Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kroeglopen 2 (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kroeglopen 2
Afbeelding van Kroeglopen 2Toon afbeelding van titelpagina van Kroeglopen 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.92 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kroeglopen 2

(1968)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

De timmerman uit de dorpskroeg

In een dorp heb ik, al een paar jaar geleden, een kamer met een mooi uitzicht en zander lelijke telefoon gehuurd, waar ik zo nu en dan eens een paar dagen héénvlucht, om alles wat de stad mij aan licht en donker heeft toegeworpen, ongestoord op te schrijven.

De kamer is gemeubileerd met wat bekoorlijke oude boel, die daar nu eenmaal stond.

Alleen de boekenkast ontbrak.

Die heb ik laten maken door een timmerman van tachtig, een kleine, allerliefste man, die op zaterdagavond in de dorpskroeg altijd zit te kaarten met mensen uit de buurt.

Veel zeggen doet hij niet. Maar hij heeft me toch eens verteld dat het kloeke pand, waarin de dorpskroeg wordt gedreven en soms een paar routiers, die geweldige vrachtauto's besturen, de nacht doorbrengen, vijfenzeventig jaar geleden een pensionaat voor zeer deftige jongedames was waar hij, aan moeders hand, op sinterklaasmiddag met de andere dorpskinderen héén mocht voor een versnapering en

[pagina 38]
[p. 38]

voor een presentje, dat die deftige jonge dames zelf hadden gemaakt. Ze zongen er van Sinterklaas kapoentje. En om vijf uur precies moesten ze allemaal weer weg. Met de versnapering en het presentje.

't Is bar lang geleden en je kunt het niet meer zien aan de kroeg en aan de timmerman.

Ton ik hem vroeg of hij die boekenkast wilde maken, zei hij dat hij zijn duimstok niet bij zich had, maar daar kwam hij op maandag mee aan glimlachen, een kleine, vriendelijke man met een pet op. Hij nam de maat en toen ik een paar weken later terugkwam uit Amsterdam, stond de boekenkast daar te pralen.

Een juweel van een kast.

Mooi degelijk vakwerk.

Op zaterdag, toen hij weer kwam kaarten, bedankte ik hem en vroeg hoeveel hij van me kreeg. De prijs was nog zo'n prijs uit 1916 - onwaarschijnlijk laag. En hij noemde 'm nog aarzelend en zei er, ter verontschuldiging bij: ‘'t Hout is zo duur geworden.’

‘U zult niet rijk worden,’ zei ik.

Hij glimlachte. Ik betaalde, deed er nog een doos sigaren bij en vroeg of hij nog een tweede kastje voor me maken wilde, een kleintje om papier en enveloppen in op te bergen.

‘Goed meneer,’ zei hij.

En hij kwam maandag weer met die duimstok.

‘'t Heeft helemaal geen haast hoor,’ zei ik. ‘Ik kom hier pas weer over een maand terug.’

[pagina 39]
[p. 39]

Hij knikte en sloot op een geruststellende manier def ogen, die de deftige jongedames, die nu allemaal geraamtes in familiegraven zijn, nog hadden gezien, op Sinterklaasmiddag.

Dat was dus afgesproken.

Een maand later keerden we terug.

Het kleine kastje stond er niet.

Dat verbaasde me een beetje, want hij stamde toch nog uit de tijd der plichtsbetrachting.

Het was op een maandag.

‘Zaterdag horen we wel hoe het zit,’ zei ik tegen mijn vrouw.

De volgende middag, na het werk, liepen we samen in het bos. In de verte zagen we iemand aan komen, langzaam lopend, met een grote, van de grond opgeraapte tak als wandelstok.

‘'t Is de timmerman,’ zei mijn vrouw.

Dichterbij gekomen, bleek hij het inderdaad te zijn.

Hij zag ons, kwam naar ons toe met zijn pet en zijn glimlach, ging voor ons staan en zei bijna verlegen, midden in dat grote, ruisende woud: ‘Meneer, ik timmer niet meer.’

‘Gelijk hebt u,’ zei ik beschaamd.

Want ééns zijn we allemaal uit getimmerd - dat had ik moeten weten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken