Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 2
Afbeelding van Alle de werken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.13 MB)

Scans (47.16 MB)

XML (5.07 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 2

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 502]
[p. 502]

[Nieujaersgesangen en stichtelijke gedichten]

Eerste nieuw-jaers gesangh.

Op de wijze: Sophie, Sophie, als ick u maer, &c.

 
O Jaren! o jaren!
 
Vry snelder dan de baren,
 
Ghy leert ons, en gansch het aertsche dal,
 
Dat eens dit machtigh werck ter neder storten sal.
 
Ghy laet uwe krachten,
 
Op ons gedachten,
 
Soo nederslaen, oock heden op den dagh,
 
Dat eens het ydel vleesch uyt ons verhuysen magh!
 
 
 
De tijden, de tijden,
 
Die staegh als posten rijden,
 
Zijn ons nut tot aen het diepst der siel,
 
Soo maer ons dom verstant haer raedt in weerden hiel.
 
Wat sijn'er menschen,
 
Die voor haer wenschen
 
Oock hondert jaer, indien het wesen kon,
 
En worden naauw één dagh beschenen van de son!
 
 
 
De rosen, de rosen,
 
Die wonder aerdigh blosen,
 
Als haer glans is in haer eerste jeught,
 
Die hebben evenwel maer slechts een korte vreught;
 
Siet, hondert maeghden,
 
Die eens behaeghden
 
Mijn ydel oogh, ontrent haer eerste tijt,
 
Zijn al van nu af aen haer aerdigh waesjen quijt!
 
 
 
Getroude! getroude!
 
Die op uw' jonckheyt boude,
 
Siet nu eens recht, wat ghy te voren waert,
 
En leert den gront van uwen brosen aert;
 
Het zijn de dagen,
 
Die u nu jagen,
 
Soo tot de sorgh als ander swaer verdriet,
 
Dat hier ons domme jeught noyt recht te vooren siet.
 
 
 
O Vader! o Vader!
 
En aller vreughden ader,
 
Mijn Heer, mijn God, mijn troost, en vasten gront,
 
Die ons het nieuwe jaer op heden hebt gejont!
 
Sendt uwen segen,
 
Op onse wegen,
 
Op dat het Jaer, vernieut te deser tijt,
 
Ons en den ouden mensch ten vollen make quijt!

Tweede nieuw-jaers gesangh.

Op de wijse: O nuict, jalouse nuict, &c.

 
Godt danck, het nieuwe jaer is wederom begonnen,
 
De son, die heden schijnt, die brenght den eersten dagh;
 
Maer seght my nu, mijn ziel, wat feyl hebt gy verwonnen?
 
Wat deel van uw gemoet is beter als het plagh?
 
Wat deught heeft in uw' hert een beter plaets genomen?
 
Waer is in uw' bedrijf de werelt afgegaen?
 
Wat voorstel van den geest is tot de daet gekomen,
 
Terwijl het voorigh jaer sijn gangen heeft gedaen?
 
 
 
't Is waer, ghy hebt gepooght, veel dingen uyt te werken,
 
Die ghy in uw' gemoedt als seker had geset;
 
Maer des al niet-te-min, naer ick het kan bemercken,
 
Zijt ghy al menighmael in uwen gangh belet.
 
 
 
De werelt en het vleesch die hebben vreemde grepen,
 
Die maken in den mensch al vry een hart gevecht;
 
Sy hebben groote macht een ziele wegh te slepen,
 
Oock die om wel te doen haer wegen heeft gerecht.
 
 
 
t'Sa, laet ons nu met ernst ons hert eens gaen betreden,
 
Wy sien wat ons den geest by wylen overstort;
 
Ey lieve, doet een reys, oock door uw' diepste leden,
 
En let aen allen kant, wat ons van binnen schort.
 
 
 
Ontmoet u eenigh deel, dat over is gebleven,
 
En eertijts uyt het vleesch of uyt de werelt rees,
 
Het dient met kracht verjaeght en uyt te zijn gedreven,
 
Het is my nu een walgh wat ick te voren prees.
 
 
 
Als iemant in een stadt verraders heeft gevonden,
 
Al vanght hy eenigh deel, noch is hy niet gerust;
 
Hy wil het gantsche rot aen ketens sien gebonden,
 
En soo wort eerst sijn angst ten lesten uitgeblust.
 
 
 
Gaet, gaet uw' innigh deel, en al uw' geesten siften,
 
En maeckt dat ghy de deur voor alle tochten sluyt,
 
Ontledight uw gemoet van alle snoode driften,
 
Geen deught en komt'er in, of 't quaet dat moet'er uyt.
 
 
 
Nu God! mijn hoogste goet, dit heb ick voorgenomen,
 
En 't is dat mijn gemoedt met groot verlangen wacht.
 
Het is van uwen geest, en niet van my gekomen,
 
Ghy, brengt'et tot de daet, wat ick nu heb bedacht!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken