Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

Gezang

Eerst hadden wij in het glooiende open veld een beleefdheidsbezoek gebracht aan een meidoorn, die van de zomer, wit als een bruid, met bloesems stond te pronken, maar blijkbaar was het feest niet doorgegaan, want we vonden een kaal karkas, zwart van rouw, zodat wij onder het prevelen van wat nutteloos medeleven in mineur verder gingen.

In het woud kozen we zo'n smal pad, dat zijn eigen weg gaat zonder vooruit te beloven waarheen. Alleen de dennebomen hielden nog vast aan hun diep groen, maar verder zocht het bos 't in oranje, bruin, geel en een kwijnend soort paars waarin de naakte stammetjes der berken ranke witte lijntjes trokken. Naarmate wij verder liepen, op knisperende bladeren, begon het pad er de brui aan te geven en kon je eigenlijk alle kanten op. We gingen onze luim maar achterna. Soms deed de wind Oberons mantel even ritselen en klonk het opwieken van een vogel, die vond dat we te dicht bij haar boom kwamen. Door een muisstil dal gingen we en om ons heen werd zó overtuigend in alle toonaarden gestorven, dat het opeens leek of we zelf ook geruisloos een liefelijk hiernamaals waren binnengegleden. Straks zouden we wel, net als in die film, bij een herberg in maanlichttinten komen met kranten van tachtig jaar geleden op de eiken tafel in de gelagkamer en zo'n iets te langzaam schrijvende waard wiens starende blik langs je heen kijkt en wiens stem een vaag galmeffect heeft. ‘Daar staat een huisje,’ zei mijn vrouw toepasselijk.

En we hepen er heen. 't Was een oude koepel met dichte luiken en zwaar gegrendelde deuren, doch op een bankje mocht je wel even gaan zitten en kijken naar een vergezicht. De langzaam invallende avond begon de dag over te schilderen, met impressionistisch penseel. Alles scheen erg eenzaam, maar zonder de geringste twijfel zaten de elfen en de kabouters gekleed en geschminkt met gekende tekst gereed voor de nacht.

‘'t Is net of ik binnen hoor zuchten,’ sprak mijn vrouw.

‘Dat zal de lokale Dracula wezen,’ antwoordde ik. ‘Hij kan

[pagina 56]
[p. 56]

toch pas na zonsondergang buiten, anders verpulvert hij, dat weet je toch?’

‘Je moet niet zo eng doen,’ zei ze.

Maar ik stelde haar gerust, door haar uit te leggen dat een vampier niet in iedere dame hapt, omdat hij altijd iemand nodig heeft om overdag de boodschappen te doen en verse meisjes voor hem weg te lokken uit de kloosterschool. Maar mijn vrouw stond op, onovertuigd, en wij wandelden verder, nu tussen naakte stammen die het bos kerkhoog maakten. Een eik vertoonde een boeiend nonfiguratief gezwel en wat verder lag, in van wanhoop vergrijsd gras, een witte leeuw die, dichterbij gezien, bleek neer te komen op een brok steen, uit de maan gevallen, denk ik, en onderweg erg geschrokken.

En verder gingen wij, in goed vertrouwen op uitkomst.

Afdalend kwamen wij op een plaats waar kleine plantjes, door de herfst vergeten, hun sappige blaadjes lekker niet hadden ingeleverd. Zij vroegen ons wél, het stil te houden en dat beloofden we graag. Heuvelopwaarts wandelend, zei mijn vrouw opeens: ‘Ik hoor iemand zingen.’

We hielden de pas in en luisterden.

‘Inderdaad,’ antwoordde ik. ‘'t Is Conny Stuart.’

‘Gus, zo midden in het bos,’ zei mijn vrouw. ‘Wat leuk voor haar dat ze daar tijd voor heeft.’

We liepen door en het zingen werd luider.

‘Neem je vos terug, neem je bros terug,’ zong ze - een fijn nummer trouwens. Pas toen we boven op de heuvel stonden zagen we dat aan de andere kant de asfaltweg liep, waar een automobilist doende was een band te verwisselen met open deur en luidkeelse radio. ‘En neem die parels ook maar terug, je kunt ze hou'en,’ zong Conny.

Daar snapte het woud niets van. En dat van die vos, zullen ze er wel verkéérd begrepen hebben.

‘Weet je 't al? Rein komt terug. Een dame heeft 't geroepen,’ vertelden de vogeltjes overal opgewonden rond.

Want ze zijn wel lief, natuurlijk, maar wat snappen ze helemaal van een tekst? Zelf zingen ze zó maar wat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken