Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

Solist

De autobus reed door het dorp en in een flits zag ik het huis. Er zaten drie kleine kinderen voor het raam, die naar ons wuifden. 't Was daardoor opeens een aardig huis, wel oud, maar toch vol toekomst. Toen ik er de laatste keer een voet over de drempel zette, leek het een eindelijk en voor goed overwonnen fort, dat spoedig door onkruid zou worden overwoekerd, om te verdwijnen in de natuur.

We begroeven toen neef Barend, die er in zijn dooie eentje was gestorven. Hij had er trouwens altijd in zijn dooie eentje gewoond. Als de dokter niet toevallig bij het uitblazen van zijn laatste adem tegenwoordig was geweest, zou hij daar nog alleen gelegen hebben, want zelfs de huishoudster om met de vergeefse thee binnen te komen en de gil te slaken had hij altijd vermeden.

‘Dat moet ik niet. Daar blijf je aan hangen,’ zei hij eens tegen me. Ik ging namelijk wel eens naar hem toe als ik in de buurt was, niet uit liefde, maar omdat hij me intrigeerde. Want hij was een man zonder ook maar de geringste tragiek - en zo een zie je er niet vaak. Zijn eenzaamheid kwam voort uit zijn vaste wil, dat te zijn. Als ik bij hem kwam, kreeg ik de indruk dat hij me uitzat als celstraf. Maar hij miste de gehinderde spanning van gevoelige mensen, die alleen willen zijn om in zichzelf te keren en met gedachten te spelen. Ik geloof niet dat er ooit iets van enige betekenis in hem om ging. Hij had voor hoegenaamd geen enkel onderwerp de geringste belangstelling, maar ook de bitterheid van een trotse geest, die heeft geabdiceerd ontbrak geheel. Hij werd beheerst door wat Trotzky bij de Czaar ‘een laag soort onverschilligheid’ noemde. Een solistisch ding was hij, dat een fauteuil vulde en daar uit twee maal daags moeizaam oprees, om te gaan eten in de Roskam. Want hij had voldoende geld om zich niet door arbeid te hoeven vermoeien.

Op de dag van de begrafenis zat de familie in de grote, stijf gemeubelde voorkamer om de tafel. Zelfs de gebruikelijke buurvrouw, om ontroerd koffie te serveren, ontbrak; dat deed de

[pagina 134]
[p. 134]

kelner uit de Roskam. Was 't nu nog maar een grijsaard geweest, dan had je nog kunnen denken:

‘Die heeft hem jaren lang zijn eten gebracht en misschien wel sympathie voor hem gehad.’

Maar 't was een jong, vrolijk ventje, dat grijnzend de gesprekken afluisterde. Die waren ook wel de moeite waard. Daar niemand in het vertrek het afsterven van neef Barend betreurde, begon de stemming al spoedig te ontsporen. Er zaten een paar ferme tantes uit de stad die vakantie-ervaringen gingen uitwisselen, want ze waren net allebei met de Nederlandse Reis Vereniging naar Zwitserland geweest.

Het gesprek kwam daardoor in een anekdotische sfeer, en ieder droeg op zijn beurt een aardig avontuurtje in den vreemde bij. Alleen als er te hard gelachen werd, viel er even een doem over het gezelschap, omdat men zich dan de discrepantie tussen het vrolijk samenzijn en de aanleiding even realiseerde, maar al gauw nam een nicht of een neef ons weer mee de berg op in Tirol of in de Ardennen en keerde de behaaglijkheid terug.

Aan het graf werd niet gesproken en geen traan gelaten.

Ik behield tot het laatst de hoop, dat er misschien nog een onduidelijke figuur zou komen opdagen met een affectieve pretentie - een verloederde vrouw, bijvoorbeeld, die zijn lusten had gediend, of een stokoude man, voor wie hij eens goed was geweest.

Maar neen.

Zelfs geen hònd kwam om hem janken.

Hij had geen hond.

Hij had niks.

Alleen een veel te groot huis, waar nu tenminste een gezin in kon. Dat gezin heeft hij eindelijk eens een plezier gedaan, maar hij moest er wèl eerst voor sterven.

Op de plaats waar zielen worden gesorteerd voor hemel of hel zullen ze wel moeite hebben gehad met dit kleurloos exemplaar. Ook al, omdat zelfs déze essentiële keuze hem waarschijnlijk niets heeft kunnen schelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken