Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Allemaal onzin (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Allemaal onzin
Afbeelding van Allemaal onzinToon afbeelding van titelpagina van Allemaal onzin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (7.66 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Allemaal onzin

(1968)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

4

Als een jongmens van twintig jaren ontmoette ik ten huize van mijn collega Arnold Hoosganger een meisje dat Lous heette. Zij was solodanseres, ofschoon zij dit beroep maar zelden uitoefende, daar de meeste aanbiedingen van impresario's haar niet bevielen.

Eigenlijk woonde zij in Den Helder, maar op een dag was zij bij mijn collega komen aanlopen met een visitekaartje van iemand, die hij vaag kende. Zij had namelijk geen geld en moest toch onder dak, daar een project van danskunstige aard haar verblijf in onze stad noodzakelijk maakte.

Hoosganger, een opgewekte vrijgezel van omstreeks veertig jaren, ruimde dadelijk een plaatsje voor haar in, want hij beschikte gelukkig over een flinke woning. Hij noemde haar ‘mijn zusje’ en had mij, voor ik haar leerde kennen, reeds enige malen glimlachend gesproken over eitjes, die zij op verschillende manieren voor hem gereedmaakte, zonder dat er sprake was van enigerlei ruwe liefdesverhouding, die hij immers juist wenste te vermijden, daar zij nog maar zeventien jaren telde.

Op een middag kwam ik hem eens bezoeken. Hij bleek niet thuis te zijn maar Lousje zat in de tuin en stond mij op te wachten. Zij was een lang meisje met gitzwart haar en felle, dunne oogjes.

‘Kijk eens,’ zei zij, ‘dat heeft Arnold voor mij meegebracht uit Hoorn.’

En zij toonde een groen, stenen scheepje, geschikt om als sieraad op de schoorsteen te worden geplaatst.

[pagina 116]
[p. 116]

Ik nam het van haar aan en prees het aardige voorwerp. Daarop zette ik het in het gras. Toen ik even later op haar verzoek ging kijken wie er had gebeld, trapte ik bij ongeluk op het souvenir, waardoor het geheel verbrijzeld werd. Gelukkig had ik nog nooit iets van Freud gelezen.

‘Ben jij de goochemste thuis?’ vroeg Lousje nijdig.

Ik stamelde duizend excuses, ook tegen Arnold, die even later de tuin in kwam.

‘Het geeft niet,’ zei hij met wrange mond.

‘Kon het maar gelijmd worden,’ riep Lousje en zij zuchtte zo wanhopig, dat ik haar even verbaasd aankeek.

Kort daarop ontmoette ik haar met Arnold op een artiestenfeest, dat gehouden werd in een soort sociëteit, waar gecompliceerde jongelui met hooggesloten truien, brallerige gesprekken voerden met het doel deze later te bundelen. Voor het eerst in mijn leven ging ik mij te buiten aan alcoholhoudende dranken. Ik werd zeer zwierig en toen ik Lousje op de trap tegenkwam, omhelsde ik haar of zij een afreizend familielid was. Daarop begaven wij ons naar een balkon, waar wij, op een teil gezeten, lange tijd vrijend bijeenbleven. Haar wenkbrauwen waren zo hard als geteerd touw, zij schuurden over mijn wang. Eigenlijk vond ik haar niet zo erg aardig, maar ik had nu eenmaal a gezegd.

Opeens hoorden we gezang en toen wij in de lege straat keken, zagen wij, dat Arnold beneden stond. Hij had het toenmaals populaire lied ‘Leben ohne Lieben kannst du nicht’ aangeheven, maar gaf toch duidelijk te kennen, de hele zaak als een argeloze grap te beschouwen.

Op het balkon hadden wij afgesproken, de volgende middag samen uit wandelen te zullen gaan, maar toen ik haar op het afgesproken tijdstip afhaalde, bleek dat zij even vermoeid was van de feestnacht als ik. Helaas

[pagina 117]
[p. 117]

besloten wij tóch te gaan - ook al, omdat Arnold telkens uitriep, dat hij onze groeiende vriendschap zo toejuichte.

Er stond een stevige bries. Wij zouden naar het strand gaan en tomden zwijgend tegen de wind op. Toen wij in de duinen kwamen, waren wij zo afgemat, dat wij gingen liggen en vrijwel onmiddellijk in slaap vielen.

Wij werden wakker toen bleek dat het stortregende. Het begon al donker te worden, maar je kon nog zien dat de lucht zeer bewogen was. Spoedig doorweekt, renden wij duin op, duin af. Ik verloor opeens mijn linkerschoen en moest er even naar zoeken.

‘Kóm je nog?’ riep Lousje fel. Zij stond boven op een duin, de rok van haar wijde zomerjurk over het hoofd geslagen. Meedogenloos striemde de regen op ons neer.

Eindelijk thuisgekomen, bleek Arnold woedend te zijn, omdat wij zo laat waren en het middagmaal hadden verzuimd. Lousje ging onmiddellijk naar haar kamer, maar ik moest nog wachten op een telefonisch ontboden taxi. Terwijl ik plakkerig in een fauteuil zat en een vochtig sigaretje probeerde te roken, kleedde Arnold zich zwijgend uit en ging, met het gezicht naar de muur, in z'n bed liggen. Hij beantwoordde mijn groet niet toen ik heenging. Hoewel ik mij schuldig voelde ten aanzien van het middagmaal, vond ik zijn woede toch een beetje overdreven, te meer, daar hij anders zeer vlot was en de dingen gauw door de vingers zag.

 

Enige tijd later maakten wij een bedrijfsuitstapje naar België. Het programma stond vol diners, plechtige ontvangsten en gezellige samentreffens, zodat wij er ons veel van voorstelden. Arnold ging met Lousje, want zij woonde nog steeds in zijn huis, ofschoon de danserij niet was doorgegaan. Zij had nu evenwel kans op een belangrijke rol in een film. Hoosganger had haar een mooie avondjurk geschonken, daar in het reisprogram-

[pagina 118]
[p. 118]

ma ook een nachtfeest was uitgestippeld, dat zou worden gehouden aan boord van een op de Schelde varende stoomboot - een originele gedachte.

De heenreis was al dadelijk vol spanningen. Lousje zat tussen Arnold en mij in. Haar hoge lachjes en luide babbeltjes werden koel beluisterd door de echtgenoten der collega's, een vijandig front van kinderrijke vrouwen, die duizend dingen hadden moeten regelen eer zij eindelijk de huisdeur achter zich konden sluiten. Arnold deed opgeruimd, maar toen Lousje mij op de wang kuste, zag ik in zijn ogen een onheil wassen, dat mij onzeker maakte omtrent het verloop van ons reisje.

In België aangekomen bleek het programma goeddeels fantasie van de samenstellers te zijn, maar het feest op de stoomboot zou gelukkig doorgaan. Eerst bezichtigden wij des middags in Luik een hoog penetrant ruikend gebouw. De burgemeester van die plaats, een deftige, oude man, kwam ons officieel begroeten.

Lousje begon dadelijk een levendig gesprek met hem en nam al gauw 's mans arm, een vrijpostigheid die veel ergernis verwekte, ofschoon de magistraat zelve geen bijzondere ontroering verried.

Toen wij weer op straat kwamen bleek opeens, dat de beloofde tijd voor verkleden uitviel; wij moesten nu onverwijld naar het stoomschip. Lousje voelde dat haar avondjurk in gevaar kwam. Zij liep nog steeds naast Luiks eerste burger, wiens enorme ambtslimousine langzaam naast de stoep met ons meereed. Het kostte haar weinig moeite te organiseren, dat de burgemeester haar even naar het hotel bracht; Arnold en ik mochten, op haar voordracht, ook instappen.

Bij het hotel gekomen begaven Lousje en Hoosganger zich naar boven. Ik bleef met de grijsaard in de auto achter en verklaarde maar eens, dat Luik een fraaie plaats was. De bevolking, die haar stadsbestuurder herkende, begon samen te drammen; agenten sloe-

[pagina 119]
[p. 119]

gen stram aan de helm en hielden nieuwsgierigen op een afstand. Terwijl Lousje zich kleedde begon het verkeer in die hoofdstraat een weinig vast te lopen en daar ik het gevoel had voor de discrepantie tussen het een en het ander, wist ik al spoedig niets meer te zeggen tegen de burgemeester, die trouwens als een contemplatieve eekhoorn naast mij in de auto zat, ten prooi aan niet te becijferen gedachten.

Eindelijk kwam Lousje in volle pracht naar buiten. Arnold, die ook wilde instappen, werd weer naar boven gezonden om een vergeten corsage te halen, maar daarna reden wij toch weg, geboeid nagestaard door de massa, die zich langzaam verspreidde.

De beloofde stoomboot bleek een kleine, gore rivierschuit te zijn vol barsten. Ons gezelschap kon. er net op, maar wij stonden mannetje aan mannetje, te meer daar een op het dek geplaatste, lange dinertafel veel ruimte in beslag nam.

Toen het schip vertrok en de gasten met moeite plaats gevonden hadden aan de dis, bleek dat uit de pijp een onafgebroken roetregen op ons neerdaalde. Daar het zeer warm was, plakte het roet goed.

Arnold, die wat gedronken had, probeerde Lousje te kussen. Zij vluchtte naar mij en riep mijn bescherming in, want zij betreurde het, dat hij door zijn zinnelijk gedrag hun zuivere vriendschap dreigde te bezeren. Daar ik vlak bij de machinekamer zat, voegde zich een enerverend gestamp bij de kwellingen van hitte, roet en honger, want het diner liet lang op zich wachten.

Eindelijk brachten enige lompe zondagskelners een gerecht dat ‘paling in het groen’ heette. Het was een onduidelijke, klonterige blubber. Toen ik er een hap van had genomen, bleek mij bij het doorslikken, dat de lekkernij een stuk paling bevatte, waaruit de graat helaas niet was verwijderd. Aanvankelijk dreigde ik te stikken, maar door het drinken van grote hoeveelheden

[pagina 120]
[p. 120]

water kreeg ik de brok toch naar beneden. Ik zag echter van verder tafelen af, daar ergens in mijn binnenste een smartelijke knobbel bleef steken, die pas enige dagen later geheel verdween.

‘Still love me?’ vroeg Lousje, die zich graag van de Engelse taal bediende.

Ik knikte bevestigend.

Eindelijk mochten wij de tafel verlaten en over het schip gaan lopen, dat beefde als een malarialijder. Daar er aan boord geen mogelijkheden tot verpozing waren en de tocht eindeloos scheen, begonnen de collega's zich de tijd te korten met het foppen van Arnold, door hem plagend te wijzen op de ongerijmdheid van het feit dat zijn dame voortdurend met mij in hoekjes zat. Daardoor geprikkeld, wierp hij opeens enige vouwstoeltjes over boord, een spanningsdaad, waarover vervolgens luide twist ontstond met de kapitein, een gemelijke Belg, die geen vriend van Holland bleek te zijn en vroegere oorlogen in herinnering bracht.

Door mij naar het toilet te begeven, raakte ik enige tijd uit Lousjes drukkend gezelschap bevrijd, maar terug op het dek kwam een collega, die Lozeboer heette, mij namens haar zeggen, dat ik onmiddellijk in de kajuit moest komen. Ik begaf er mij met loden schoenen heen; zij zat er neerslachtig op een lederen bank. Vermoeid begonnen wij elkander te kussen, waardoor wij ook van roet wisselden. Daar wij enkel maar vrijden, omdat wij alleen waren en de gelegenheid dus niet voorbij mochten laten gaan, bezorgde het ons weinig plezier. Het reisgezelschap vermaakte er zich echter goed mee, want eerst later vernam ik, dat Lozeboer haar en mij alleen naar de kajuit had geregisseerd, om alle gasten aan de raampjes te kunnen verzamelen, opdat zij onze activiteit zorgvuldig zouden kunnen gadeslaan.

Op Arnold had dit geen gunstige uitwerking. Hij

[pagina 121]
[p. 121]

sprak in het geheel niet meer tegen ons en toen het schip diep in de nacht in Antwerpen aankwam, verdween hij onmiddellijk in een bedenkelijk café.

Toen wij de volgende ochtend ontwaakten was het gezelschap allang afgereisd. Wij brachten nog een sombere dag in Antwerpen door, namen de avondtrein en wisten, toen wij in Amsterdam waren teruggekeerd, dat wij elkander haatten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken