘Nou niet zoo lachen jullie, wat is daar nou voor geks aan’, moppert Til. En dán zegt ze vriendelijk: ‘Gebruikt u suiker en melk in de thee, mevrouw Vos?’

Tootje knikt: ‘van allebei een klein beetje.’

‘Ik véel suiker’, zegt Wil.

‘Dat is niet netjes, als je op visite bent, om zoo gulzig te zijn.’ Til kijkt een beetje boos.

‘En zooveel suiker is er niet.’

De visite krijgt nu een kopje thee en allebei mogen ze snoepen van het schoteltje.

‘Wat een heerlijke bonbons, waar háalt u die?’ vraagt Wil.

‘O, bij .... bij....’ Til weet het zelf niet, waar grootmoeder de flikjes altijd koopt.

‘Die komen uit de stad, uit zoo'n fijnen winkel’, Zegt Til, een beetje nuffig.

‘Nou, ze zijn erg lekker’, vindt Wil.

‘O’, zegt opeens Tootje, ‘de kindertjes worden wakker.’

Moeder Til neemt ze op haar schoot.

‘Dat doen ze graag’, zegt ze, ‘bij mij op schoot zitten.’

Dan gaan de drie mevrouwtjes een beetje zitten babbelen. Ze drinken een heeleboel thee en - eten alle flikjes op.

[pagina 126]
[p. 126]

Ieder op de beurt mag moeder zijn.

Jammer, dat de kinderjuffrouw Tootje al zoo gauw komt halen.

‘We spelen juist zoo leuk’, zegt Wil.

‘Mag ze nog een beetje blijven?’ vleit Til.

Maar dat kan niet. De juffrouw belooft, dat Til en Wil ook eens bij Tootje terug mogen komen. De volgende week!

Dat vinden de tweelingen heerlijk.

‘We brengen onze poppen mee’, roept Til, als Tootje allang het hek uit is. En dansende gaan ze naar binnen, naar grootmoeder.

Wat een fijne middag is dat geweest!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken