Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Piramus en Thisbe. Twee rederijkersspelen uit de zestiende eeuw (1965)

Informatie terzijde

Titelpagina van Piramus en Thisbe. Twee rederijkersspelen uit de zestiende eeuw
Afbeelding van Piramus en Thisbe. Twee rederijkersspelen uit de zestiende eeuwToon afbeelding van titelpagina van Piramus en Thisbe. Twee rederijkersspelen uit de zestiende eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.86 MB)

Scans (15.13 MB)

ebook (7.78 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

G.A. van Es



Genre

drama

Subgenre

sinnespel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Piramus en Thisbe. Twee rederijkersspelen uit de zestiende eeuw

(1965)–Matthijs de Castelein, Anoniem Piramus en Thisbe–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Deel II - Teksten
A. Het Haarlemse spel

[pagina 117]
[p. 117]


illustratie
Eerste bladzijde van het Haarlemse handschrift


[pagina 119]
[p. 119]

Hier begint Een spel van sinnen van de historie van Piramus en Thisbe genaempt de Sinnelijcke genegentheijt.

 Personages syn dese
1.Sinnelijcke genegenheijt // een sinneken
2.Hertelijcke lust // d'ander sinneken
3.Damoreuse // lustich gecleetGa naar voetnoot3
4.Poetelijck geest // een docktoor*
5.Piramus // een jongelij(n)ck costelijck gecleet*Ga naar voetnoot5
6.Thisbe // een schone jonge mach(t) wel gecleet*

1. sinnelijcke genegenheijt
 
Laet vliegen de jeucht
hertelijck lust. 2.
 
Vreucht is in saijsoeneGa naar voetnoot1
sin.
 
Den tijt is lustich
hert.
 
De bloemkens groeijen.Ga naar voetnoot2
sin.
 
Tis nu al vreucht
hert.
 
De velden sijn groenne.
sin.
 
Laet vliegen de jeucht
hert.
 
Vreucht is in saijsoene.
sin.
5[regelnummer]
Elckx sin verheucht
hert.
 
Om minne te voeneGa naar voetnoot5
[pagina 120]
[p. 120]
sin.
 
Met herten rustich*
hert.
 
Sonder vermoeijen.Ga naar voetnoot6
sin.
 
Laet vliegen de jeucht
hert.
 
Vreucht is in saijsoene
sin.
 
Den tijt is lustich
hert.
 
De velden die groeijen.
 
 
sin.
 
Wij doen den minnaers in minnen bloeijen
10[regelnummer]
en oock bespoeijen // met troostelijcken // hoope.Ga naar voetnoot10
hert.
 
Wij doen menich Jancker leven op gelijcke // hoopeGa naar voetnoot11
 
die de noope // hebben van Venus clop // spaen.Ga naar voetnoot12
sin.
 
Wij doen nu menich meijsken tijelijck op // staenGa naar voetnoot13
 
die den troost oft den meij van haer lieffkens wachten.Ga naar voetnoot14
hert.
15[regelnummer]
Wij doen herpen en luijten
sin.
 
nu gaen bij nachten.
hert.
 
Wij doen suchten
sin.
 
en steenen
hert.
 
daer troost verswegen leijt.Ga naar voetnoot16
[pagina 121]
[p. 121]
sin.
 
Ghij sijt hertelijcke lust.
hert.
 
En ghij sinnelijcke genegentheijt
 
die den amoreusen bedwelmpt haer sinnen.Ga naar voetnoot18
sin.
 
En ghij brengt die herten niet dan betegenheijt:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
ghij sijt hertelicke lust.*
hert.
 
En ghij heet sinnelijcke genegentheijt.*
sin.
 
Daer kennisse en reden hebben gelegentheijtGa naar voetnoot21
 
cont ghijse verjaegen deur dulle minnen:Ga naar voetnoot22
 
ghij sijt hertelijcke lust.
hert.
 
En ghij sinnelijcke genegentheijt
 
die den amoreusen bedwelmt haer sinnen.
sin.
25[regelnummer]
Wij sijn Venus brantstichters int herte binnen.
hert.
 
Soet int beginnen
sin.
 
maer scheijdende gelijcke den minste.Ga naar voetnoot26
hert.
 
Tsus! tsus!
[pagina 122]
[p. 122]
sin.
 
Jae wadtte?
hert.
 
Ou! quis est iste
 
die hier met liste // compt als den pompeuse?Ga naar voetnoot28
 
Wie ist doch?
sin.
 
Tis dAmmoreuse.*
hert.
 
Heij gratieuse!
30[regelnummer]
wadt sal hij mogen hier gaen ontpluijcken?Ga naar voetnoot30
sin.
 
Tsus! laet ons achter desen meij gaen onhier duijcken*Ga naar voetnoot31
 
so sullen wij gebruijcken // sijnder herten verstantGa naar voetnoot32
 
en als past, so sullen wij stoocken den brant.Ga naar voetnoot33
damoreuse / rustich gecleet.*
 
O Venus! die strael mijnder herten bloet // soet,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
versterckt met trooste mijn sinnen // binnen!Ga naar voetnoot35
 
En Cuijpido! ick bidde uwen dienaer goet // doet
 
dat ick die presentie om mijn behoet // moetGa naar voetnoot37
[pagina 123]
[p. 123]
 
vande liefste ter werrelt int beginnen // winnen*
 
so dat sij mijn trooste metter spoet // vroetGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
want so ick verstaen can nae mijn scientijeGa naar voetnoot40
 
gheen meerderen druck dan lieffs absentie.*
hert.
 
Dat(s) experientije!*
sin.
 
Jae, voor diet proeven // moet.Ga naar voetnoot42
hert.
 
Die lieffs intentije
sin.
 
eeuwich bedroeven // doet.Ga naar voetnoot43
hert.
 
Dus wilt met trooste u selven besoeven // soetGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
al en condij noch aen geen troost geraecken:
 
de somer can alle droeve harten vermaecken.
amoreus
 
O Venus! doort haecken // doet ghij mijn blaeckenGa naar voetnoot47
 
inder minnen vier
 
wadt soeter saecken // ick mach smaecken
50[regelnummer]
inden egelentierGa naar voetnoot50
 
oft hoe schoon staet gebloeijt den rosierGa naar voetnoot51
 
ofte vijolierGa naar voetnoot52
[pagina 124]
[p. 124]
 
ofte der vogelen sang int wilde foreest -Ga naar voetnoot53
 
tis al misbrouwen schierGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
mijn brengende dangier // als niet is hierGa naar voetnoot55
 
die liefste / want lieffs presentie prijs ick meest.
hert.
 
Waij en sucht niet!
sin.
 
Maeckt geen geschreij!
hert.
 
Draecht uwen lieffsten lieff den meij:
 
hij sal soeter sijn dan ammandelen ...
sin.
60[regelnummer]
En moechdij met haer int groen dan wandelen
 
so suldij in hoopen puer wel gemoeijt // gaen.Ga naar voetnoot61
hert.
 
De vruchten sietmen nu schoon gebloeijt // staen
 
en die bloemkens gecleet met groene bladerkens.
sin.
 
Pluckt daer den meij!
amor.
 
Hert, sin en aderkens
65[regelnummer]
sijn nu int overdencken heel gerust:Ga naar voetnoot65
 
o sinnelijcke genegentheijt en hertelijcke lust
 
u vierich insteecken so imflammeert // mijGa naar voetnoot67
 
datter mijn verstandenisse heel verturbeert // bij.Ga naar voetnoot68
poetelijck geest
 
Ick bid u, cesseert ghij // van al uwe clacht(en)*Ga naar voetnoot69
[pagina 125]
[p. 125]
70[regelnummer]
ghij ammoreuse, verdoolt vol rasinghe:
 
u dulle minne van soeter gedachten
 
en is inder waerheijt niet dan dwasinghe.Ga naar voetnoot72
hert.
 
Weij, wadt brengt doch die voort?
sin.
 
Al vijsevasinghe!Ga naar voetnoot73
hert.
 
Beijt, wilt ghij hartelijcke minne versteecken?Ga naar voetnoot74
sin.
75[regelnummer]
Gheen dinck is soetter.
hert.
 
Tis wel gebleecken
 
aen Eurialus en Lucretija schoone!Ga naar voetnoot76
sin.
 
Aen Aeneas en Dido!
hert.
 
En soet van personeGa naar voetnoot77
 
Phillus en Demophon!
sin.
 
Jae philosophen en poetenGa naar voetnoot78
 
waeren selve inde minne vervletenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
wiens soetheijt is als hoonich om suijgen.
[pagina 126]
[p. 126]
hert.
 
Alsmen voor Venus outaer gaet buijgen
 
en theijlichdom inde casse beloockenGa naar voetnoot82
 
wadt boutmer dan al?
sin.
 
Vriendelijcke toocken ...Ga naar voetnoot83Ga naar voetnoot83
hert.
 
Helsen en cussen ...
sin.
 
Met beijde den armen ...Ga naar voetnoot84
hert.
85[regelnummer]
Dat gaetmer sussen
sin.
 
Als sij verwermmen ...*Ga naar voetnoot85
hert.
 
Helpt dermen // wadt gaedij belijen?Ga naar voetnoot86
amor.
 
Mijn amoreus hert moet daer in verblijen*
 
met melodijen die ongrondelijck // sijn.Ga naar voetnoot88
poet.
 
Waerlijcke noemen dul en sondelijck // sijn*
90[regelnummer]
Homero orcondelijck // sijn: luxus habet multosGa naar voetnoot89-90
 
honor et sapientia paucos -
[pagina 127]
[p. 127]
 
dats: luxurie heeft navolgers veel alteeneGa naar voetnoot92
 
maer eer en wijsheijt hebbender clene:Ga naar voetnoot93
 
dus gaetet gemeene int swerrelts bevanck.Ga naar voetnoot94
amor.
95[regelnummer]
Wadt segt ghij? aldersoets is der minnen ganck:*
 
ick diene om danck // nae troost verwerven!
 
Och, mocht ick aensien lieffs aenschijn blanckGa naar voetnoot97
 
al sach ick de doot te mijn waerts stranckGa naar voetnoot98
 
certeijn, ick soude te sachter sterven!
100[regelnummer]
Na dat ghij sulcke minne niet en wilt dervenGa naar voetnoot100
 
so sal ick u ten propoosten van dienGa naar voetnoot101
 
wadt poetelijcks hier laeten sien
 
so Nazo int vierde boeck beschreven // heeftGa naar voetnoot103
 
van Metamorphosis.
amor.
 
Ghij die mij sulcks ingeven // geeftGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
hoe is uwen naeme? - Seght mij onbevreest!
poet.
 
Ick ben geheten Poetelijck geest:
 
om die minnaers meest te onderwijsenGa naar voetnoot107
 
so is mijn motijff.
[pagina 128]
[p. 128]
amor.
 
Mijn staet te prijsenGa naar voetnoot108
 
wadt nieuws, welck deur den gratijeusen // moet
110[regelnummer]
solaesheijt, vremtheijt den amoreusen // doet
 
nijpen de gepeijnsen der fantazijen corame;Ga naar voetnoot109-111
 
dus nae dat Poetelijck geest is uwen nameGa naar voetnoot112
 
brengt ons voorts wat amoureusheden claer
 
naer stijts saeijsoene.
poet.
 
Wilter dan hooren naer
115[regelnummer]
ghij die amoreusheijt hout in patrimonien:Ga naar voetnoot115
 
als Semiramis de coninginne Babilonien*
 
hadde doen vercieren met nieuw muragienGa naar voetnoot117
 
waeren Pijramus en Thisbe, die schone imagienGa naar voetnoot118
 
tsamen in minnen so getrouwelijck vereent
120[regelnummer]
dat wonder was.
amor.
 
Ick bid u verleent
 
ons dat te aenhooren!
poet.
 
Dat sal u geschien:
 
geen amoreuser geesten en mochtmen sien
 
maer sinnelijcke genegentheijt en hertelijcke lust
 
maecktense van herten also ongerust
125[regelnummer]
so sij uwe sinnen oock beroeren crachtich
 
en alle amoureusen.
[pagina 129]
[p. 129]
amor.
 
Dat is waerachtich
 
dus laet voordachtich // reijn conste // schijnen:Ga naar voetnoot127
 
ick sal daer na thoren met jonste // pijnen.Ga naar voetnoot128
Beij binnen
sin.
 
Ach, ach, ach!
hert.
 
Tot daer toe wast goet!
sin.
130[regelnummer]
Noijt sulcken lamaij!
hert.
 
Waeij! dien bloetGa naar voetnoot130
 
heeft der minnen gloet // bij den steerteGa naar voetnoot130-131
 
want na amoureuse historien heeft hij begeerte
 
recht so oijt nae twaeter den vis // de!Ga naar voetnoot133
sin.
 
Hij wilt immers nu hooren van Piramus en ThisbeGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
die wij beij tsaemen in smarten // brochten!
hert.
 
Die wel in damoureuse herten // sochten
 
men souder ons vinnen.
sin.
 
Dat gaet sonder spreecken:
 
wij hebbender oijt inne geweest.
hert.
 
Theeft wel gebleeckenGa naar voetnoot138
 
naer dat Ovidius, der minnen meester,
140[regelnummer]
claerlijck beschrijft.
[pagina 130]
[p. 130]
sin.
 
Nu dan, ons tweesterGa naar voetnoot140
 
sijn wij snel gecomen, sonder liegen
 
in Babilonien.
hert.
 
Wij connen vliegen
 
snelder dan Eolus, god vande winden,Ga naar voetnoot143
 
int gedachte der minnaers.
sin.
 
Na dat ick can bevindenGa naar voetnoot144
Piramus vuijt
145[regelnummer]
so compt hier een joncheer al waert TroijlusGa naar voetnoot145
 
oft Paris sijnen broeder.
hert.
 
Het is Piramus.
 
Tsus // nicker, tsus // aldus sout voortgaen.
sin.
 
Wij willen cloeckelijck aen sijn boort // staenGa naar voetnoot148
 
maer ick bid u hoort // aen // sijn lametatijen // pladtGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
so mogen wij antwoorden vuijt colatie // wadt.Ga naar voetnoot150
piramus spreeckt
 
O wonderlijcke werck der minnen naetuerlijck!Ga naar voetnoot151
 
Natuerlijck // ben ick doorstraelt van binnen:
 
binnen // Orienten en is fijguerlijckGa naar voetnoot153
 
fijguere // noch so schoon noch oock so puerlijckGa naar voetnoot154
[pagina 131]
[p. 131]
155[regelnummer]
puere // als Thisbe die ick moet minnen -*
 
minnen // moet ickse met alle mijn sinnen
 
sinnen // en hert heeft sij doorwont:
 
mocht ickse vrijelijck spreecken, ick waer gesont!
sin.
 
Daer ghij dat vondt // daer leijt noch meer!
hert.
 
Dats wel gejoolt!Ga naar voetnoot159
sin.
160[regelnummer]
Claerlijck, ghij sijt oock niet verdoolt:Ga naar voetnoot160
 
want in alle de Babiloonsche sectien
 
en is geen schoonder.
hert.
 
Recht van uwer complecktien!Ga naar voetnoot162
 
Al quaemen alle gooden tot uwer subjectienGa naar voetnoot163
 
van boven met reflecktien // vuijt Juijpiters throonGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
sij souden gemaecken / noch geen so schoon.Ga naar voetnoot165
pir.
 
Midts dien heb ick haer persoon // oock vuijtvercooren.Ga naar voetnoot166
sin.
 
Ghij sijt beij in Venus plaenet gebooren.Ga naar voetnoot167
hert.
 
Ja op een tijt!
sin.
 
Ja en oock even oudt!Ga naar voetnoot168
[pagina 132]
[p. 132]
hert.
 
Ist met jolijt ...
sin.
 
Weest, seg ick, stout!Ga naar voetnoot169
pir.
170[regelnummer]
O sinnelijcke genegentheijt, die niet en flout,Ga naar voetnoot170
 
mits hertelijcke lust doeijdij therte gloeijenGa naar voetnoot171
 
op Thisbe wien mijn herte beroutGa naar voetnoot172
 
te mijnwaerts getrouwe als dierbaer gout:Ga naar voetnoot173
 
moch(t) mij van haer doch troost gegroeijen
175[regelnummer]
so soude mijn hert in vreuchden bloeijen!
hert.
 
Wiens wildij moeijen?
sin.
 
Tis goet minnen, jaetGa naar voetnoot176
 
daermen van bij sijet, waer den roock opgaet.Ga naar voetnoot177
hert.
 
Den eersten graet // u minnen kuerlickheijden*Ga naar voetnoot178
 
dat was kennisse*
[pagina 133]
[p. 133]
sin.
 
in gebuerlicheijdenGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
daer lieffde bij wast in haeren tijt.Ga naar voetnoot180
hert.
 
En dan spreeckt ghij deen dander door tgrijtGa naar voetnoot181
 
vanden wege.
sin.
 
Hebdij dan quaet lollen?Ga naar voetnoot182
hert.
 
Ick sorch, ghij sult noch int gaetgen rollen:Ga naar voetnoot183
 
dus leeft op hoope!
pir.
 
Certeijn ick sal!
185[regelnummer]
Dus wil ick gaen - Venus geeff mij goet geval -Ga naar voetnoot185
 
aende splete daer mij(n) liefste lieff pleecht*
 
te (komen) waeran dat alle mijn vreucht leecht.*
In.
sin.
 
Amice, vale!...
hert.
 
Daer gaet hij strijcken!Ga naar voetnoot188
sin.
 
Hij waent sij(n) lieffste doort spleetken te kijcken*
190[regelnummer]
maer tsal hem beswijcken // ben ick geraendeGa naar voetnoot190
Thisbe vuijt.
[pagina 134]
[p. 134]
hert.
 
Jaet wel, hoe soo?
sin.
 
Sij compt hier gaende
 
spacerende in haer prieelken // dat aerdich juweelken!Ga naar voetnoot192
hert.
 
Dat liefflijck dreelken // is gecnoopt aan Venus zeelkenGa naar voetnoot193
 
alsomen aen haer noch wel sal verstaen.*
thisbe
195[regelnummer]
Hoe liefflijck is desen lustigen tijt gedaen*Ga naar voetnoot195
 
bevaen // met bloemkens soet van luchten ...Ga naar voetnoot196
 
vruchten // door stijts viertuijt haer crachten laen ...Ga naar voetnoot197
 
tvermaen // snachtegaels sang doet vreucht ontfaen:Ga naar voetnoot198
 
gaen // wandelen wil ick dus sonder duchten ...
200[regelnummer]
suchten // mach ick wel door Venus geruchten ...Ga naar voetnoot200
 
vluchten // moet ick in sorgen bij veel dangieren:Ga naar voetnoot201
 
die minne doet wonderlijck werck hantieren!Ga naar voetnoot202
sin.
 
Dat sijn die manieren!
hert.
 
Ghij wilt druck voortstierenGa naar voetnoot203
 
maer ghij moecht wel van veel claegens vieren:Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
want den schoonsten diemen mach versierenGa naar voetnoot205
 
spreecktij wel heijmelijck in u secreetgen.Ga naar voetnoot206
[pagina 135]
[p. 135]
sin.
 
Hoe luijstert hij nae u!
hert.
 
En kijckt door tspleetgen
 
want ghij sijt beijde aen huijs gehuijst.
sin.
 
Deure an deure!
hert.
 
Daer hebdij(t) juijst:
210[regelnummer]
te bedt moechdij voor schimppers duijcken!Ga naar voetnoot210
sin.
 
Hoe meer conversatije sonder gebruijckenGa naar voetnoot211
 
hoe heetter minne!
hert.
 
Bij loo neeffken Moen!Ga naar voetnoot212
th.
 
O sinnelijcke genegenheijt - wat condij doen -
 
en hertelijcke lust die mij deurblaeckt
215[regelnummer]
houwen mij gevangen in Venus prijsoen!Ga naar voetnoot215
 
Al slaepen de oogen, therte dat waeckt
 
deur hem daer alle mijn sin naer haeckt!
sin.
 
Hij ist oock wel waert!
hert.
 
Men mocht hem niet verjenten.Ga naar voetnoot218
sin.
 
Tis de schoonste man van Orienten:Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
dus is hij te bedt uwer minnen weert!Ga naar voetnoot220
[pagina 136]
[p. 136]
hert.
 
Van elckx die hem siet wordt hij begeert.
sin.
 
Tis vrij een eedeling.
hert.
 
Wa, 't is een raeilge!Ga naar voetnoot222
sin.
 
Mocht menich vrou hebben een maeijlgeGa naar voetnoot223
 
vuijt sijn pansier, sij verdreef rouwe ...Ga naar voetnoot224
hert.
225[regelnummer]
Hij is van dien niet.
sin.
 
Hij is veel te getrouwe:Ga naar voetnoot225
 
hij en cander niet veel met een monde // paijen!Ga naar voetnoot226
th.
 
Dies moet mijn hart tot hemwaerts tallen stonden // draijen
 
sonder begeven ...
Piramus vuijt
hert.
 
Hij weet sijn wete!*
sin.
 
Tatijus, tacius ...Ga naar voetnoot228
 
Pijramus compt hier gaen ...
hert.
 
Hout goede manieren:Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
hij stelt hem om te groeten die hij bemint.Ga naar voetnoot230
[pagina 137]
[p. 137]
pir.
 
Cupido, Venus der minnen kint,
 
gespaer u in vreuchden, alderlieffste lieff!*
th.
 
Dat loon u, Pijrame lieff, wijs gesint
 
Cuupido, Venus der minnen kint!*
pir.
235[regelnummer]
U liefflijck gesichte mijnen druck nu dint.Ga naar voetnoot235
th.
 
U presentie is mij oock een boete voor gerieff.Ga naar voetnoot236
pir.
 
Cuypido, Venus der minnen kint
 
gespaer u in vreuchden, alderlieffste lieff!*
 
O Thisbe, sindt dat ick u in mijn hert verhieff
240[regelnummer]
heb ick onrustelijck moeten leven:
 
al wast dat ick wadt vreuchden besieffGa naar voetnoot241
 
int spreecken door de splete recht als een dieff
 
meer gallen dan honichs heb icker in besevenGa naar voetnoot243
 
door vrese van wroegers die vreucht doen sneven;Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
dus bid ick u hertelijck bij uwe gratije:
 
wilt mij doch nu een vrij spreecken geven
 
dwelck mij in hoope mach houwen verheven
 
tot mijnder herten een confortatije - ...Ga naar voetnoot248
 
dus troost mij, lieff, tot deser spatije!Ga naar voetnoot249
[pagina 138]
[p. 138]
th.
250[regelnummer]
U lametatije // maeckt turbatieGa naar voetnoot250
 
in mijn maechdelijck herte reijnne:
 
ist so ghij segt / schoon bloeijende statije*Ga naar voetnoot252
 
so is mijn u woort een recreatijeGa naar voetnoot253
 
maer in swerrelts natije // ist nu gemeijnGa naar voetnoot254
255[regelnummer]
datmen liefflijck schijn // thoont met jonsten cleijn ...Ga naar voetnoot255
pir.
 
O lieff / liever geen / dan ghij niet alleijn!Ga naar voetnoot256
 
Soudij in mij dan houden eenich bedroch?
th.
 
Neen ick, Pirame, treckt dat niet te beijnGa naar voetnoot258
 
en stelt u selven vuijt allen weijn:Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
deucht, eer en trouw / betrouw / ick u doch.Ga naar voetnoot260
pir.
 
Om troostelijcken troost roep ick dan noch
 
op datter mijnen druck bij mach genesen!
th.
 
O Pirame lieff, dat en mach niet wesen ...
pir.
 
Hoe so, schoon lieff / pijnt mij dat te bedien.Ga naar voetnoot264
th.
265[regelnummer]
Die benijders der minnen die sijn te ontsienGa naar voetnoot265
 
waer bij dat deucht en eer moet genoost // staenGa naar voetnoot266
[pagina 139]
[p. 139]
pir.
 
O Thisbe lieff, moet ick dan ongetroost // gaen
 
so en was noijt droeviger mensch gebooren:*
 
ick sal mij selven in mijn traenen versmooren ...
270[regelnummer]
o doot, o doot, compt rasch en verteert mijn!
th.
 
O Pirame lieff, u clachte deert mijn:
 
ick weet ons geholpen en wilt niet sorgen.
pir.
 
Alderlieffsten, hoe soo?
th.
 
Vertoefft tot morgen:
 
int rijssen der lieffelijcker daegeraet
275[regelnummer]
eer de sonne opgaet // coompt sonder verlaetGa naar voetnoot275
 
ter fonteijne buijten Babilonien int groen
 
ten grave van Ninus, dat coninclijck saetGa naar voetnoot277
 
daer den moerboom staet // wiens schaduwe bevaetGa naar voetnoot278
 
die jeuchdelijck plaetse schoon int saijsoen.Ga naar voetnoot279
pir.
280[regelnummer]
O Thisbe lieff, wijs van bevroenGa naar voetnoot280
 
U woort geeft mij daer paradijssche weelde.
th.
 
Nu hier op scheijden wij.
pir.
 
Adieu reijn beelde! ...
 
Ja sonder adieu gesproocken bloot.Ga naar voetnoot283
[pagina 140]
[p. 140]
th.
 
Leeft nu in hoope ...
pir.
 
Ick sal / tsij wient verveelde.Ga naar voetnoot284
th.
285[regelnummer]
Nu hier op scheijden wij.
pir.
 
Adieu mijn beelde!
th.
 
Adieu Pirame lieff!
pir.
 
Therte dat queeldeGa naar voetnoot286
 
is nu in duijssentich vreuchden groot.
th.
 
Nu hier op scheijden wij.
pir.
 
Adieu reijn beelde ...
 
Ja sonder adieu gesproocken bloot:
290[regelnummer]
Venus bewaer u voor wederstoot!Ga naar voetnoot290
Beij in.
sin.
 
Wat so / seg ick daer?
hert.
 
Die twee hebbent te gange!Ga naar voetnoot291
sin.
 
Het staet daer al claer.
hert.
 
Al beijde sij lange*
 
sij moste Pijramum met trooste paijen.
[pagina 141]
[p. 141]
sin.
 
Sijt te vreden, tmochter noch wel anders draijen:
295[regelnummer]
men siet int waijen den wint wel noort // staen!
hert.
 
Teijnde goet, al goet!
sin.
 
Nu eer wij voort // gaen
 
so moeten wij tsaemen - hoort arme weijten -Ga naar voetnoot297
 
wadt vreemts bedrijven.
hert.
 
Wadt willen wij dan doen?
sin.
 
Gaen conterfeijtenGa naar voetnoot298
 
dese amoreusheijt, die hier regneert*Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
ongecesseert.
hert.
 
Ick consenteert ...Ga naar voetnoot300
 
recht om te maecken een boerdelijck schijn!Ga naar voetnoot301
sin.
 
Nu, ick ben Piramus / en ghij sult Thisbe sijn:
 
ick heb hier gebrocht voor u een wimpelken ...Ga naar voetnoot303
 
ick salt u aenhechten.
hert.
 
Ist gedaen?
sin.
 
Beijt noch! dat rimpelken
305[regelnummer]
staet quaelijck: dat moet badt sijn gesedt.Ga naar voetnoot305
[pagina 142]
[p. 142]
hert.
 
Voecht het mij oock wel?*
sin.
 
Al waerdij geblancketGa naar voetnoot306
 
ergens in een forneijs oft smesse!Ga naar voetnoot307
 
Siet doch: welcken geruwe!
hert.
 
Nu, coondij u lesse?Ga naar voetnoot308
 
Hoordij wel, hoe staettet met u sotte // bolle?
sin.
310[regelnummer]
Och alderlieffste motte // rolle
 
als een botte // molle // widt gecoluert ...
 
hoe heb ick om u seer lang getruert
 
van grooter lieffden, dus blijff ick vermuijtGa naar voetnoot313
 
op u schoon visagie!
hert.
 
Wadt, trouwen, guijt!
315[regelnummer]
Lieff Piramus, macht waer // sijn?
sin.
 
Gheen sonne en mach so claer // sijn
 
och jaet, want u minne mijn doorhackeltGa naar voetnoot317
 
soo seer dat mijn herten gadt quackelt!Ga naar voetnoot318
hert.
 
Wadt, hoort toch!
[pagina 143]
[p. 143]
sin.
 
Och, wilt doch ontfermmen
320[regelnummer]
mijn bitter carmen // en mocht ick leggen in uwen ermen
 
so soudij mijn danck van dien groot hooren // seggen.
hert.
 
Swijcht lodder! soudij mij dat te vooren // leggen
 
so worpt ghij mijn eer in een verlooren vondele!Ga naar voetnoot323
sin.
 
Ghij en hout geen manieren!
hert.
 
Siet daer den prondele!Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
ick ben alree van dier feesten moe ...
sin.
 
Ghij scheent te sijn een gewimppelde koe
 
oft oock daer toe // een diemen den stier noempt!
hert.
 
Tsus!
sin.
 
Wat ist?
hert.
 
Ou sie, wie hier compt!...
sin.
 
This Thisbe claerlijck, so ick gewaege.*Ga naar voetnoot329
hert.
330[regelnummer]
Dats waer, het is int rijsen vanden daege:
 
sij heeft de herberch te vooren beslegen.Ga naar voetnoot331
[pagina 144]
[p. 144]
th.
 
Nu ben ick recht te gaen genegen
 
ter fonteijn daer ick gisteren aff deden beloff ...Ga naar voetnoot333
 
nochtans natuere die weijgert daer tegenGa naar voetnoot334
335[regelnummer]
duchtende datter mij onvre mocht comen off ...Ga naar voetnoot335
sin.
 
Ja, soudij dat peijnsen?
hert.
 
Waij, dats al stoff!Ga naar voetnoot336
 
Hij heeft u eer daer toe veel te lieff!
th.
 
So gaen ick dan dar waerts duchtende grieff.Ga naar voetnoot338
sin.
 
Soo doet vrij en neempt na geen beroer goom.Ga naar voetnoot339
hert.
340[regelnummer]
Siet Ninus graff ...
sin.
 
Siet hier den moerboom
 
vol schoonder vruchten / hijer ist om wandelen reijnGa naar voetnoot341
 
vroech inden daegeraet ...*
hert.
 
Siet hier den fonteijn:
 
hier machmen schouwen druck en verdriet.Ga naar voetnoot343
th.
 
Mij dunckt ick en sie Pyramus hier niet ...
345[regelnummer]
Dies van mij vliet // mijn hoope meest!
Leeuwinne vuijt.
[pagina 145]
[p. 145]
hert.
 
Ou! siet hier doch! compt hier!...
th.
 
Noijt so bevreest!...
 
hier compt een leuwinne met bloedige tanden wreet:
 
waer sal ick vlien?...
sin.
 
Eijlacen! ick (en) weet ...*
hert.
 
Vliet lodder, de leeuwinne sal ons tvel affstroopen!Ga naar voetnoot349
sin.
350[regelnummer]
Waer is Thisbe?
hert.
 
Nae den bosch geloopen
 
van vaere die haer begreep met allen.Ga naar voetnoot351
sin.
 
Ou siet, haer is een hooft cleet ontvallen
 
dwelck de leeuwinne verscheurt van sinnen verwoet...
hert.
 
Siet, hoe sijt hackelt!
Piramus vuijt.
sin.
 
Haer tanden sijn al bebloetGa naar voetnoot354
355[regelnummer]
vanden dieren die sij heeft verslint!Ga naar voetnoot355
hert.
 
Ou siet Piramus, dat ammoreus kint
 
compt nu voldoen sijn pelgrimagie ...
[pagina 146]
[p. 146]
pir.
 
O swaerlijck verlangen, ghij doet mij quellagie:
 
den nacht docht mij wel seven jaer lang ...
360[regelnummer]
nu wil ick gaen wandelen totter passagieGa naar voetnoot360
 
daer ick sal vinden die schoone image
 
Thisbe die mij hout inder minnen bedwang.
 
Die welruijckende cruijdekens der vogelen sang
 
maecken door hoopen mijn treuren cleijn:
365[regelnummer]
ick ben immers so verd in mijnen gangGa naar voetnoot365
 
dat ick sie den moerboom en die fonteijn!
 
Och! waer machse beijen die suijver greijnGa naar voetnoot367
 
Thisbe / ick en siese hier nae noch bij ...
 
Ontbeijt! wadt doeck leijt hier dus onreijn
370[regelnummer]
bebloet? Help Venus! dit geeff mij immers vrij ...Ga naar voetnoot370
 
Och, nae dat tgevoelen compt in mij
 
tis thooftcleet van mijn lieffste lieff
 
die welck hier vanden dieren verbeten sij
 
so thooftcleet tuijcht: 't is van mij miskieff.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
O fortuijn tfij! brengdij mij dus int grieffGa naar voetnoot375
 
rampsalich verliesende mijn waerste goet?
 
O Thisbe! tot mijn ongerieff
 
hebdij onnoselijck gestort om mijn u bloet! ...
 
Maer nimmermeer men mij / daer verwijt aff doet:
380[regelnummer]
want ick sal mijn selven / oock in mijn swaert doen sterven!
 
O Venus! weest doch mijnder zielen behoet
 
en wilt mij met Thisbe in glorien ervenGa naar voetnoot382
 
die om malcander dus deerlijcke bederven ...Ga naar voetnoot383
Piramus valt in sijn swaert.
sin.
 
Aijlacij! wacharmen!
[pagina 147]
[p. 147]
hert.
 
Noijt meerder misval!Ga naar voetnoot384
sin.
385[regelnummer]
Dits al u schult.
hert.
 
Ja, ja, steecktet nu op mijnen halsGa naar voetnoot385
 
ghij sinnelijcke genegentheijt: twas u bedrijff
 
dat hij desperaet was!
Thisbe vuijt.
sin.
 
Tsus! hier comptet wijff
 
Thisbe oock vuijtten bosch geslopen ...
th.
 
De leuwinne is wech - dat sou ick hoopen -
390[regelnummer]
dies moet mijn vreucht te meer om sommen // sijn.Ga naar voetnoot390
 
Ontbeijt, mach Pijramus noch niet commen // sijn
 
ter fonteijnen? ... ick wilt gaen aenschouwen.
 
Och wadt leijt hier? druck is boven sommen // mijn!Ga naar voetnoot393
 
O fortuijne wreet, ghij moet wel int verdommen // sijn!Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
tIs Piramus ... eijlaes! wie heeft dit gebrouwen?
 
Mijn hert moet breecken vol van rouwen!
 
O lacij! thooftcleet dat mij ontviel van vaere
 
leijt hier neven hem bebloet, ontvouwen ...
 
dies werd ick wel aen dit stuck gewareGa naar voetnoot399
400[regelnummer]
dat hij door mij is gecomen int sterven swaere
 
wanende dat ick was vanden dieren verbeten!
 
Dus en was noijt vrouw in sulcken gebaereGa naar voetnoot402
 
met so onvuijtspreeckelijcken druck beseten ...
 
O versteent hert hoe condij geweeten
[pagina 148]
[p. 148]
405[regelnummer]
u lieff om uwen wille leggende doot
 
ghij en hadt van ancxste an stucken gespleten?...
 
Dat gheeft mij immers wonder groot.*Ga naar voetnoot407
 
O Piramus, sijdij om mijnen wille gecomen inde doot?
 
Die trou sal ick oock met trouwe loonen:
410[regelnummer]
dus neem ick oock u bloedich swaert al bloot
 
mijn selven vuijtlaetende therten bloet root ...*
 
O Venus wilt mij in u rijcke croonen ...
 
Neempt hier exempel aen ghij amoureusen personen!
Thisbe valt oock int swaert.
hert.
 
Eij, eij, eij, eij, lacen! eij, eij, eij!
sin.
415[regelnummer]
Hoe, hoe, hoe!
hert.
 
Noijt meerder geschreij!
sin.
 
Pappe en weij altsaemen bedorven // sijn!Ga naar voetnoot416
hert.
 
Dat dese twee lievekens aldus gestorven // sijn
 
is al u schult, sinlijcke genegentheijt.
sin.
 
Neen hertelijcke lust, ghij brocht de betegenheijtGa naar voetnoot419
420[regelnummer]
bij quader fortuijnen rampsalich betorden.Ga naar voetnoot420
hert.
 
Ou siet! de moerbesien sijn bloedich geworden
 
van haeren bloede, alsomen dat leest.
[pagina 149]
[p. 149]
sin.
 
En oijt sint hebbense bruijnblodich geweestGa naar voetnoot423
 
so ons die poeten dat maecken bekent.
hert.
425[regelnummer]
Waij, minne is een wonderlijck instrument!
sin.
 
Wa, sij is blent!
hert.
 
Dat seg ick oock, hoet gaet.Ga naar voetnoot426
sin.
 
Meer gallen dan hoonichs!
hert.
 
Minne is een soedt quaetGa naar voetnoot427
 
daer mede onder voet gaet // verstant en reden ...
sin.
 
Waer sullen wij ons nu gaen besteden?Ga naar voetnoot429
hert.
430[regelnummer]
Inder ammoreuser gedachten // alle nachten.
sin.
 
Ons keerse is hier vuijt!
hert.
 
Die naer ons wachten
 
sijn sodt / want wij jaegen veel drukx ten hoope!Ga naar voetnoot432
sin.
 
Wadt brengen wij ter marckt?
hert.
 
Veel ramps te coope.
[pagina 150]
[p. 150]
sin.
 
Dus gaen wij ander amoureusen besluijpen
435[regelnummer]
al souden sij vanden selven soope suijpen ...Ga naar voetnoot435
Pausa.
poet.
 
Ghij ammoureuse, wadt segdij van desen?
amor.
 
Och noijt compasselijcker ding en mocht wesenGa naar voetnoot437
 
dan dat bij also cleijnen occasioeneGa naar voetnoot438
 
so veel druckx gebeurde.
poet.
 
Pijnt dit wel te bevroenne:
440[regelnummer]
den keest vanden verstande wilt smaecken // danGa naar voetnoot440
 
en merckt wadt ongeordineerde minne maecken // kanGa naar voetnoot441
 
die Piramum en Thisbe brochten int verdriet.
amor.
 
Maer trouwen, alle ammoureusen sterven dus niet
 
al is dit geschiet.*
poet.
 
Vaetet bediet:Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
sij doen die dusdanige minne draegen!Ga naar voetnoot445
amor.
 
Doense / hoe zoo?
poet.
 
Ick wilt u gewaegen:
 
sij pijnen hen selven doot te slaene
 
naer der zielen - geestelijck te verstaenne -
[pagina 151]
[p. 151]
 
want men leest: - wiltet verstant verwerven -
450[regelnummer]
die nae den vleesche leeft, sal sterven
 
niet alleen lichamelijck maer naer der zielen mede;
 
en men preeckt ons mede daegelijckx ter stede
 
dat minnen boven al andere deuchden gaet.
amor.
 
Hoe compt dan dat ghij de minne reeckent dus quaet? ...
455[regelnummer]
want tis een saet ons houdende in weesen!Ga naar voetnoot455
poet.
 
Ick kent, dat minne is de hoochste gepresen
 
maer tis een ander minne / dan ghij hebt gesien // pladt.Ga naar voetnoot457
amor.
 
Ick bid u, wilt mijn van dien minne bedien // wadtGa naar voetnoot458
 
oft mach geschien // dat bij uwer gratijen.Ga naar voetnoot459
poet.
460[regelnummer]
Dat sal ick doen tot uwer confortatienGa naar voetnoot460
 
tot uwer reformatien // en tot uwer minnen:Ga naar voetnoot461
 
siet daer binnen // ghij sulter deucht bij winnen.
Thoont hem nu ChristUM aent cruijs / Maria / JohanNEM daer bij ondERstaenDe.
amor.
 
Dat was om sien boven maten seer gratieus!Ga naar voetnoot463
poet.
 
Verblijt u hier inne, ghij amoreus:
465[regelnummer]
dits de moerboom daer salicheijt vuijt groeijt;
 
dits de minne seer victorieus
 
die svijants macht heeft affgesnoeijt;
[pagina 152]
[p. 152]
 
dits de minne daer alle minne vuijt vloeijt;
 
sonder dese minne en is minne geene:
470[regelnummer]
die ander minne soeckt / certeijn, hem moeijt
 
te vergeeffs / en brengt hem int geweene.
amor.
 
O Poetelijck geest, mijn vrient alleene
 
ick bidde u, wilt mij noch eens den moerboom togen:Ga naar voetnoot473
 
hij docht mij int wesen so schoon, so reene
475[regelnummer]
dat hij onversadelijck is in mijnen oogen ...Ga naar voetnoot475
Thoont hem noch eens tselfde.
poet.
 
Wilt u dan noch eens te aenmercken pogen.Ga naar voetnoot476
amor.
 
In dit gesichte ben ick onversadich ...Ga naar voetnoot477
poet.
 
Jesus Christus, d'opperste lieffde genadich
 
machmen bij Pijramus wel gelijcken
480[regelnummer]
die de doot sterff vuijt lieffden beraedichGa naar voetnoot480
 
van Thisbe als beminde bruijt der cantijcken.Ga naar voetnoot481
 
Thisbe mach oock smenschen naetuere blijckenGa naar voetnoot482
 
daer se die felle leuwinne toe brochte -
 
dats de vijant vol looser practijcken -Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
twelck Thisbe als menschelijcke natuer becochte.
amor.
 
O dit bewijs verblijt alle mijn gedochte:
 
ter goeder tijt oock gerochte (ic) aen u presentie!*Ga naar voetnoot487
[pagina 153]
[p. 153]
poet.
 
Elck mensch behoort wel, diet ondersochte
 
te sterven van waerlijcke intentieGa naar voetnoot489
490[regelnummer]
so Thisbe met vieriger influentieGa naar voetnoot490
 
om Pyramum dede.
amor.
 
Tis een soete vermaen.
poet.
 
Bij die fonteijnne - somen daer aff maeckt mensije -Ga naar voetnoot492
 
salmen die heijlige wonden verstaen
 
die Christus vuijt lieffden heeft ontfaen
495[regelnummer]
om ons / daer onsse salicheijt / aen nam / dbeginnen
 
- daer die Sacramenten in sijn bevaen -
 
aen den boom des cruijcen voor ons vuijt minnen
 
waer bij men den moerboom mach versinnen.Ga naar voetnoot498
amor.
 
Ghij doet mij vreucht winnen // van soeten guere.
poet.
500[regelnummer]
Ghelijck des moerbooms besijen // nader poeten bekinnen*Ga naar voetnoot500
 
eerst widt sijnde, worden root van couleure
 
bij bespreijinge des bloets vol van getruere*
 
vanden twee gelieven, - soot is voorsproocken -Ga naar voetnoot503
 
also wast eerst onbesmet de menschelijcke natuere*Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
reijn volmaeckt uijt allen corruptien gedoockenGa naar voetnoot505
 
maer door Adams misdaet soo bleeff beloockenGa naar voetnoot506
[pagina 154]
[p. 154]
 
in smenschen natuere die sinnelijcke genegent(heijt):*
 
dits origo pecatij, waer bij was gebroocken
 
die volmaeckte natuer in smenschen betegenheijt*Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
en al heeft den mensch van goodts passije de vercregenheijt*Ga naar voetnoot510
 
dat bloet der erffsonden moeter in blijven;
 
tot meerder verdiensten is die gelegenheijtGa naar voetnoot512
 
also ons veel doctoren dat beschrijven.
amor.
 
Och u leering is mij een groot verstijvenGa naar voetnoot514
515[regelnummer]
om deuchs beclijven // so ickt versindeGa naar voetnoot515
 
want aertsche minne van mannen en wijven
 
is maer een blaese gevult metten winde
 
also ick waerachtichlijck hier wel bevinde.
poet.
 
Hoort // ongestoort / beminde // wadt ick ontbindeGa naar voetnoot519
520[regelnummer]
ghij vrij amoureuse // doloureuse // dangereuse onbevreest.*Ga naar voetnoot520
amor.
 
Och segt mij, arm knecht // vercoren bemindeGa naar voetnoot521
 
declaratije // moralijsatije // is mijn recreatije // poetelijck geest.Ga naar voetnoot522
poet.
 
De levendighe goods soon - verstaet den keest -Ga naar voetnoot523
 
in lieffde // door lieffde // als lieffde // so doorstraelt // is
[pagina 155]
[p. 155]
525[regelnummer]
dat hij vuijt lieffden / als lieffde / nedergedaelt // is
 
vuijt sijn eijgen glorije noijt vertorden // is nietGa naar voetnoot526
 
en is d'alderminste mensche geworden // siet*
 
om dat hij soude spreecken vrij en claer
 
met sijn lieff / en is comen wonen bij haer
530[regelnummer]
deur / aen deur / so ghij hebt die wete // reijnGa naar voetnoot530
 
en heeftse aengesproocken door een splete // kleijn
 
dits door sijn menschelijck lichaem // vrij.
amor.
 
Och noijt materij en viel so bequaem // mij -Ga naar voetnoot533
 
Poetelijck geest, in u is groote gratije // soetGa naar voetnoot534
535[regelnummer]
dat ghij condt toonen dese moralisatije // goet:
 
die gebenedijde Christus alderhoochst gepresen
 
mach wel de beminde Piramus wesen
 
want lieffde brocht lieffde in lijden // groot.
poet.
 
Voort // hoort om u te verblijden // bloot:
540[regelnummer]
dese Pyramus, Christus donnosel lam
 
om sijn lieff te spreecken hij ter werrelt quam:
 
dats tprieel der bedruckter werelts wout
 
daer hij den moerboom vant des cruijsen hout.*
 
Eijlacij! daer sach hij sijn lieffs hoofftcleet alleene*
545[regelnummer]
beslapt bespraijt met bloet onreeneGa naar voetnoot545
 
welck hooft cleet - oft het ons misviele -Ga naar voetnoot546
 
beteijckent de witte onbesmette ziele*
 
die de helsche leuwinne meijnde hebben verbeten.
 
Dese Piramus Christus, dit siende vuijt lieffden vervletenGa naar voetnoot549
[pagina 156]
[p. 156]
550[regelnummer]
heeft onblusschelijcke lieffde verworven*
 
dat hij onder den moerboom des cruijces is gestorven
 
en bespraijde den moerboom aen elcken cant.
 
Sijn bruijt der cantijcken // als sij hem daer doot vant
 
Marije / daer ick die kercke bij verclaere
555[regelnummer]
werden d'nieus van Sijmeon daer gewaere
 
doorgaende haerder herten conduijten.Ga naar voetnoot556
 
Beminde, eerbaere, hier mede wij sluijten:
 
neempt danckelijck tgeene dat wij ons moeijen.Ga naar voetnoot558
amor.
 
Smaeckt d'merch wel met den schorssche buijten:Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
beminde, eerbaere, hier mede wij sluijten.
poet.
 
Al ist poeterije, dat wij hier vuijten
 
tis deucht daer salicheijt vuijt mach groeijen.
amor.
 
Beminde, eerbaere, hier mede wij sluijten:
 
neempt danckelijck tghene dat wij ons moeijen
565[regelnummer]
van ons Egelantierkens die noch eerst groeijen.*
 
 
 
finis lang in dicht / 596 Regulen
 
Goossen ten BerchGa naar voetnoot+
 
Schout List en Erch
[tekstkritische noot]In de lijst van personages staat in hs. achter 5 (‘Piramus’):... ‘jongelijck’, en achter 6 (‘Thisbe’):... ‘mach’. De woorden ‘een docktoor’ achter 4 zijn onderstreept.

voetnoot3
Lijst van personages: lustich: weelderig, wulps.
voetnoot5
Lijst van personages: costelijck: kostbaar.
voetnoot1
in saijsoene: fris en krachtig.
voetnoot2
lustich: heerlijk, liefelijk.
voetnoot5
voene: voeden, bevorderen, versterken.
[tekstkritische noot]6 In plaats van ‘met’ staat in hs. ‘mijn’, wat m.i. hier geen zin heeft.
voetnoot6
rustich: kloek, weerbaar; sonder vermoeijen: zonder ophouden.
voetnoot10
bespoeijen: besproeien.
voetnoot11
Jancker: klagende minnaar.
voetnoot12
die door Venus opgezweept worden.
voetnoot13
tijelijck: vroeg.
voetnoot14
meij: meitak als symbool van liefde.
voetnoot16
waar geen hoop of uitzicht meer bestaat.
[tekstkritische noot]20 ‘hertelicke lust’ in hs. met cursief schrift.
idem: ‘heet sinnelijcke genegentheijt’ - bovendien: alleen ‘heet’ begint met een hoofdletter.
voetnoot18
haer: hun.
voetnoot19
betegenheijt: rampspoed (vgl. Mnl. Wdb. op bejegentheid).
voetnoot21
waar kennis en verstand aanwezig zijn.
voetnoot22
dulle: dwaze.
voetnoot26
we zijn aangenaam in het begin, maar als we scheiden blijken we de onaangenaamsten, slechtsten te zijn (gelijcke = als).
[tekstkritische noot]29 In hs. ‘dAmmoreuse’ cursief.
31 Vreemd is ‘onhier’: het bijwoord ‘onthier’ is in Mnl. ongewoon (Mnl. Wdb. V, 1079) en past niet in de betekenis van de zin, die suggereert zo iets als ‘weg’. De h is met een ander lettertype dan normaal in de tekst over een andere letter heengeschreven, waarschijnlijk een k; boven de n staat een stip. Er is dus op een of andere wijze geknoeid met deze plaats. Kalff stelde voor te lezen: ‘onder’ - wat er zeker niet staat, maar wel een goede betekenis geeft.
33 Aldus hs.: ‘rustich’, niet ‘lustich’ als in de lijst van personages.
voetnoot28
liste: met een bepaalde bedoeling; als den pompeuse: in pracht en praal.
voetnoot30
ontpluijcken: ontvouwen, verklaren.
voetnoot31
meij: meistruik; onhier: zie tekstkrit. aant.
voetnoot32
dan zullen wij er achter kunnen komen wat er in hem omgaat.
voetnoot33
toneelaanwijzing: rustich: sierlijk uitgedost.
voetnoot34
O Venus, die (het bloed van) mijn hart als met een pijl doorschiet.
voetnoot35
versterckt: is een imperatief in het gebed.
voetnoot37
om mijn behoet: tot mijn behoud; moet: moge; presentie ... winnen: dat ik de tegenwoordigheid van de liefste vrouw ter wereld deelachtig mag beginnen te worden.
[tekstkritische noot]38 In hs.: ‘vande lieffste t.w. mach int beginnen winnen’; er staat een streep onder. Waarschijnlijk signaleert die onderstreping een verschrijving: in de vorige regel is ‘moet’ het verbum finitum - ‘mach’ verstoort de syntactische structuur. Door het dubbele rijm heeft de afschrijver zich waarschijnlijk laten misleiden.
41 In hs.: ‘lieffst’.
42 In plaats van ‘Dats’ heeft hs. ‘dat’.
voetnoot39
mijn: mij; zodat ze mij spoedig op een verstandige wijze mogen troosten.
voetnoot40
nae mijn scientije: naar ik weet.
voetnoot42
dat(s) experientije: dat berust op ervaring; proeven: ondervinden.
voetnoot43
die lieffs intentije etc.: de (z.g. troost-) woorden van een geliefde brengen eindeloos verdriet.
voetnoot44
besoeven: helpen.
voetnoot47
haecken: vurig verlangen; mijn: mij.
voetnoot50
egelentier: wilde rozenstruik, symbool van de liefde (tevens toespeling op de rederijkerskamer van Amsterdam?).
voetnoot51
rosier: rozenstruik.
voetnoot52
vijolier: violier, muurbloem.
[tekstkritische noot]69 De lezing van het hs.: ‘clachtich’ is gezien rijm en betekenis kennelijk een verschrijving.
voetnoot53
foreest: woud.
voetnoot54
misbrouwen: bedorven.
voetnoot55
dangier: droefheid.
voetnoot61
wel gemoeijt: in blijde stemming.
voetnoot65
gerust: tot een besluit gekomen.
voetnoot67
insteecken: inblazingen; inflammeert: in brand steekt, vlam doet vatten.
voetnoot68
verturbeert: er door in verwarring raakt.
voetnoot69
cesseert van: houd op met ...
voetnoot72
dwasinghe: dwaasheid.
voetnoot73
wadt ... voort: waar komt hij nu mee aan; vijsevasinghe: onzin.
voetnoot74
beijt: wacht; hartelijcke minnen: innige liefde; versteecken: als onwaardig beschouwen.
voetnoot76
Eurialus en Lucretija: zinspeling op het verhaal ‘De duobus amantibus’ van Aeneas Silvius Piccolimini, zie hfst. I, blz. 74.
voetnoot77
Aeneas en Dido: verhaal uit de Aeneas van Vergilius; en soet van persone Ph. en D.: en die beminnelijke Ph. en D.
voetnoot78
Phillus en Demophon: eveneens een romantisch liefdesverhaal, zie hfst. I, blz. 74.
voetnoot79
vervleten: bezeten (door de liefde).
[tekstkritische noot]86 Aldus hs. ‘verwermmen’, lees: ‘verwarmen’ (rijm); in volgende regel echter staat ook ‘dermen’.
87 In hs. begint ‘amoreus’ met een hoofdletter.
89-91 Regel 89 lijkt me moeillijk te begrijpen. Is ‘waerlijcke’ adjectief in de betekenis van ‘werelds, lichtzinnig, wulps’? Maar wat is dan ‘noemen’? Men zou daarvoor een substantief verwachten. De tekst van het hs. is niet onduidelijk geschreven. Wellicht moet dan toch ‘noemen’ als gesubstantiveerde infinitief opgevat worden met ‘waerlijcke’ als object voor ‘wereldsgezinde lieden’. Maar de syntactische structuur van het geheel blijft onduidelijk. Mogelijk is de bedoeling ongeveer aldus: Te zeggen dat wulpse lieden dwaas en zondig zijn, was ook voor Homerus (lees Ovidius) een duidelijke zaak.
Dat voor ‘Homerus’ gelezen moet worden ‘Ovidio’, staat in hs. zelf ook in de kantlijn aangegeven met de woorden ‘Rectus Ovidio’. Regel 91 is in hs. onderstreept.
voetnoot82
theijlichdom inde casse beloocken: heilige voorwerpen, die in de reliquieënkist geborgen zijn, m.a.w. als men zich aan de dienst van Venus wijdt.
voetnoot83
bout: welke geneugten smaakt men dan niet?
voetnoot83
toocken: stoeien.
voetnoot84
helsen: omhelzen.
voetnoot85
dat gaetmer sussen: dat liefdesspel gaat men (= de gelieven) er tot bedaren brengen.
voetnoot86
helpt dermen: bastaardvloek van de sinnekens; belijen: openlijk zeggen.
voetnoot88
melodijen: geneugten; ongrondelijck: onpeilbaar.
voetnoot89-90
zie tekstkrit. aant.
[tekstkritische noot]95 Aldus hs.: ‘aldersoets’.
voetnoot92
luxurie: wulpsheid; alteene: steeds.
voetnoot93
clene: weinigen.
voetnoot94
gemeene: algemeen, gewoonlijk; int swerrelts bevanck: in de wereld.
voetnoot97
aenschijn: gelaat.
voetnoot98
te mijn waerts stranck: al zag ik de dood met onvermurwbare bedreiging op mij af komen.
voetnoot100
na dat: aangezien.
voetnoot101
ten propoosten van dien: dienaangaande.
voetnoot103
Nazo: Ovidius.
voetnoot104
gij die zulke dingen tegen mij zegt.
voetnoot107
meest: zo veel mogelijk.
[tekstkritische noot]116 Vóór ‘Babilonien’ staat ‘in’. Kalff stelde reeds voor het te schrappen. Die m.i. juiste aanwijzing heb ik gevolgd.
voetnoot108
motijff: drijfveer, bedoeling; mijn: mij.
voetnoot109-111
deze moeilijk te verklaren passage is misschien aldus te vertalen: iets nieuws, dat vanwege zijn lieflijkheid, geneugte en wonderbaarlijkheid de verliefde jongeling de droomvoorstellingen der liefde doet najagen; het woord ‘corame’ is mij onbekend: lat. coram (openlijk)? Over ‘nipen’ vgl. Mnl. Wdb. en Mak.
voetnoot112
nae dat: aangezien.
voetnoot115
hout in patrimonien: eig. in uw bezit hebt als erfgoed, m.a.w. die de liefde zo hoog aanslaat?
voetnoot117
vercieren: voorzien van; muragien: muren.
voetnoot118
imagien: gestalten.
voetnoot127
voordachtich: weloverwogen.
voetnoot128
ik zal met genoegen mijn best doen er naar te luisteren.
voetnoot130
lamaij: plezier.
voetnoot130-131
dien bloet...steerte: die onnozelaar speelt een gevaarlijk spel met de liefde.
voetnoot133
de: deed.
voetnoot134
immers: beslist.
voetnoot138
oijt: altijd.
voetnoot140
ons tweester: wij beiden.
voetnoot143
Eolus: god van de wind uit de klass. mythologie.
voetnoot144
na dat: zoals.
voetnoot145
al waert: alsof het was; Troijlus: held uit de Trojaanse oorlog, zoon van koning Priamus; Paris: zoon van Priamus die Helena, de vrouw van de Spartaanse Koning Menelaus, schaakte en daardoor de Trojaanse oorlog ontketende.
voetnoot148
aen sijn boort staen: hem aanklampen.
voetnoot149
pladt: geheel en al, ronduit; lametatijen: geklaag.
voetnoot150
vuijt colatie: voor de grap? (Mak).
voetnoot151
naetuerlijck: door de natuur gewekt, oprecht.
voetnoot153
binnen Orienten: in heel het oosten; figuerlijck: in tastbare gestalte.
voetnoot154
fijguere: gestalte van een vrouw, meisje, vrouwelijk wezen; puerlijck: zuiver.
[tekstkritische noot]155 In hs. staat: ‘Thissbe.’
voetnoot159
Daer .... meer: daar valt nog meer over te zeggen; wel gejoolt: mooi gezegd.
voetnoot160
claerlijck: juist, dat is duidelijk; ghij ... verdoolt: jij bent ook geen sufferd, gek.
voetnoot162
recht van uwer complecktien: geheel overeenstemmend met Uw gevoelens, bij U passend.
voetnoot163
tot uwer subjectien: tot uw dienst.
voetnoot164
met reflecktien: met stralend licht; Juijpiter: oppergod in de klassieke mythologie.
voetnoot165
gemaecken: volmaken, scheppen.
voetnoot166
midts dien: daarom.
voetnoot167
in Venus plaenet: onder de planeet Venus.
voetnoot168
op een tijt: te zelfder tijd.
[tekstkritische noot]178 Deze regel geeft enige syntactische moeilijkheid. Kalff wilde voor ‘u minnen’ lezen: ‘uws minnens’. Dan nog is de verbinding onduidelijk: hoort de genitief bij ‘graet’ of bij ‘kuerlickheijden’? En wat is in beide gevallen de betekenis? Ik heb zonder vormverandering ‘u minnen’ gecombineerd met ‘kuerlickheijden’ en de twee substantieven als één ‘woord’ beschouwd, waarbij ‘u’ bezittelijk vnw. is. Rederijkers houden van verbale substantivering, mede in verband met hun rijmvormen. ‘Den eersten graet’ is dan subject bij ‘was kennisse’ en wordt nader omschreven door ‘u(w) minnen kuerlijckheijden’, d.w.z. ‘uw leren kennen van de liefde (in uw prille jeugd)’. De omschrijving ‘den eersten graet’ beschouw ik als reminiscentie aan Potters ‘Der Minnen Loep’.
voetnoot169
jolijt: vreugde, genoegen; stout: driest.
voetnoot170
flout: afneemt.
voetnoot171
mits: door middel van, tengevolge van.
voetnoot172
berout: om wie mijn hart treurt.
voetnoot173
dierbaer: kostbaar.
voetnoot176
moeijen: kwellen.
voetnoot177
daermen .... opgaet: letterlijk: waar men van dichtbij de rook van het (smeulend minne) vuur omhoog ziet gaan, m.a.w. als men bemerkt dat de liefde beantwoord wordt.
voetnoot178
graet: stadium (herinnering aan Potters indeling); hele zin: het eerste stadium waarin ge de liefde ondervond (zie tekstkrit. aant.).
[tekstkritische noot]186 In hs. staat ‘mij’.
187 In plaats van ‘komen’ heeft hs. ‘kennen’. Reeds Kalff verbeterde deze schrijffout.
189 Hs. heeft ‘sij’.
voetnoot179
dat was de kennismaking met elkaar als buren.
voetnoot180
wast: groeit.
voetnoot181
tgrijt: spleet? (Mak).
voetnoot182
wege: wand; lollen: prevelen; hele zin: hebt ge dan nog te klagen?
voetnoot183
sorch: ik doe er mijn best voor, dat ...; int gaetgen rollen: uw doel bereiken (triviale woordspeling?).
voetnoot185
goet geval: geluk, voorspoed.
voetnoot188
strijcken: daar gaat hij er van door, er op los.
voetnoot190
ben ick geraende: vermoed ik.
[tekstkritische noot]194 Het woord ‘aen’ is boven de regel bijgeschreven met inlaatteken; zelfde hand en inkt.
195 In hs. staat ‘liefflijcks’; misschien is bedoeld ‘liefflijcke’, beter is ‘liefflijck’. Kalff las ten onrechte ‘lustelijck’.
voetnoot192
spacerende: wandelende; prieelken: tuin.
voetnoot193
dreelken: liefje.
voetnoot195
hoe liefflijck .... gedaen: hoe heerlijk is dit mooie weer (lentetijd).
voetnoot196
bevaen: voorzien van, vervuld met; luchten: geuren.
voetnoot197
viertuijt: kracht, werking (v.d. lente).
voetnoot198
tvermaen: aansporing.
voetnoot200
Venus geruchten: die onrust die Venus stookt.
voetnoot201
bij veel dangieren: door, tengevolge van veel smarten.
voetnoot202
hantieren: hanteren, doen; hele zin: de liefde maakt dat men vreemde dingen doet.
voetnoot203
ghij wilt druck voortstieren: ge wilt u vermeien in verdriet.
voetnoot204
vieren: laten varen.
voetnoot205
versieren: bedenken.
voetnoot206
in u secreetgen: in stille afzondering met u.
voetnoot210
te bedt: des te beter; voor schimppers duijcken: (kunt gij) U voor spotters verbergen.
voetnoot211
sonder gebruijcken: zonder de liefdes-omgang te genieten.
voetnoot212
Bij loo: waarachtig!; Moen: naam voor de duivel.
voetnoot215
prijsoen: gevangenis.
voetnoot218
verjenten: mooier maken of voorstellen.
voetnoot219
van Orienten: van het Oosten.
voetnoot220
te bedt: te meer.
[tekstkritische noot]228 Ter hoogte van 228b staat in de kantlijn: ‘nota’.
voetnoot222
raeilge: prachtvent.
voetnoot223
maeijlge: ringetje van maliënkolder.
voetnoot224
pansier: pantser, harnas.
voetnoot225
hij is van dien niet: zo is hij niet.
voetnoot226
hij is niet iemand die veel vrouwen tegelijk het hof maakt.
voetnoot228
sonder begeven: zonder ophouden; tatijus, tacius: stil, stil (verbasterd latijn).
voetnoot229
hout goede manieren: pas op, houd je in toom.
voetnoot230
hij stelt hem om: maakt zich gereed om.
[tekstkritische noot]234 Aldus hs. ‘Cuupido’, vgl. vs. 237: ‘Cuypido’.
238 In hs. twee maal ‘in’.
voetnoot235
dint: vermindert.
voetnoot236
een boete voor gerieff: een geneesmiddel tegen verdriet.
voetnoot241
besieff: besefte, smaakte.
voetnoot243
beseven: ondervonden; over de term ‘meer gallen dan honichs’ zie blz. 74.
voetnoot244
vrese van wroegers: vrees voor verklikkers.
voetnoot248
confortatije: vertroosting, versterking.
voetnoot249
tot deser spatije: op dit ogenblik.
[tekstkritische noot]252 Het hs. heeft in plaats van ‘so’ door verwarring met het vorige woord geschreven ‘isot’.
voetnoot250
lametatije: geklaag; turbatie: (wekt) ontroering.
voetnoot252
statije: gestalte.
voetnoot253
mijn: mij; recreatije: verkwikking.
voetnoot254
in swerrelts natije: onder de mensen; gemeijn: gangbaar, algemeen.
voetnoot255
dat men de schijn van liefde aanneemt zonder ware genegenheid.
voetnoot256
liever .... alleijn: niemand liever, dan gij.
voetnoot258
treckt dat niet te beijn: trek je dat niet aan.
voetnoot259
treur niet langer.
voetnoot260
betrouw ick u doch: verwacht ik immers zeker van u.
voetnoot264
pijnt .... bedien: neem de moeite om me dat duidelijk te maken.
voetnoot265
ontsien: vrezen, duchten.
voetnoot266
genoost: beschadigd, gekwetst.
[tekstkritische noot]268 In hs. staat noij.
voetnoot275
sonder verlaet: onverwijld.
voetnoot277
Ninus: een koning van Babel.
voetnoot278
bevaet: omvangt, beslaat.
voetnoot279
jeuchdelijck: heerlijk, schoon, vreugdevol.
voetnoot280
wijs van bevroen: die alles zo goed begrijpt.
voetnoot283
ja sonder .... bloot: maar zonder dat we voor goed afscheid nemen.
[tekstkritische noot]292 Er staat in hs. ‘beijden’ evenals ‘mosten’ in de volgende regel.
voetnoot284
tsij wient verveelde: wie het ook onplezierig mocht vinden.
voetnoot286
queelde: leed, droef te moede was.
voetnoot290
wederstoot: onheil, tegenspoed.
voetnoot291
hebbent te gange: hebben het naar hun zin.
[tekstkritische noot]299 Het hs. heeft ‘amoreuscheijt’.
voetnoot297
weijten: vlaamse naam voor een soort gaai.
voetnoot298
conterfeijten: nabootsen.
voetnoot299
regneert: regeert, heerst.
voetnoot300
ongecesseert: zonder ophouden; ick consenteert: stem er in toe.
voetnoot301
boerdelijck schijn: grappige schijnvertoning.
voetnoot303
wimpelken: vaantje of strook, gehecht op een allegorische figuur om aan te duiden wat deze voorstelt.
voetnoot305
badt sijn gesedt: (dat moet nog wat) beter glad gestreken worden.
[tekstkritische noot]306 Het woord ‘oock’ is boven de regel geschreven, met inlatingsteken, dat Kalff voor een n heeft aangezien.
voetnoot306
al: alsof; geblancket etc.: spottende contradictio in terminis.
voetnoot307
forneijs: oven.
voetnoot308
geruwe: soort van duizendblad, plant die langs de wegen groeit.
voetnoot313
vermuijt: verliefd.
voetnoot317
mijn: mij; doorhackelt: scheurt door (mij) heen.
voetnoot318
mijn herten gadt: omschrijving voor ‘hart’, eventueel met zotte toespeling op achterste; quackelt: schudt, popelt.
[tekstkritische noot]328 Aldus hs.: ‘This’ - waarschijnlijk toch wel een verschrijving van ‘tis’ onder invloed van het volgende woord ‘Thisbe’.
voetnoot323
dan werp je mijn eer voor iedereen te grabbel.
voetnoot324
je blijft niet in je rol; prondele: rommel, rotzooi.
voetnoot329
gewaege: zeg, gewag maak.
voetnoot331
beslegen etc.: zij heeft het nachtverblijf achter zich gesloten, m.a.w. ze is naar buiten gekomen.
[tekstkritische noot]342 In hs. staat ‘vroecht’.
voetnoot333
deden: deed; beloff: belofte.
voetnoot334
natuere: mijn innerlijk.
voetnoot335
onvre: ‘onvrede’, verdriet, narigheid.
voetnoot336
dats al stoff: dat heeft niets te betekenen.
voetnoot338
grieff: smart, leed.
voetnoot339
neempt .... goom: (ga er rustig heen) zonder acht te slaan op gevoelens die je in de war kunnen brengen.
voetnoot341
reijn: heerlijk (om te wandelen).
voetnoot343
schouwen: schuwen, mijden.
[tekstkritische noot]348 Het negatieve partikel ‘en’ ontbreekt in hs.
voetnoot349
lodder: loeder, schoft.
voetnoot351
vaere: vrees; begreep met allen: (die haar) geheel en al overmeesterde.
voetnoot354
hackelt: verscheurt.
voetnoot355
verslint: verslonden.
voetnoot360
passagie: eig. doorwaadbare plaats van het water, hier afgesproken plaats bij de bron.
voetnoot365
verd: ver.
voetnoot367
greijn: eig. graankorrel, hier voor persoon: parel, juweel.
voetnoot370
dit .... vrij: vergeef mij dit toch.
voetnoot374
miskieff: het is voor mij een groot ongeluk.
voetnoot375
grieff: leed, ellende.
voetnoot382
en doe mij met Thisbe de eeuwige heerlijkheid beërven (merkwaardige toepassing van christelijk motief!)
voetnoot383
bederven: om het leven komen.
voetnoot384
misval: ongeluk.
voetnoot385
steecktet op mijnen hals: maak er mij verwijt van.
voetnoot390
sommen: opsommen; hele zin: daarom is er reden temeer om mijn vreugde te uiten.
voetnoot393
boven sommen: groter dan in woorden is uit te drukken.
voetnoot394
ghij moet wel int verdommen sijn: gij zijt zeker doemwaardig, vervloekt.
voetnoot399
stuck: zaak, ding.
voetnoot402
gebaere: droevige situatie.
[tekstkritische noot]407 In hs. ‘gheeff.’
411 In hs. staat ‘selvende’.
voetnoot407
gheeft ... wonder: verbaast mij zeer.
voetnoot416
pappe en weij etc.: de hele zaak is bedorven.
voetnoot419
betegenheijt: tegenspoed, ellende.
voetnoot420
betorden: betreden; hele zin: door de rampzalige ontwikkeling van het boze lot.
voetnoot423
oijt sint: sindsdien altijd; bruijnblodich: donker gekleurd door het bloed.
voetnoot426
blent: blind; hoet gaet: wat er ook gebeurt.
voetnoot427
meer gallen dan honichs: meer ellende dan vreugde; vgl. blz. 74.
voetnoot429
besteden: verhuren.
voetnoot432
jaegen ... ten hoope: veroorzaken veel narigheid tegelijk.
[tekstkritische noot]444 Vóór ‘dit’ is een woord van drie letters doorgestreept, waarschijnlijk ‘dit’ of ‘die’.
voetnoot435
soope: saus, vloeibare spijs.
voetnoot437
compasselijck: erbarmelijk, beklagenswaardig.
voetnoot438
occasioene: oorzaak, aanleiding.
voetnoot440
keest: pit, kern (v.d. betekenis).
voetnoot441
ongeordineerde minne: buitensporige, onbetamelijke liefde.
voetnoot444
vaetet bediet: begrijp de bedoeling, vat de les die hierin ligt.
voetnoot445
zij sterven zo die op deze wijze liefhebben.
voetnoot455
in weesen: in leven.
voetnoot457
pladt: kort gezegd.
voetnoot458
mijn: mij; bedien: vertellen, uitleggen.
voetnoot459
oft mach geschien: als het kan (gebeuren).
voetnoot460
confortatien: bemoediging, zedelijke versterking.
voetnoot461
reformatie: levensvernieuwing, bekering.
voetnoot463
gratieus: lieflijk.
[tekstkritische noot]487 In hs. ontbreekt ic.
voetnoot473
togen: tonen, laten zien.
voetnoot475
onversadelijck: om niet genoeg van te krijgen.
voetnoot476
aenmercken: opmerkzaam zijn; u ... pogen: proberen, zich inspannen.
voetnoot477
onversadich: onverzadelijk, ik kan er niet genoeg van krijgen.
voetnoot480
beraedich: bereidvaardig, hulpvaardig
voetnoot481
cantijcken: Hooglied.
voetnoot482
blijcken: verbeelden, symboliseren.
voetnoot484
vijant: duivel; vol looser practijcken: vol gemene listen, streken.
voetnoot487
gerochte: geraakte ik aan uw aanwezigheid, d.w.z. ontmoette ik u.
[tekstkritische noot]500 In hs. staat ‘moorbooms’.
502 In hs. staat ‘bespreijginge’.
voetnoot489
te sterven van waerlijcke intentie: af te sterven van zijn wereldse gezindheid (versterven).
voetnoot490
influentie: aandrift, verlangen.
voetnoot492
somen ...mensije: als men daar gewag van maakt.
voetnoot498
waer bij: waardoor; versinnen: verzinnebeelden.
voetnoot500
besijen: bessen; nader poeten bekinnen: volgens mededeling van de dichters.
voetnoot503
voorsproocken: (zoals) hiervoor (is) verteld.
voetnoot504
wast: groeit, vgl. tekstkrit. aant.
voetnoot505
uijt alle corruptien gedoocken: bevrijd van alle bederf.
voetnoot506
beloocken: besloten.
[tekstkritische noot]507 In hs. ontbreekt ‘heijt’ achter ‘genegent’.
509 In hs. staat ‘smengen’.
510 Met ‘passije’ is geknoeid; mogelijk stond er eerst ‘passie’.
520 In hs. staat, naar het lijkt, ‘dolobreuse.’
voetnoot509
in smenschen betegenheijt: tot schade, onheil van de mens.
voetnoot510
al ... vercregenheijt: al heeft de mens de liefde gods verkregen.
voetnoot512
gelegenheijt: situatie, toestand waarin hij verkeert.
voetnoot514
is ... verstijven: versterkt mij zeer (in het voornemen).
voetnoot515
om deuchs beclijven: om de deugd standvastig te betrachten; versinde: van plan was.
voetnoot519
ontbinden: uiteenzetten.
voetnoot520
vrij: in hoge mate; hele zin: gij die zo zonder gevaar te zien in gevaar verkeert door uw overmatige liefde en liefdessmart.
voetnoot521
segt mij declaratije: geeft mij uitleg; arm knecht: ongelukkige jongeling; vercoren beminde: voc. tot Poet. geest: voortreffelijke vriend.
voetnoot522
moralijsatije is mijn recreatije: (want) in zedelijk onderricht schep ik vermaak.
voetnoot523
keest: kern.
[tekstkritische noot]527 Aldus hs.: tussen d en alderminste een ‘apostrophe’ - zo ook in 555, 559.
543 In hs. staat ‘van’ i.p.v. ‘vant’, zoals Kalff voorstelde.
544 Tussen ‘daer’ en ‘sach’ staat in hs. ‘sij’ waarvan de ij is doorgestreept.
547 In hs. staat ‘zielle’.
voetnoot526
vertorden: getreden; hele zin: maar die nooit buiten zijn heerlijkheid is getreden, d.w.z. zijn heerlijkheid nooit heeft afgelegd.
voetnoot530
zo ghij hebt die wete reijn: zoals gij zo goed weet.
voetnoot533
bequaem: aangenaam, liefelijk.
voetnoot534
gratije: van God gegeven deugd.
voetnoot545
beslapt: verfrommeld; bespraijt: bespat.
voetnoot546
oft het ons misviele: al zou het ons onaangenaam zijn.
voetnoot549
vuijt lieffden vervleten: uit brandende liefde.
[tekstkritische noot]550 Kalff stelde voor ‘door’ in te voegen achter ‘heeft’.
565 Onderstreept is ‘Egelantierkens’.
De vermelding van ‘596 regulen’ klopt niet met mijn telling, die halve of derde regels o.g.v. het rijm heeft samengevoegd: het verschil is 31 regels minder! Ook Kalffs telling, die alle halve regels voor vol telde, klopt niet: verschil 65 regels meer. Tel ik de onderling rijmende halve regels voor volle regels, dan blijft er toch nog een verschil van 14 regels minder. Vergelijk blz. 85 vlgg.
voetnoot556
haerder herten conduijten: eig. de gangen van haar hart, d.w.z. de diepste roerselen van haar hart (vgl. Luc. 2, 35: een zwaard zal door uw ziel gaan).
voetnoot558
tgeene dat wij ons moeijen: hetgeen waarvoor wij ons inspannen.
voetnoot559
beeldspraak voor spel (schors, schil v.d. noot) en bedoeling, les (merch): nuttig de inhoud samen met de vorm.
voetnoot+
Goossen ten Berch is de afschrijver van het handschrift, niet de auteur; Schout List en Erch: schuwt list en bedrog (zinspreuk van G.).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken