Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

Hond

Koud was het wèl, maar toch een beetje lente. Er zat een vleugje onberedeneerd optimisme in de lucht, dat je pas versnelde. De bloemenkarren schenen al ruimer gesorteerd en een man, die in de Utrechtsestraat een eindje met me op liep, gaf een verlekkerd overzicht van de jonge groenten die nu spoedig weer op zijn dis zouden komen, waarbij hij teder omfloerst keek, als een moeder die haar kind ziet slapen. Ik verloor hem bij een kapperswinkel, die hij binnenging, en liep door naar het Frederiksplein. Zelfs het schrale, stervensmoede plantsoentje had, om niet achter te blijven, een paar krokussen gebaard en de bankjes waren goed bezet. Ik besloot even plaats te nemen naast een kleine man in het kennelijk genot van pensioen, maar toen ik aanstalten maakte, sprak hij: ‘Je moet het wèl voorzichtig doen.’

‘Wat?’ vroeg ik.

‘Gaan zitten,’ antwoordde hij.

‘Waarom eigenlijk?’

‘Anders grijpt-ie je,’ zei hij en hij wees neerwaarts met zijn duim, wat bij Nero voor sommige mensen zo fataal was. Onder de bank lag een grote, oude hond met zijn kin op de grond en keek onberekenbaar naar me op. Ik ging voorzichtig zitten en vroeg: ‘Is hij vals?’

‘Helemaal niet,’ antwoordde de man. ‘Maar je hebt zo'n donkere broek aan. En hij heeft de pest aan zwart. Iets zwarts, dat schielijk langs zijn kop gaat, grijpt hij. Ik zeg altijd - die hond is de pest voor kolenboeren en pastoors.’

Hij keek naar het dier met de vriendelijkste ogen van de wereld. ‘Ik heb hem nou veertien jaar, dus ik ben er aan gewend,’ vervolgde hij op een toon die niet zozeer gelaten, als wel mild aanvaardend was. ‘Laatst op een zondag. Op straat loopt ons een man voorbij. Haastig, hè. Dus hij grijpt hem. Die hele broek aan flarden. Een nieuwe broek. Zevenenveertig vijftig. Ik heb 't vergoed, natuurlijk. En ik had met die man te doen. Die stond er mooi op, voor z'n zondag. En een andere keer in een café. Er

[pagina 136]
[p. 136]

gaat iemand gejaagd langs, omdat er telefoon voor 'm was. Hup, die tanden er in. 't Was ook donkere stof. Ik zeg tegen die man: ‘Wat krijg je van me?’ Hij zegt: ‘Ach, meneer. 't was een ouwe broek.’ Toen hebben we het afgemaakt op twaalf piek. En een week geleden nog - een griet. Een stoot van 'n griet. Maar zwarte nylons. Dus - wààh. Flarden. Maar dat viel aardig mee. Zo'n paar nylons kost maar vier vijfennegentig, wist je dat?’

Hij glimlachte weer. De hond lag maar roerloos te kijken.

‘Ik nam hem 's zondags vaak mee naar het voetballen,’ zei hij.

‘Maar als het nou een béétje weer is, denk ik: “Wat kost me dat vandaag? Een knaak entree en een gulden tram. Voor die drie vijftig kan ik net zo goed met 'm naar Zandvoort gaan.” En dat doe ik dan. Zo kom ik ook lekker m'n zondag door. Kan-ie een beetje op het strand hollen. Of ik gooi met een bal naar 'm toe. Die vangt-ie altijd, hoor. Hij mist nóóit. Hij is beter dan Pietje Graafland. Ik heb wel meegemaakt, dat er buitenlanders op het strand waren - en die applaudisseerden. Jazeker. Maar in de laatste tijd laat ik de bal maar thuis. Ik weet niet - hij wordt ouwer en misschien is het niet zo goed voor z'n kop.’

Hij aaide de hond over de rug.

Er voer een rilling door het corpulente lichaam onder de bank.

‘Je hecht aan zo'n beest,’ zei de man, zonder een zweem van sentimentaliteit. ‘Vroeger had ik een vriend, hè. Daar kwam ik wel eens met 'm. Op een keer is-ie op de divan gaan liggen en met z'n rug door het behang heengegaan. Toen zegt die vriend: “Als je weer komt, moet je dat kreng niet meer meebrengen.” Ik ben nooit meer bij die vriend geweest. Mijn moeder, toen ze nog leefde, was bang voor een dier. Daar moest ik dus alléén naar toe. Op zaterdagmiddag. Maar man, je zat op spelden en je rende naar huis, om weer bij dat beest te kunnen zijn. Zo is het. Ik denk wel eens: “Wat een flauwe kul eigenlijk, om te praten tegen zo'n hond.” Want hij zegt niks terug. Maar toch ben je niet alleen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken