Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

Joop

In de namiddag kwam een kraai de kroeg binnen, compleet met hoge hoed en paraplu, en zei:

‘Geef me 'n pils.’

‘Druk?’ vroeg de kastelein.

‘Nee, vandaag niet,’ antwoordde de ander, ‘We hebben maar één meneer verstopt.’

Want vaktaal is overal. De kastelein zette het glas voor hem neer en de kraai begroef zijn bovenlip wellustig in het schuim. Na een doorwrochte slok, veegde hij zijn mond af, met de rug van zijn hand, keek me aan en sprak:

‘Die stukjes, die jij in de krant schrijft, die leest mijn vrouw regelmatig. Ik niet. Ik hou niet van lezen. Maar zij wel. Nou is 't een eigenaardig mens, mijn vrouw. Als er bij voorbeeld in de krant staat: “Tramprijs omhoog?” met een vraagteken, dan zegt ze: “De tram wordt duurder.” Dan zeg ik: “Nee mens, er staat toch een vraagteken achter, dus het is nog niet zeker.” Dat snapt ze niet. Maar jou begrijpt ze.’

‘Fijn - doe haar de groeten,’ zei ik, oprecht verheugd. Want 't was mooie fanmail.

‘Geef me nog een pilsje van je,’ zei de man die aan de andere kant naast me stond. Hij was kaal, groot en dik, en hij droeg een enorme regenjas, door vele seizoenen geteisterd. Rechtop stond hij, zich vastklemmend aan de tapkast, als iemand in de tram, die bang is te vallen.

‘Je bestaat, geloof ik, helemaal uit grote pilzen, Joop,’ zei de kraai goedmoedig tegen hem.

‘Al weken,’ antwoordde Joop. Hij glimlachte met droeve ogen. De kastelein wierp een schattende blik op hem en zei:

‘Hij staat toch mooi recht òp? En daar gaat het om. Ik zeg altijd, als je niet kan leven, zonder de drank, is er nog niks aan de hand. Pas als je niet kan leven mèt de drank, dan zit je in de boot.’

Hij zette het glas neer voor Joop, die het omvaamde met een enorme jat en vervolgens geheel, in één mammoetslok ledigde.

[pagina 54]
[p. 54]

't Was geen bier drinken, maar bier storten, een kunst die alleen wordt beheerst door ervaren mannen, met een opmerkelijk gezag over hun huig. Toen hij het glas weer op het viltje had geplaatst, ging de deur open en trad een klein, stevig vrouwtje, in een toestand van grote gemoedsbeweging, de kroeg binnen. Ze liep doelgericht op Joop af en zei, met een penetrante stem van Donald Duck:

‘Zo stinkerd, sta je hier weer te zuipen?’

Wat volgde, was een stortvloed van vindingrijke scheldwoorden en verwensingen, te doeltreffend om hier te worden gereproduceerd. De man stond er gelaten bij, als een paard in de regen. Omdat ze geen enkel weerwerk kreeg, was ze spoedig aan haar peroratie toe, beende naar de deur en riep:

‘En als je nou thuiskomt, lammeling, dan heb ik een grote pan heet water klaar staan en die gooi ik over je donder.’

Toen was ze verdwenen.

‘Geef me nog een pilsje van je,’ zei Joop achteloos. Want zó hoort het, na zoiets. Niemand zei wat over het incident. It is not done. En het zou roekeloos zijn. Want ‘heden gij, morgen ik’, wordt op zo'n moment door ieder diep beleefd. Terwijl Joop zich met de waardigheid van een in de strijd gehavend, maar nog nèt niet zinkend fregat, naar het toilet begaf, zei de kraai:

‘Mijn opa had vroeger een winkel, hè. Als kind zat ik er wel eens bij, als hij zijn kas opmaakte. Dan riep ik: “O, wat een hoop geld hebt u!” Dan zei hij: “Ach kind, je opa mag 't maar effe vasthouden.” En zo is het met alles, hoor. Met het hele leven. We mogen het maar effe vasthouden. We hebben 't in bruikleen. Daarom benijd ik de rijke mensen niet.’

Zijn rondwarende blik zamelde bijval in. Joop, die juist was teruggekeerd, knikte dof om er af te wezen en de anderen keken of ze 't al eens op een draaiorgel hadden horen spelen. In die landerige stilte begon, op de tapkast, plotseling de telefoon te rinkelen. De kastelein nam 'm niet op. Hij riep:

‘Joop, thuis komen. 't Water kookt.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken