Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

Grootvaderweelde

I

Met mijn vrouw en mijn kleinzoon zat ik in de tram.

Er trad een kennelijke oma binnen, die een nietig blond jongetje met zich meevoerde.

Om zijn luttele wijsvinger droeg het ventje een zeer lapje. De conducteur, nog een èchte, van een goed jaar, keek er naar en zei: ‘Heb je met je vinger tussen de deur gezeten?’

‘Nee meneer, tussen de poes,’ antwoordde het jongetje ernstig. Hij schrok hevig van het succes en ging, schuin tegenover ons, met neergeslagen ogen dicht tegen zijn oma aanzitten.

De conducteur vervolgde zijn gesprek met een wat versufte, dunne persoon, die naast hem leunde en sprak:

‘Me huwelijk. Nou ja, een huwelijk kun je het niet eens noemen. 't Is meer een vreedzame coëxistentie. Goed, ik ben maar een klein mannetje en...’

Hij brak zijn betoog af, omdat we weer bij een halte stilstonden en klanten geholpen moesten worden.

‘Gaat u eens opstaan,’ riep mijn kleinzoon opeens tegen hem.

‘Waarom?’

‘Ik wil zien of u een klein mannetje is,’ zei hij.

De conducteur verhief zich prompt.

Ik zei u al dat hij van 't goede soort was. Aandachtig keek mijn kleinzoon toe en knikte. Erg hoog kwam de man inderdaad niet. Hij zakte weer op zijn stoeltje en stempelde de kaart van een oude heer, die wat moeilijk ter been was en zich met behulp van twee wandelstokken voortbewoog. Mijn kleinzoon keek er diep geboeid naar.

Toen vroeg zijn schelle stemmetje:

‘Oma...’

‘Ja kind?’

Ze was al een beetje bang voor wat komen zou, dat kon je zien aan haar gezicht.

[pagina 130]
[p. 130]

‘Oma, waarom heeft die meneer twee paraplujen?’

Ze knikte hem mild toe en sprak:

‘Die meneer is bang dat het gaat regenen. Erg bang.’

De oma van het stille jongetje aan de overkant, dat zijn vinger tussen de poes gekregen had, zei opeens een beetje pinnig tegen mijn vrouw:

‘Hij praat veel, hè.’

‘Ja,’ antwoordde mijn vrouw.

‘Hoe oud is hij?’

‘Drie.’

‘Maar dan zeker bijna vier.’

Dit op de toon van iemand die zich niet laat neppen.

‘O nee. Nèt drie.’

Mijn vrouw zei het met een klein, triomfantelijk lachje.

De andere oma mat mijn kleinzoon met haar blik.

Toen zei ze:

‘Maar - is hij...’

‘Zindelijk?’ vroeg mijn vrouw.

‘Ja.’

‘O, allang...’

Dat ‘allang’ was een tikkeltje overdreven.

Maar ik was wel zo verstandig mij hier niet in te mengen.

Want in zulke gesprekjes worden oma's hyena's.

II

Vlak voor het huis, waarin mijn kleinzoon woont, zijn gemeentemannen begonnen de straat open te leggen, teneinde enige inwendige organen van de stad te kunnen betasten.

Als ik zeg, dat het hem diep boeit, druk ik mij onvolledig uit.

Hij is er ook een beetje verontwaardigd over.

‘'t Is een schande,’ zegt hij tegen me.

Ook op straat kun je, aan de toon waarop hij in diepe gaten zittende mannen toevoegt: ‘Màg jij dat?’ duidelijk horen, dat hij de dienst van publieke werken beschouwt als een samen-

[pagina 131]
[p. 131]

scholing van straatschenners, die er een laag behagen in scheppen alles stuk te maken.

Zijn ordelijke geest komt daartegen in opstand.

Want zijn ingeschapen netheid kent geen grenzen. Midden op straat staat hij hulpeloos met het papiertje, waarin zijn dropje zat, tussen duim en vinger, want hij kan het eenvoudig niet over zijn hart verkrijgen, er het trottoir mee te bevuilen. Ik geloof dat hij het enige jongetje in Amsterdam is, dat de normen van de ‘opgeruimd staat netjes’ actie volkomen orthodox naleeft.

Toen ik gisteren met hem wandelde hadden we, behalve het vandalisme van publieke werken, nog een ander belangwekkend motief met elkaar te bespreken.

Al enige jaren werk ik namelijk mee aan een radioprogramma voor de vrouw, door wat voor te lezen. 't Is een matineuze uitzending, maar ik hoef er niet vroeg voor op, want de verhaaltjes staan op de band, die in de namiddag wordt opgenomen.

U ziet, de techniek bezorgt ons niet uitsluitend ellende.

Van de week reed mijn kleinzoon, bij hem thuis, juist met zijn fietsje door de kamer, toen de radio aanstond en het vrouwenprogramma losbrandde.

Ik verhief mijn stem, hij remde onmiddellijk af, luisterde even en sprak:

‘Opa is hier.’

‘Nee, hij is in de radio,’ zei zijn moeder.

Lange stilte.

Hij keek of hij zich genept voelde, als iemand over wie een anekdote de ronde doet, die hij zelf niet begrijpt, zodat hij een beetje witjes meelacht.

Op de wandeling begon hij aarzelend met mij over de kwestie.

‘Riep jij dat?’ vroeg hij.

‘Wat?’

‘Van die radio.’

‘Ja, dat riep ik,’ antwoordde ik, een beetje vaag. Want ik kon toch moeilijk proberen, hem de technische samenhang van deze interessante uitvinding uit te leggen.

Ik snap er trouwens zelf niets van.

[pagina 132]
[p. 132]

Geruime tijd dacht hij na.

‘Riep jij dat bij mij?’ vervolgde hij.

‘Nee, niet bij jou.’

‘Riep jij dat door de telefoon?’ wilde hij weten.

Ik ontkende.

Het ging hem ver boven de conducteurspet, dat stond wel vast. Nadat hij een poosje zwijgend naast mij had gelopen, zette hij zijn tandjes opnieuw in het probleem en vroeg:

‘Zat jij dan in de radio?’

‘Ja,’ zei ik.

Want dat leek mij logisch verantwoord. Zijn ogen kregen opeens een opgewonden glansje.

‘Was jij bloot?’ vroeg hij.

Want als veel kleine jongetjes, is hij gek met bloot.

‘Wanneer?’ vroeg ik.

‘Zat jij bloot in de radio?’ verduidelijkte hij.

‘Nee, ik had alles an,’ antwoordde ik

Het stelde hem zichtbaar teleur.

Want zo'n jongetje ziet de grenzen niet van een vrouwenprogramma.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken