Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen (1694)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen
Afbeelding van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselenToon afbeelding van titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.04 MB)

ebook (20.48 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

(1694)–Joannes à Castro–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 263]
[p. 263]

86. Sinne-beldt.



illustratie

 
Een Leyster, die naer aes verlanght,
 
Sich selven in een strop verhanght.
 
DEn vondt vermaeckelijck om vogelen te vangen,
 
En is den minsten niet, die Leysters doet verhangen
 
Sich selven in een strop, en dat met grooten lust
 
Ter plaetse, daer zy 's nachts gaen nemen hunne rust,
 
Ghelijck zy uyt den aerdt by tijden gaen vertrecken,
 
En vliegen heel den dach met ijdel maegh en becken,
 
In 't sluyten vanden dach soo vallen zy in 't wout,
 
En soecken daer hun aes, en rusten op het hout.
 
Den jaeger dan, die op den Leyster-vangh wilt wachten,
 
Die let wel in wat bosch de heel vleugh gaet vernachten:
 
Dan komt hy, en al daer seer konstigh 't aes bereydt
 
't Welck 't hongerich gediert licht in den strick geleydt.
[pagina 264]
[p. 264]
 
Hier uyt ons Sinne-beldt wilt zedich hier bethoonen,
 
Dat wy die vogels zijn, die hier op d'aerde woonen;
 
Die ten gesetten tijdt, eens moeten reysen gaen
 
Naer seker landt, die dickmaels op de baen,
 
Vermoeyt en af-geteert, de rust en spijs begéren,
 
Daer wy in hongers noodt ons vande doodt niet wéren;
 
Maer gretich tot de spijs niet beter gaede-slaen,
 
Wat stricken ons met list aldaer gespannen staen:
 
Soo worden wy een proey aen jaegers vande hellen
 
Die ons hier in dit bosch des wereldts stricken stellen;
 
Daer wy seer honger-blindt, ons worpen in 't verdriet,
 
Eer dat men laegen siet, en van hun spijs geniet.

Voorder aen-merckinge op het selve.

DAt den mensch magh vergeleken worden aen de hongerige Leyster, die hier komt rusten inden bosch van dese werelt, al om met stricken besteken ende versien van aen-lockende spijs, waer toe hy gretigh sich inde stroppen verhanght als een Leyster en alsoo een proeye wordt van de helsche jagers, en behoeft gheen ander proeve als de daeghelijcksche hervaerentheydt. Wy zijn al verhuys-voghels die hier geen verblijf-plaets en hebben, ende om dat wy lastige wegen gaen, en vermoeyt worden in de boosheyt: soo willen wy ons in de bosch des werelts, met haer aen-lockende spijs versaeden, die zy listigh ons hebben voor-bereydt hanghende onder rust-tacken daer wy naer buckende den hals inde strop steken en alsoo ons selven verhanghen. Desen bosch vande werelt en heeft niet als bedrogh, die ons noodtsaeckelijckheydt wel kennende ende daer by onse begerelijckheydt van ons bedorve natuer; weet oock wel, hoe wy verhongert zijn naer haer vervalscht goedt en spijsen: want aldat

[pagina 265]
[p. 265]

inde wereldt is, oft het is begérelijckheydt des vleesch oft begérelyckheydt des oogen, oft hooveerdigheydt des levens: waer 't dat jemandt eens den vangh van dese verhanghe leyster wilde in de helle aen-schouwen, hoe soude hy verschroomt staen? Ick en denck niet dat hem den vleesch-lust sou behaegen; ende het goedt en gelt daer de hooveerdigheyt op-rust, wel haest souden verleet zijn, en soo seer niet souden besorght wesen, om die met rechten on-recht by een te schraefelen, die ons niet en dienen als om ons buyten gebreck te houden, en daer de maet in gheléghen is, die wy mogen soecken, met veel te hebben, maer dat ons niet noodigs en on-bréke. Het gebreck komt alleen uyt begérelijckheyt: begért al wat gy fout konnen verdencken in goedt en rijckdommen, en ghy en hebtse niet, wat is dat anders als een gebreck: gy komt dan in het ghebreck, soo haest ghy komt te beghéren. Wie isser armmer, als dien aen den welcken veel on-breckt? vervolgens; hy is den rijcksten, die met een weynich te vrede, niet en begheert? Soo betuyght ons den H. Paulus: Ga naar voetnoot(a) Nihil habentes & omnia poßidentes: Niet hebbende en alles besittende: Ia dat meer is: dat is de zaelicheydt van onse zielen, die niet anders en is, als het hooghste gebreck van begerelijckheydt: welck zaelicheydt in onsen wil is, want niet te begéren dat is ons vry, met het ghéne ons Godt verleent, en met Xaverius te konnen seggen Satis est Domine: Heer het is genoech, ende alsoo besitten wy al datter is: ô dwaesen die dan sich als de leyster, door den honger van begérelijckheydt gaet verhangen!

voetnoot(a)
2. Cor. 6.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken