Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Kapper en waarheid

Des ochtends, als ik ontwaak, denk ik meestal aan de onsterfelijke regelen van Han G. Hoekstra: ‘Ik tel vijf tenen aan uw voeten. Gegroet, wij zullen verder moeten.’ Maar de liefste vreemde naast mij staat op en brengt koffie. Als dan ook de zon nog schijnt, wil ik desnoods wel verder. Want zo'n lentemorgen veegt de lei schoon: Je projecteert je zelf niet meer op de trampassagiers en leest minder bekommerd in de krant. Toegegeven - de internationale conferenties doen denken aan de schichtige gymnastiek van heren, die elkaar een tijdbom doorgeven, maar vandaag geloof je dat het ding misschien niet eens ontploffen zal. Kijk, twee afgevaardigden bekijken samen een postzegel. Leuke foto, hoor. Die is voor mij bedoeld. Goebbels galmt nog wat na: de ‘eenvoudige partijgenoot’ moet bij dit tedere padvinderstafereel denken: nee, als ze zóveel plezier hebben om een postzegel, zijn ze óók mensen en komt er geen oorlog meer. Op zo'n zonnige ochtend heb je sterk de indruk dat je er iets tegen kunt doen. Ben je mal, we moeten het goede willen en vooral niet bang zijn. Wacht u voor de hond en de verderfelijke stemming van het ‘ebbe debbe debbe wat 'n rotzooi is het hier.’ Daar staat een agent. ‘Dag agent.’ Ik groet hem omdat hij een voorkomen heeft, dat daartoe allerminst uitnodigt, maar ik wil me zelf eronder krijgen vandaag - ter ere van de lente.

De kapper acht het gezond weder. Hij heeft een nette zaak met veel spiegels en verscheidene sluipende knechten. Er is geen plaats ter wereld, waar mannen zo volstrekt bespottelijk zijn als hier. Veronderstel dat iemand bij u aanbelde en zei: ‘Meneer, ik ga u gedurende vijf minuten met een hard voorwerp op het hoofd slaan en ontvang dan een rijksdaalder van u.’ Ge zoudt schaterend de deur voor zijn neus dichtwerpen. Maar hier wordt deze idiotie doodernstig vertoond en staat als ‘hoofdmassage’ op de prijslijst. De kapper kijkt er studieus bij, de heer ernstig. Pof pof pof op zijn veelbetekenende schedel. Als je hem buiten één zo'n tik gaf, zou hij een agent roepen.

De wereld is een gecompliceerd geheel van afspraken. Op een vol

[pagina 87]
[p. 87]

trambalkon worden de liefste meisjes in je armen gedrukt. De moraal neemt aan, dat die ervaring je koud zal laten, want de afspraak luidt: dit is een vol trambalkon. Ik vind dit altijd zo dom van de moraal. En is het geen bewijs van de vermoeiende gecompliceerdheid van onze cultuur, dat men mij zou bekeuren, opsluiten of mishandelen, indien ik mij met hetzelfde meisje, op dezelfde tram, in dezelfde omstrengeling zou begeven, indien het balkon toevallig niet vol was!

Wie de afspraken negeert wordt opgesloten. Hier in de spiegelzaal leiden ze evenwel tot volslagen dadaïsme. Tot en met scheren en knippen blijft een kapper aards, daarna stijgt hij in ijle sferen. Hij heeft bijvoorbeeld een gelaatsmachine, een soort mechanische miereneter met een afschuwelijke gummisnuit, die hij desgewenst op je gezicht kan laten vibreren. Het is niet schadelijk, doet een beetje pijn, maar kost veel geld.

Vraag: waarom heb ik hem wel eens met deze zuignap op mijn koon laten bibberen? Uit angst, uit gebrek aan weerstand, uit conformisme. De kapsalon absorbeert je: zulke dingen doet men hier. In een gekkenhuis ga je op den duur ook gillen. Ik zie een dik ventje van om en bij de vijftig, dat plaats neemt en met zijn vijftien hoofdharen een reeks gecompliceerde exercities laat uitvoeren. Als hij ten slotte opstaat en talloze guldens betaalt, ziet hij er net zo uit als aan het begin - een beetje vermoeider misschien. ‘Knippen zeker?’ zegt de kapper tegen mij.

Testcase één. Ik kwam voor scheren; hij laat blijken dat ik best eens geknipt zou kunnen worden en verwacht...

‘Scheren,’ zeg ik en onderga de straf van zijn blik. Terwijl hij inzeept, schrijf ik mijn gedachten mooi dun en dik op het plafond: honderd maal ‘ik moet niet bang zijn’, honderd maal ‘ik moet de waarheid zeggen...

‘Mes goed, meneer?’

Ik knor. Als je durft kun je neen zeggen. Je hebt lui die het geregeld doen. Sommige mensen zeggen opeens tegen kelners: ‘Die soep was aardig zout.’ Ik heb ook wel eens zoiets gedaan. Het was na een feestetentje met vrienden. De gérant kwam serviel naderbij sluipen en vroeg: ‘Was het naar genoegen, heren?’ met

[pagina 88]
[p. 88]

zo'n gezicht van kijk-zo-doe-ik-nu-zaken. Ik vond het opeens misselijk om ‘ja’ te zeggen en verklaarde maar, dat het ijs niet gedeugd had. Het was heel lekker geweest, doch ik wilde tonen dat ik een persoonlijkheid ben. Voor straf kregen we toen allemaal weer ijs en hij bleef er bij staan, zodat we het niet uit het raam konden werpen. Toen het op was, gingen we neerslachtig uiteen. Het is dan ook veel, twee van die bakken ijs achter elkaar. Maar toch vond ik het een aardig succesje. Als mens, bedoel ik.

‘Uw haar wordt dun,’ zegt de kapper. Zo begint het altijd. Straks komt hij met iets aan - een flesje of een toetertje. Ik zou een surrealistische kapsalon willen oprichten, waar de heren ernstig in stoelen liggen en de kappers sigarenzakjes opblazen en kapot slaan. Pats! ‘Alstublieft meneer, twee gulden vijftig, meneer.’ Let op hoe het monster mij besluipt.

‘Weet u wat u nodig hebt?’

Ik kreun.

‘Huidmassage,’ zegt hij en hij kijkt me opeens streng en vastbesloten aan, terwijl ik daar hulpeloos achterover lig. ‘Moed houden,’ denk ik.

‘Kijk eens, dit apparaat...’ zegt hij en beent weg om het te halen. Er dreint een stem in mij: ‘Laat-ie het maar doen, het geeft niks, het is zó klaar.’ Maar dat zijn de lauwe banen, waar Greshoff zo tegen was. Ik moet iets doen - voor me zelf, voor de wereld... ‘Nee,’ zeg ik keihard.

Alle heren schrikken uit hun scheerdommel. De kapper krimpt ineen, als iemand die vanuit een hinderlaag beschoten wordt. Het is een hele klap voor de man, want het incident doet hem opeens twijfelen aan zijn mensenkennis - en alleen ik weet hoe weinig terecht. Dromerig scheert hij me af, helpt me in mijn jas, sloft mee naar de kassa.

‘Vijftig cent meneer,’ zegt hij koel.

Ik geef een gulden en fluister: ‘Laat maar.’

En buiten in de lentezon, begrijp ik pas dat ik tóch verloren heb.

[pagina 89]
[p. 89]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken