Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 39]
[p. 39]

Een rondje

Een paar weken terug is ome Jan plotseling gestorven. Op weg van de kroeg naar zijn kamertje, zakte hij in de steeg als een lampion in elkaar en was meteen elders. Het hart, hè. De vaste jongens hoorden het pas de volgende ochtend, toen ze aan de tapkast stonden uit te wasemen. Ze zeiden eerst dat je 't je eigen niet kon voorstellen. Toen namen ze een pilsje en zeiden dat ze, even zo vrolijk, tekenden voor zo'n dood.

‘Ze hebben 'm uitgedraaid als 't knoppie van 't licht,’ zei de kastelein. ‘Wat kun je nou mooier hebben?’

En dan, hij was zevenenzeventig, dus hij had niks te mopperen. Al vele jaren zat hij de hele dag in de kroeg, geen woeste zuiper, maar wel, wat de Engelsen noemen, ‘always willing to bend an elbow’. Toen hij vierenveertig was, had de dokter gezegd: ‘Als u zo dóórgaat leeft u geen maand meer.’ Hij wás zo doorgegaan. De enige verandering die hij in zijn leven aanbracht, was dat hij sindsdien nimmer meer een dokter bezocht. Zo wordt een mens ongehinderd zevenenzeventig. Omdat hij een wandelend bewijs was van de medische ignorantie en de heilzaamheid van een ongezonde levenstrant, werd hij in de kroeg behandeld als een heilige koe. Sterk moet hij in elk geval geweest zijn, want de Duitsers hadden vier oorlogsjaren lang in Mauthausen ijverig geprobeerd hem dood te schoppen. 't Had hem niet eens haatdragend gemaakt.

‘Al dat mishandelen is natuurlijk niet goed voor je gestel,’ zei hij wel eens, ‘maar ik moet toegeven, je had er ook geschikten onder, die niet sloegen. Nou ja, zo'n enkel klapje...’

Ofschoon hij een uitstekende echtgenoot en een liefhebbende vader zou zijn geweest, had ome Jan kind noch kraai. Aan trouwen was hij nooit begonnen.

‘Dat komt, ik heb een zéér gelukkige jeugd gehad,’ zei hij, ‘en als ik dan een meisje ontmoette, dacht ik altijd: ze is wel aardig, maar toch niet zo als mijn moedertje.’

Dat woord ‘moedertje’ liet hij als een witte duif los in de sigaremist

[pagina 40]
[p. 40]

van de kroeg en hij keek het na door ogenzilt. Ook zijn vader had hij diep bemind. 't Was een fervente wandelaar geweest, die op hoge leeftijd nog doodleuk naar Haarlem liep. Een vrolijk iemand ook, altijd vol kwinkslagen en fopperijen, maar op de middag van zijn sterven was hij plotseling bevangen door de oermelancholie, waaraan niemand ontkomt en hij had, star naar het plafond kijkend, gezegd: ‘Ik heb 't, geloof ik, allemaal verkeerd gedaan.’ ‘Ben je belazerd, ouwe, je hebt 't juist prachtig gedaan,’ had ome Jan geantwoord.

Hij vertelde dat vaak, altijd met het woordje ‘belazerd’, dat er enorm in thuishoorde. Het was een pointe-loos verhaal, maar je zag ze wel scherp vóór je, die twee.

De begrafenis van ome Jan was een hoogst summiere aangelegenheid. Alleen de kastelein en een paar vaste jongens stonden om de kuil. Familie had hij niet, zelfs geen neef. Ook daagde er geen priester op, wat me verbaasde, want vaak zijn zulke mannen geruisloos katholiek. Gesproken werd er niet. Later in de kroeg werd er nog wat gemord, omdat de grote meubelfabriek waar de ontslapene in zijn scheppende jaren werkte, verstek had laten gaan, maar we schreven het ten slotte toe aan de harteloosheid van het kapitalisme.

En het leven ging verder.

Met jonge klares en kleine pilsjes en verhalen die we al eens eerder hadden gehoord.

Ome Jan was allang bezig in vrede te rusten, toen gistermiddag Kees, die altijd voor iedereen de lootjes neemt, de kroeg binnentrad en zei: ‘Alsjeblieft - nou heb Jan nóóit wat gewonnen en nou krijgt-ie eigen geld!’

Hij legde het op tafel - een paar voddige papieren knaken en wat zilver.

‘Wat mot ik daar nou mee?’ vroeg hij.

De kastelein haalde zijn mollige schouders op.

‘Wat zou Jan gedaan hebben, als hij daar nog zat?’ zei hij. ‘Hij had ons allemaal een slokkie gegeven.’

En zonder verder te parlementeren, zette hij acht glazen op een rij en schonk ze vol. 't Was een postuum rondje en het had

[pagina 41]
[p. 41]

wel iets gewijds. Kees nam zijn kelkje voorzichtig op, keek naar een onduidelijk boven en zei: ‘Jan, daar ga je.’

De formulering klonk niet gelukkig. De kastelein voelde het aan en sprak: ‘Maak er próóst van.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken