Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mooi kado (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mooi kado
Afbeelding van Mooi kadoToon afbeelding van titelpagina van Mooi kado

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.57 MB)

ebook (3.82 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mooi kado

(1979)–S. Carmiggelt, Peter van Straaten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

14. Brieven - bewaren

Vanwege de Boekenweek wil ik even met u bladeren in een enigszins vergeelde map, waarop staat:

‘Brieven - bewaren.’

Ik vond er, om te beginnen, een ansicht in die een kleine verklaring vooraf behoeft. In mijn bundel ‘We leven nog’, die in 1963 verscheen, nam ik een stukje op dat de titel ‘Zeuren’ droeg. Het begint zo:

‘Mijn vrouw pleegt te zeggen: Het huwelijk is voor zeuren. Ik vind dat een even kernachtige als juiste karakteristiek. De charme van een door het tempeest der jaren beproefde echtverbintenis ligt immers, voor een belangrijk deel, in de bereidheid van de beide partners, harmonisch te luisteren naar elkanders gezeur. Dat is zeer opluchtend. Ik heb een aantal vaste zeur-motieven. Een ervan is bij voorbeeld: Ik voel me de laatste dagen zo moe. Als ik een ongehuwde particulier was, zou ik niet weten waar ik daarmee heen moest. Je kunt toch moeilijk op straat een agent aanspreken en zeggen: Agent, ik voel me de laatste dagen zo moe. Dan antwoordt zo'n man hoogstens: Wilt u zich onmiddellijk verwijderen, meneer. Maar mijn vrouw gaat er met een volmaakt naturel op in. Hoe komt dat dan? vraagt ze. Ik weet het niet, zeg ik met een zucht, maar ik ben al moe als ik 's ochtends opsta. Ze zegt: Maar ga dan eens naar een dokter. En ik: Nee... Want ik wil helemaal niet naar de dokter. Ik wil gewoon lekker zeuren.’

Tot zover de teneur van het stukje.

 

De ansicht, die ik 14 maart 1963 kreeg en zorgvuldig bewaarde als een kostbaar kleinood, toont ‘De Pauwhof’ in Wassenaar. Afzender: de door mij diep bewonderde dichter Jacques Bloem. Hij verbleef er toen een tijdje met Clara Eggink. En hij schreef:

‘Beste! In je laatste boekwerk staat een stukje Zeuren dat Claartje

[pagina 62]
[p. 62]

zózeer uit het hart gegrepen is, dat ik niet nalaten kan je er voor te huldigen, zij het dan ook met de lach van de kiespijnlijdende landman. Hartelijke groet, ook voor je vrouw, Jacques.’

De kaart lijkt mij een korte, doch veelzeggende bijdrage tot zijn biografie.

 

In dezelfde map vond ik een brief, die Godfried Bomans mij op 24 januari 1967 schreef. In een interview dat een redacteur van ‘De Nieuwe Linie’ mij afnam, had ik mijn verbazing uitgesproken over het absurde feit dat Godfried nooit een literaire prijs kreeg. Hij schreef:

‘Beste Simon, Met de grootste instemming lees ik in De Nieuwe Linie dat je mij prijzen wilt toekennen, een bericht, dat ook in de kringen der Bloemendaalse leveranciers een zekere ontspanning heeft te weeg gebracht. De kruidenierswaren worden niet meer ruw in de keuken geworpen en ook de melkboer heeft een enkel flesje weer afgeleverd. Maar heus, ik vond het aardig dat je dit zei; op Eduard Elias' begrafenis, toen ik je even zag, was het mij nog niet onder ogen gekomen. Het hele interview was trouwens goed, maar dit was toch het hoogtepunt. Elias heb ik herdacht in de Elsevier, die morgen verschijnt, hij zal dan begrijpen niet voor niets gestorven te zijn. Er blijft bijna niemand meer over. Dat 2a, twee hoog in je adres ziet er ook niet zo best uit. Zijt gij nooddruftig? Het lekt er toch niet? Zeil over de pannen. Godfried.’

 

Gedurende de vorige Boekenweek heb ik twee stukken geschreven over Gerard den Brabander. Kort voor zijn dood werd hij verpleegd in een inrichting. Toen hij daar weer uit kwam zocht hij contact met mij om een poëtische reden. Hij was namelijk verliefd geworden op een zuster en hij wilde dat ik hem op de televisie zou interviewen, opdat hij haar via dat medium zijn liefde zou kunnen verklaren. Van dit wat naïeve doch touchante voornemen kwam niets terecht, omdat geen enkele omroepvereniging het interview wilde uitzenden.

Ik kom hier even op terug, omdat mijn stukken over deze zaak mij een treffend P.S. opleverden. In de vorm van een briefje. Dit:

‘In de tijd waarover u schreef was ik broeder in de kliniek en ik weet dan ook nog dat hij er was. Op een dag vertelde hij dat hij - eerder dan men in de kliniek wilde - wegging “want er was iets te vieren”. Toen hij vertrokken was kregen wij op de afdeling een grote bos

[pagina 63]
[p. 63]

rode rozen met een gedicht, waarvan ik u hierbij een fotokopie stuur. Door uw verhaal krijgt het een diepere betekenis. Ik viste het destijds uit de prullenmand, omdat ik vond dat het daar niet hoorde. Hier is het:

 
Op nachtelijke ronden
 
hoorde ik haar stille schreden.
 
Mijn hart werd rood van zonde
 
en sliep en zij sliep mede.

Patiënt Gerard den Brabander.’

 

Een curieuze briefschrijver was Jan Hanlo.

Hij zond mij in 1966 zijn door Geert van Oorschot uitgegeven boek met wat hij noemde ‘bij elkaar geharkt proza en latere gedichten’. Toen ik hem omgaand had bedankt, kreeg ik meteen wéér een brief. Deze:

‘De reden dat ik u nog even terugschrijf is dat ik even iets recht wil zetten i.v.m. de toezending van het boek. Ik meen dat het zo is: het initiatief u er een te sturen kwam van mij; als G.v.O. het niet had gedaan, zou ik het zelf hebben gedaan, maar nu is Geert zo vriendelijk geweest het te doen, op mijn verzoek. Ik bedenk nu met enige schaamte dat het dus geen cadeautje van mij is, maar van Geert. Ik ga dat nog met hem regelen, zó dat het een presentje van mij wordt. Tenzij hij daar niets van zou willen weten, dan moet u het combat de générosité tussen G. en mij als een dubbele sympathiebetuiging opvatten. Maar ik heb nog hoop, G. als zakenman een klein beetje kennende - o, wat is dit nu ook weer vals - dat het “geregeld” wordt. Toch verscheur ik dit maar niet. Vriendelijke gr. hoogachtend, Jan Hanlo.’

De subtiele omzichtigheid van het briefje is zó Hanlo-iaans, dat ik het u in deze Boekenweek niet wil onthouden.



illustratie

[pagina 64]
[p. 64]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken