Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 1 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 1
Afbeelding van Alle de werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.12 MB)

Scans (56.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 1

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 911]
[p. 911]


illustratie

Wilt ghy wel scheren nae den aert? Soo scheert voor eerst een geck sijn baert.
A barbe de fol apprent on a raire.

 
Het is een oude spreuck: Wie net wil leeren scheren,
 
Die moet voor eerst een geck tot sijn kalant begeren;
 
Vraeght iemant, waerom dat? wel, hoort de reden aen:
 
Wie malle koppen scheert heest selden haest gedaen.
 
By-naest op yder hayr dient raedt te zijn genomen,
 
En schier op yder knip soo moet de spiegel komen;
 
Dan is'er iet te langh, dan weder iet te kort,
 
Dan iet dat aen den kuyf of aen den knevel schort;
 
Hier dient de baert gerecht, en daer het hooft gewreven,
 
En ginder noch een schrap ontrent het oir gegeven;
 
Want daer leyt hem de key. Een hooft te bijster net
 
Heeft ick en weet niet wat, dat hem van binnen let.
 
Nederl.
 
By moeyelicke heeren
 
Is veel te leeren.
 
't Moet een wijse hant zijn, die een sotten kop wel scheren sal.
 
Wat let, dat leert.
 
Men heeft groote kunst van doen
 
Om de narren te voldoen.
 
Lat.
 
Quae nocent, docent.
 
Griecx.
 
Παθήματα, μαθήματα.
 
Lat.
 
Vexatio dat intellectum.
 
Homine imperito nil quidquam est injustius,
 
Qui, nisi quod ipse facit, nihil rectum putat. Terent. Adelph.
 
Hoe scitum est, periculum ex alijs facere, tibi quod ex usu siet. Id. Heaut.
[pagina 912]
[p. 912]

Wanneer een muer tot vallen staet, en soeckt aen hem geen toeverlaet.
In caducum parietem ne inclina.

Het beeldt soude konnen wesen een reysende man met een meersche ofte ander pack, willende steunen op een bou-valligen muer, en daer van over-stort sijnde, klaeght als volght:

 
Och, wat een swaer geval is my daer over-komen!
 
Het lijf is my gequetst, mijn gansche kracht benomen:
 
En sooder iemant vraeght, wat my ontbreecken magh,
 
En hoe ick soo in haest ter aerden neder lagh,
 
Die hoore raijn bescheyt: Ick quam met rassche schreden,
 
Ick quam met dese meersch een verre wegh getreden;
 
Dies was ick wonder mat en uytter-maten heet,
 
Bestoven over-al, en niet als enckel sweet.
 
Ick sloegh mijn oogen om door al de naeste kusten,
 
Ick socht een goede plaets om daer te mogen rusten;
 
Ten lesten quam ick hier, en vondt een out gebou,
 
Daer leund' ick tegen aen, op dat ick rusten sou.
 
Maer als ick nederseegh, en meynd'er op te steunen,
 
Siet, doen begon de muer van stonden aen te dreunen,
 
Te storten over-hoop; daer viel de losse steen
 
My boven op het hooft, en onder op het been.
 
Wel, vrienden, hoort een woort: heeft iemant moede leden,
 
Die kiese geenen troost, als op gesette reden;
 
Want, nae dat ick 't gevoel, en is'er niet soo quaet
 
Dan alsmen sich te licht op eenigh dingh verlaet.
 
Al wie oyt steunsel soeckt aen krom-gebogen mueren,
 
Die moet'et voor gewis met herten-leet besueren;
 
Want die een riet-stock noemt den gront van synen stant
 
Die breeckt het teer gewas, en quetst sijn eygen hant.
 
Nederl.
 
Voor een autaer, als hy breeckt,
 
Niemant oyt een keers ontsteeckt.
 
Noyt bie en koos Een dorre roos.
 
Op solders sonder koren en komen geen kalanders.
 
Twee naeckten en konnen malkanderen niet kleeden.
 
Lat.
 
--- Fatis accede Deisque,
 
Et cole felices, miseros fuge. - Lucan. 8. v 485.
 
Socios legi suadcam qui potentiâ valeant, & in proximo habitent.
 
Aristotel. Polit.
 
Ovid. 2. Trist.
 
Cùm coepit quassata domus subsidere, partes
 
In proclinatas omne recumbit onus;
 
Cunctaque fortuna rimam faciente dehiscunt.
 
Ipsa suo quaedam pondere tracta ruunt.
 
Esaie. 30. 13.

Pourtant ceste iniquité-cy vous fera comme une crevasse d'une muraille qui s'en va tomber, laquelle fait ventre jusqu' au plus haut de la muraille, de laquelle le debris vient soudain, & en un moment.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken