Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Allemaal onzin (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Allemaal onzin
Afbeelding van Allemaal onzinToon afbeelding van titelpagina van Allemaal onzin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (7.66 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Allemaal onzin

(1968)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Enige galante herinneringen

Jeugd zou een ideale toestand zijn,
indien zij wat later in ons leven kwam.
asquith

1

Reeds op de kleuterschool begeerde ik de juffrouw - en niet ten onrechte, zoals een foto van ons klasje mij later duidelijk maakte. Er bestond een onmiskenbare discrepantie tussen de onderwijzeres, een vrouw als een kathedraal, en de nietige verschijning, waarin ik toen het leven tegemoet trad, want ik was een bleek, bang ventje met dunne krulletjes, veelal gehuld in een fluwelen pakje, gelijk de little lord Fountleroy. Des zomers droeg ik spierwitte gewaadjes, die, als ik mij bevuild had, soms meermalen op een dag werden ververst, daar mijn moeder met ondoofbare energie naar mijn onberispelijkheid bleef streven en geen sterker voorbeeld van moederlijk wanbeheer kende dan een smoezelig kind.

Aangezien zij mij als een engeltje beschouwde, deden daden, die getuigenis aflegden van het tegendeel, haar veel verdriet. Nooit vergeet ik haar onthutst gezicht, toen ik mij, op vierjarige leeftijd, in een kamer vol visite, eens aan mijn tante dreigde te vergrijpen. De vrouw, een bloeiende verschijning, maakte zich peinzend van mij los, maar mijn oom, een nutteloze man, die steeds in een enorm halsboord dreigde weg te zinken, eiste driftig mijn voorbeeldige bestraffing. In een lang, luidruchtig pleidooi, slaagde mijn moeder erin, de zaak toch binnen de grenzen van het begrip ‘ravot-

[pagina 104]
[p. 104]

ten’ te houden, maar haar overwinning was er een op punten, omdat de affaire te duidelijk geleek op een van die moorden in grafelijke kringen, die steeds worden voorgesteld als omgelukken op jacht.

Mijn gevoelens voor de schooljuffrouw waren minder manifest. Het gold als een misselijke daad, zó diep in de zandbak te graven, dat men op zwart zand stiet, maar ik deed het herhaaldelijk, teneinde haar naar mij toe te lokken. Haar bestraffende woorden deerden mij niet, want ik genoot van haar stem, haar gebaar, het knisperen van haar japon - klanken en geruchten, die mij in trance brachten en, als een strelende aanraking, kippevel bezorgden.

Aangezien ik in het geheel niet hoorde wat zij eigenlijk zei, werd ik als door een bliksemstraal getroffen, toen zij mij, op een keer, uit mijn zoete versuffing deed opschrikken, door mij onverhoeds met de vlakke hand voor mijn broek te slaan, een syncope, die gal wierp op mijn zaligheid. Ik was zo boos en onthutst, dat ik besloot haar niet meer terug te zien.

Toen mijn moeder mij de volgende ochtend wekte, verklaarde ik meteen, dat er op verder schoolbezoek niet gerekend kon worden. Gevraagd naar de reden, zei ik: ‘Juffrouw Annie heeft me gekrabd.’

Ik zei niet ‘geslagen’ doch ‘gekrabd’, omdat ik begreep, dat krabben gemeen is en niet langer als oirbare correctie kan worden geaccepteerd. Mijn moeder praatte nog geruime tijd, maar ik begon te staren en op mijn duim te zuigen.

Inderdaad ging ik niet meer naar de kleuterschool. Een week later, toen ik net bezig was een metalen autootje op de als weg fungerende rand van het vloerkleed te laten rijden, trad mijn moeder binnen met juffrouw Annie. De juffrouw, die een nieuwe, groene jurk droeg, boog zich naar mij over en zei, vriendelijker dan ze op school ooit was: ‘Heb ik jou gekrabd?’

[pagina 105]
[p. 105]

Ik zweeg.

‘Waarom zeg je dat?’ vroeg ze.

Ik zweeg.

‘We waren toch altijd goede vrienden?’

Ik liep de kamer uit.

Toen ik terugkwam met mijn Indianenpakje aan, was juffrouw Annie weg. Ik heb haar nooit teruggezien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken