Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen (1694)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen
Afbeelding van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselenToon afbeelding van titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.04 MB)

ebook (20.48 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

(1694)–Joannes à Castro–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

45. Sinne-beldt.



illustratie

 
Een Kint dat sijn verlies niet acht,
 
Met 't sterven van sijn Vaeder lacht.
 
EEn Kint, dat tot den troost van d'ouders scheen gebóren
 
Had door verraßinghe, sijn leven licht verlóren:
 
't Welck soo sijn broederken ghesien had, seer on-stelt,
 
Liep tot sijn Moeder, die daer door noch meer gequelt,
 
Het kindt heeft haest gepaeyt, wanneer zy hem liet wéten,
 
Dat hy om sijne doodt sal soete rijs-pap éten,
 
En soo de droefheydt licht vergéten: doch daer naer,
 
Soo liep den Vaeder self in doodelijck ghevaer:
 
De kors verhoochde seer benijdende sijn leven,
 
Het welck hy korts daer naer de doodt moest over-geven:
 
Siet daer gheheel het huys in druckelijck verdriet
 
Een jeder weent, de Vrouw' on-troostelijck sich biedt:
[pagina 134]
[p. 134]
 
Alleen het kleyne kindt, loopt sijne moeder teghen
 
En seght, ô Moeder lief, wat doet u soo beweghen;
 
En weet ghy niet dat ons de rijs-pap troosten sal?
 
Siedt ons dan rijs-pap wéer met vreught in dit geval,
 
Soo sullen wy daer med' de dooden licht vergéten;
 
Wat raeckt my, wie dat sterft, als ick magh rijs-pap éten.
 
Wat leert dit voor-beldt ons? als datter sondaers zijn,
 
Die in hun hooghste leet noch leven sonder pijn,
 
Sterft hun wat tijd'lijckx af; zy sullen sich on-stellen;
 
Maer wordt hun ziel gedoodt? dat sal hun weynigh quellen.
 
Een kindt vergeet sijn leet, als'tvreught in rijs-pap vint:
 
Zij zy niet ergher dan, als een beschéten kindt?

Voorder aen-merckinge op het selve.

HEt is een wonder te sien de menschen om een kleyn verlies van het tijdelijck goedt, (dat zy even wel eens moeten verliesen) soo trooste-loos onstelt zijn, datmen hun soo licht niet stillen kan, als de kinderen, diemen met jet sinnelijckx te vreden stelt. O Sondaer, ick sien u ghenoeght in het zeem-soet van u lusten, en weet ghy niet wat ghy verliest? ghy bidt daegelijckx: Onsen Vaeder &c. Wat belanght u den hemelschen Vaeder? zijt ghy sijn Kindt? vervolgens sijnen erf-genaem ende me-erf-genaem met Christus. Waer zijn dan uwe sinnen, dat ghy wilt om een onsken vreughts in sinnelijck vermaeck, vertijden het recht van sulcken erf-deel, en noch lacht in het verlies van uwen hemelschen Vaeder, die het eenigh goedt is van alle goedt? Sterft uwen lichaemelijcken Vaeder u af? dat is lijdelijck; want het vergangelijck goedt, dat hy u naer-laet, dat kont gy licht derven: soo en ghe-

[pagina 135]
[p. 135]

voelde niet seer den H. Franciscus dat hy van sijnen Vaeder ont-erft wierdt ende van hem verlaeten, maer seyde met vreught des herte; nu voort-aen sal ick moghen segghen, onsen Vaeder die inde hemelen zijt: maer dat onsen hemelschen Vaeder ons af-sterft, die niet sterven kan, dat is, verlaet, verworpt, ont-erft, wie kan daer mede lachen, ten waer dat hy kindts oft van sinnen berooft waer? 't gheviel dat eenen rijcken door in-gheven des duyvels allen sijne middelen gingh verwerpen, om gheen eynde, als het verlies van sijn tijdelijck goedt, sout ghy hem niet sinne-loos achten? en sult gy dan hem niet voor den alder-dwaesten houden, die uyt de selve bekóringh des duyvels, sijn hemelsche rijckdommen, sijn noodtsaeckelijck goedt ende de gratie Godts, (die hy schenkt alleen aen sijne vrienden, en meerder is, als al het gheschaepen goedt van heel de Wereldt) versaeckt, verworpt, en af-gaet? Ach! in wat armoede, sal ghestelt zijn, die Godts wetten over-treedt, on-bloot wordt van alle goedt, ende daer toe noch gevanghen genomen wordt van helsche roovers, die hem tot eenen brandt-stock in het helsche vier sullen af-worpen; die daer mede noch lacht, en heeft gheen meerder verstandt als een kindt, dat met rijs-pap, sich ghenoeght in sijns vaeders af-sterven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken