Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tweelingzusjes Wil en Til (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van De tweelingzusjes Wil en Til
Afbeelding van De tweelingzusjes Wil en TilToon afbeelding van titelpagina van De tweelingzusjes Wil en Til

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.71 MB)

Scans (41.73 MB)

ebook (4.21 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tweelingzusjes Wil en Til

(1928)– Cara–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 146]
[p. 146]

Twee brieven.

Er is een brief gekomen, een brief van vader en moeder. ‘Wat staat er in, grootmoe?’ vragen de tweelingen nieuwsgierig.

Grootmoeder zet haar bril op en leest den brief zachtjes. Dan zegt ze opeens:

‘Wel, dát vind ik aardig, Henkie komt mee met vader en moeder.’

‘Wanneer,grootmoe? Morgen al?’

‘Ja, dat wisten jullie toch wel?’

Wil en Til weten niet goed, of ze er blij mee zijn of niet. Ze vinden het natuurlijk heerlijk, dat ze vader en moeder en broer morgen weer eens zullen zien.

Maar - dan gaan ze ook weer terug naar de stad, met z'n vijven.

En ze waren zoo graag nog wat hier gebleven. In de stad is geen schommel, en geen boerderij, waar ze elken dag heen mogen, en waar ze zoo maar vrij kunnen rondloopen.

‘Nou hoe vinden jullie dat?’ vraagt grootmoeder, ‘Ben je niet blij, dat Henkie ook meekomt?’

Ja, dat vinden ze toch wel prettig.

[pagina 147]
[p. 147]

‘Geen we allemaal naar den trein grootmoe’, vraagt Wil. ‘U en grootva en wij samen?’

‘Hé, Tootje ook’ vleit Til. ‘Want ze kent Henkie heelemaal niet, en ze wil hem zoo graag eens zien.’

‘Goed’, zegt grootmoeder, ‘Laat Tootje ook maar meegaan.’

Dat vinden de tweelingen heerlijk.

 

Bij dokter Vos is ook een brief gebracht. Er zit een vreemde postzegel op. Juf heeft hem Tootje laten zien. Maar openmaken mocht niet, heeft juf gezegd.

Straks, als haar vader thuiskomt, dàn maakt vader den brief zélf open. Tootje verlangt erg. Ze kijkt aan het tuinhek, en ze luistert of ze vaders fietsbel niet hoort op den weg.

Daar is vader. Nu gauw, gauw naar binnen. Tootje kruipt bij haar vader op de knie. En dan léest vader en dan lácht vader ook.

‘Toótje, méid’, zegt hij en hij knijpt haar in de wang. ‘Wat denkt je nou wel, dat hier in staat? Moeder komt gauw thuis. Ze is weer haast beter. Heerlijk, hé?’

‘En blijft maatje dan thuis? vraagt Tootje. ‘Ik hoop het’, zegt haar vader. Tootje heeft haar vader in langen tijd niet zoo vroolijk gezien. ‘Maatje komt gauw’. Hoe fijn toch!

[pagina 148]
[p. 148]

‘Hoe lang duurt het nog?’ vraagt ze.

Ja, dat weet vader niet precies.

‘Een paar weken nog geduld, kleine Puck’, zegt de dokter. ‘Zóó lang moeten we samen nog maar wachten, hé?’

Een paar weken! Hoeveel nachten is dát nog maar slapen? Tootje rekent het op de vingers uit. Veertien nachten nog slapen en dan......

‘Dan zal ik maatje vertellen, dat ik er den Heere Jezus elken avond om gevraagd heb’, denkt Tootje.

 

‘Daar heb je dokter Vos op de fiets. Hij houdt hier voor het huis stil’, zegt grootmoeder na het eten. ‘Kijk, Tootje zit achter op de fiets. Wat zou er zijn?’

De tweelingen hollen naar het hek.

‘Zoo kleuters’, zegt de dokter. ‘Tootje wou jullie even wat prettigs vertellen. Over een half uur kom ik haar terug halen, hoor!’

Weg is de dokter weer. En daar staat Tootje bij de nieuwsgierige tweelingen.

‘Wat is er’, vraagt Wil.

‘Maatje komt gauw thuis’, juicht Tootje. Over twee weken misschien al. Het staat in een brief.

‘O, fijn hé’, zegt Til. Hoort u het, grootmoe, Tootje haar moeder komt weer gauw thuis.

‘Wel, daar ben ik blij om’, zegt grootmoe.

[pagina 149]
[p. 149]

‘En twee weken zijn zoo gauw voorbij.’

‘Morgen gaan we weg’, zegt Wil opeens.

‘Morgen al?’ schrikt Tootje.

Ja, vader en moeder komen ons halen met Henkie. En hoor 's, we gaan allemaal naar den trein. Jij mag ook mee. Wil je?

‘Als juf het goed vindt’, zegt Tootje.

‘Dan moet je het maar vragen. Morgenochtend om half elf komt de trein aan.

‘Zullen we nog even gaan schommelen?’ vraagt Wil. Aaltje zal ons wel roepen, als je vader belt.

‘Goed’, zegt Tootje. Ze durft nu al wat beter dan in het begin.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken