Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 116]
[p. 116]

Vakantiegangers

In het bos, waar we die éne, stralende woensdag wandelden, kwam je niet veel mensen tegen, maar toen we, na een uur, de uitspanning bereikten zaten ze daar in groten getale bijeen, de Nederlandse vakantiegangers, mannen in hemdsmouwen en vrouwen in bloemetjesjurken. Wij zijn geen slank volk. En wij kunnen enorm lang zwijgen. Hele gezinnen zag je ermee bezig, dof achter de leeggedronken flesjes prik, waarin een optimistische wesp nog iets te zoeken had. Een allenig jongetje zat op de wip en droeg een repeterend piepje aan ons samenzijn bij. De tussen de tafeltjes rondstappende, welvarende kippen lieten zo nu en dan een tokje vallen, zoals vieze mannen op de grond spuwen en een gans bleek van nature al zo'n smartelijk gekreun voort te brengen, dat je je afvroeg wat ze in vredesnaam nog in petto hield voor de kerstdagen, als het menens worden zou. De hond van de uitspanningsbaas, een kaal, log beest, zag men steeds bedrijvig op weg naar een volstrekt zinloos doel, waaraan hij dan even toezichthoudend rook. Hij deed zaalchefferig zonder bevoegdheid - zo'n malle man, die men maar laat begaan. Het hoofd van de hond vertoonde een uitdrukking van domme verbazing. Het was of hij dacht:

‘Tja, er lopen hier kippen en ganzen rond, maar daar mag je niet achteraanzitten. Waarom dat nou is - de hemel zal 't wel weer weten. Maar ik niet.’

Het beest had een moeilijk leven. Achter het prikkeldraad stonden vijf koeien op een rij en keken naar ons met opmerkelijke stompzinnigheid. Maar het lichtgrijze paardje in de wei hoefde slechts gekust te worden door een prinses, om in een ranke page te veranderen, van edel bloed. Maar er was geen enkele prinses aanwezig. Alleen maar vrouwen met bloemetjesjurken.

‘Morgen, misschien,’ dacht het paardje.

En het begon te huppelen.

't Was wel een lief paardje, maar erg naïef en zorgeloos, als u het mij vraagt.

[pagina 117]
[p. 117]

Omdat we er toch niets aan veranderen konden dronken we de flesjes prik leeg en wandelden terug, ‘nu eens een àndere weg’, zodat we al spoedig in het woud verdwaalden en steeds meer begonnen te lijken op de kindertjes in het leesboek van Jan Ligthart die in de nacht door vader slapend onder een eik worden gevonden terwijl de bliksem het zwerk toornig klieft. Maar ten slotte stieten wij op een zeer oude man, die een beetje op een takkenbos leek en niet geheel snik was, maar hij wist wel de weg, zodat we toch nog uit dat woud kwamen, wat beter was, maar ook een beetje jammer, want die Tarzan-films heb ik altijd heel fijn gevonden en nu hadden we een kansje. Maar het werden geen zelf-gebakken beukenootjes in het kreupelhout, maar kalfslapjes in de eetzaal van het pension.

Na het maal gingen we op het terras zitten en keken naar de rivier. De avond begon het wijde landschap lichtblauw in te kleuren. Koeien lagen dodelijk verveeld bij een zéér preutse boom, die toch best iets leuks zou willen. Er kwam een jofel bootje voorbij en een jongen in een zwembroek sprong te water en ging, in het midden van de rivier, op de stroom liggen. Hij kwam razend snel voorbij en wuifde welgemoed naar ons. We wuifden terug en dachten nostalgisch dat het leuk zou zijn dit nog te durven. Maar we durfden het niet - dat stond wel vast.

En aan de overkant werd het schilderij steeds waziger. Onnoemelijk stil was alles. We hadden het hele terras voor onszelf, want het was over achten, dus de pensiongasten hadden zich in de serre strategisch opgesteld bij de televisie. Als je even omkeek zag je hun roerloze ruggen, in het halfduister.

Er zou een boeiend proefschrift te schrijven zijn over de invloed van deze aardige vinding op ons leven. Ik bedoel: tien jaar geleden zouden al deze mensen, op die éne mooie avond van zo'n zielige Hollandse zomer, nog buiten hebben gezeten om te kijken naar de rivier. Maar dat is voorbij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken