Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de neus in de boeken (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de neus in de boeken
Afbeelding van Met de neus in de boekenToon afbeelding van titelpagina van Met de neus in de boeken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.39 MB)

Scans (11.52 MB)

ebook (8.20 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter van Straaten



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de neus in de boeken

(1983)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Observeren is moeilijk

Aan het eind van de middag zat ik, alleen thuis, in mijn werkvertrek toen de bel ging. Ik drukte open en even later stond een kleine, bejaarde man voor me, gekleed in zo'n oliejas die leden van de reddingsbrigade vroeger droegen als er een schip in nood was.

Hij tilde een gele plastic zak in de lucht en riep: ‘Hier is de visboer!’

‘De visboer?’ vroeg ik verbaasd.

Hij begon luid te lachen en zei: ‘'n Gebbetje. Ik heb de hele dag gehengeld in de Keizersgracht, met nieuw aas en daar lusten ze wel soep van. Hier - een zak vol, in alle maten. Ze zien er van buiten mooi uit, maar van binnen deugen ze niet, want die grachtvissen zitten vol vergif. Ik zet er geen mond aan, dus ik dacht, ik breng ze maar bij u.’

‘Maar ik lust ook geen vergif,’ zei ik.

Weer lachte hij zo daverend.

‘Ze zijn ook niet voor u,’ riep hij, ‘ze zijn voor de poes.’

De relatie mens en dier is soms merkwaardig. In Artis wierp een man eens een zak vol paddestoelen in het hok van de zebra, omdat hij ze niet vertrouwde.

‘'t Is erg aardig van u,’ zei ik, ‘maar ik heb geen poes.’

Nu lachte hij niet.

‘En je schrijft altijd over poezen,’ riep hij.

‘Vroeger,’ zei ik. (Onze daden volgen ons.)

De man zette de plastic zak op de grond. Ons gesprek was in een dal geraakt.

Ik wachtte tot hij weg zou gaan, maar hij bleef mijmeren en sprak: ‘En ik rekende nog wel op een pilsje voor de moeite.’

‘Dat pilsje kunt u tóch wel krijgen,’ zei ik. ‘Kom maar binnen.’

Even later zat hij in de stoel naast mijn schrijfbureau en

[pagina 129]
[p. 129]

hief het glas. Na een zeer dorstige slok te hebben genomen, zei hij: ‘Gek, dat ik me nou zo vergist heb. Dat overkomt me nooit. Ik loop zeventig jaar op deze rare wereld rond, meneer, dus ik bezit een schat aan levenservaring. Mij maken ze niks meer wijs. Ik doorzie de mensen in één oogopslag.’

Hij keek me aan als een heer onder heren.

‘U ook, hè?’ zei hij.

‘Och...’ antwoordde ik vaagjes.

Eigenlijk zijn mensen nog steeds peilloze raadsels voor me, maar ik wilde dit feit niet op tafel leggen, omdat ik bang was voor een lang gesprek. En ik moest nog werken.

Zijn tweede slok ledigde het glas, maar ik negeerde zijn nog dorstige blik.

‘Mensenkennis is aangeboren,’ zei hij. ‘Je hebt 't of je hebt 't niet. Ik heb het. Bij voorbeeld - die foto daar, van die oude vrouw met die Gelderse kap op. Dat is uw grootmoeder. Waar of niet?’

‘Ja, dat hebt u goed geraden.’

‘Ik raad het niet, ik zie het. De familietrek!’ riep hij.

Inziend dat ik niet aan een tweede flesje pils begon, kwam hij met tegenzin overeind. Hij stond nu bij de boekenkast, vlak naast mijn bureau en keek aandachtig naar een fotootje, dat aanleunde tegen de kloeke ruggen van de Winkler Prins. Het was op straat genomen en toonde een kleine, in een iets te nauw, donker confectiepak gestoken man. Hij had glimmend gepoetste schoenen aan en op zijn hoofd stond een zwarte sneehoed. Een wat kreukelige regenjas hing, met de geruite voering naar buiten, over zijn arm. Om de mond van de man speelde een glimlachje. Hij zag eruit of hij op weg was naar de verjaardag van een dierbare.

De hengelaar keek me van opzij aan en sprak: ‘Uw vader, hè? Dat is niet moeilijk. Wéér die familietrek. U is alleen langer van gestalte.’

‘Ja,’antwoordde ik. En ik bracht hem naar de deur. Toen ik terug was in mijn kamer heb ik nog geruime tijd

[pagina 130]
[p. 130]

gekeken naar de foto, op zoek naar de familietrek. Want de man die erop stond afgebeeld was mijn vader niet. Ik had zijn portret uit een Engels boek gescheurd, in een lijstje geschoven en hier neergezet, omdat zijn beminnelijk uiterlijk mij intrigeerde.

Hij heette Albert Pierrepont. En hij was de beul van Engeland, gekiekt op 10 augustus 1949, voor de gevangenis te Wandsworth, toen hij daar Haigh, de zoutzuurmoordenaar, die zes mensen ombracht ging ophangen. Vriendelijk, als iemand die op weg is naar de verjaardag van een dierbare.

De film kent het begrip ‘typecasting’. De werkelijkheid niet. Daarom is schrijven zo moeilijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken