Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen (1694)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen
Afbeelding van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselenToon afbeelding van titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.04 MB)

ebook (20.48 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

(1694)–Joannes à Castro–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

II. Sinne-beldt.



illustratie

 
Den steen door sijn ghewight beswaert,
 
Tracht naer sijn rust-plaets uyr den aert.
 
DE schepsels die van Godt zijn sonder ziel geschaepen,
 
Vervolgens geen verstant door réen noch sinnen rapen:
 
Doch even sijn sy niet van alles soo on-bloot,
 
Oft d'in-geborentheyt, met grooten drift hun noodt
 
Tot hunne rust-plaets; daer sy soo van aerdt naer trachten;
 
Dat sy zijn ruste-loos, ten waer, hun meerder krachten
 
Weer-stonden met gewelt: soo siet-men oock dat 't vier,
 
Altijdt nemt uyt den aerdt, ten hemel sijnen swier.
 
Is't wonder dat 't ghewicht, uyt swaere aerd' ghenomen,
 
We'er-houden met gheweldt, tot d'aerd' we'er soeckt te komen?
 
Oft dat het lichte vier om hoogh sijn rust-plaets mindt,
 
Daer het geen tegen-stant in't viers-gewest me'er vindt?
[pagina 5]
[p. 5]
 
Maer dat my wonder is; dat eenen mensch met reden
 
Begaeft, en met verstandt, soo is vervremdt in zeden;
 
Dat hem dit stomme-Beldt niet aen-wijst sijne rust,
 
Maer schijnt in d'on-rust self te vinden sijnen lust:
 
Misschien sal hy de'es schand', met schijn-re'en tegen-seggen,
 
En al de schult daer van op sijn swaer lichaem leggen;
 
Dat uyt de aerd' gevormt, weer-keeren moet in aerdt,
 
'Twelck neer-drukt onsen geest, en maekt de ziel beswaert
 
Dat en ont-schuldight niet: al wordt't swaer ne'er gedreven
 
Vyt in-gheschapen drift; den mensch kan sich begeven
 
Ten Hemel op door drift, die hy in-wendigh heeft,
 
En aen sijn ziel, met hulp van Godt, geen letsel geeft.

Breeder Aenmerckinghe.

WY dienen al maer eenen Godt, die ons verluystert heeft met sijn kennisse door 't licht van 't waer Gheloof, en ons voor-stelt eene Wet van Liefde, die een-vormigh is aen de Natuer, vast gestelt op den grondt-Regel daer sy op ghebouwt is: En doet niet aen een ander, dat ghy niet en wilt dat u gheschiede: Alleen is sy boven de Natuer inde eerste Tafel ons aen-ghewesen door het waerachtich Gheloof: door het welck wy Godt kennende, bevolen worden hem boven al te beminnen, te vieren, te dienen en te eeren: het welck oock sijn op-sicht neemt van de Natuer, voor soo veel wy uyt de selve getrocken worden om te beminnen en te begèren al dat goet is; zijnde dan Godt van alle goedt de fonteyne, en selver het hooghste goedt, soo is het gebodt van Godt boven al te beminnen oock natuerlijck, en worden wy ghedreven uyt het ghewicht van onsen in-ghebòren drift lief te hebben al dat wy oordelen

[pagina 6]
[p. 6]

goedt te zijn ende geschaepen is: soo souden wy meer als dwaes wesen 't goedt te minnen, dat ons niet en kan weder-minnen; oft soo het dat vermoght, wy even wel daer van sonden onseker zijn, om dat het veranderlijck is: Godt alleen is ons hooghste goedt boven al minnelijck, vanhooger weerde, om dat het ons baetiger is als eenigh ander goedt dat geschaepen is, dat gheen ander goedt en heeft als het ghene het van hem ont-leent die den oorspronck van alle goedt is. Het is Godt dan die ten hooghsten ons bemindt, en on-eyndelijck bemindt, en die, soo wy hem beminnen, ons niet en kan niet beminnen, en ons minnelijck maeckt aen sich selven, aen de Engelen; aen de Menschen; om dat hy ons minnende goedt maeckt, ons aen-nemt tot sijne kinderen, en erfgenaemen van het Rijck des Hemels, Tot dien eynde heb ick den aerdt der Schepselen voor-gestelt als eenen grondt-steen, om daer uyt als uyt eenen on-geschreven Boeck te lesen onse zedige Leeringe tot goedt en tot quaedt: En voor eerst valt my voor, de swaerte van eenen steen, die uyt eygen drift de leeghte soeckt; op dat den mensch daer in soude leeren uyt sijn in-geboren drift te trachten naer sijn rust-plaets, die geen ander en is dan Godt selver, daer wy toe geschaepen sijn, en naer de leeringh van Augustinus: Ga naar margenoot(a)ons hert niet rusten kan als in Godt. En op een ander plaets: Mijn liefde is mijn ghewicht daer word' ick gedreven alwaer ick ghedreven wordt. Voorder wil ick hier niet van handelen, maer seynde den Leser tot onse Onghemaskerde liefde, daer ick van dese stoffe weyt-loopigh ghehandelt hebbe.

margenoot(a)
Confess, 13. c. 19.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken