Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar
Afbeelding van Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.61 MB)

Scans (45.11 MB)

ebook (4.04 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Luijten



Genre

proza
poëzie

Subgenre

emblematiek
proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sinne- en minnebeelden. Deel 2. Inleiding en commentaar

(1996)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

2 Tekstconstitutie

2.1 Tekstingrepen (correcties en emendaties)

Er zijn geen aanwijzingen dat Cats de tekst heeft gecorrigeerd of heeft laten corrigeren. (In tegenstelling tot de uitgave van 1618 bevat de bundel geen ‘Errata’). In ieder geval zijn op verscheidene plaatsen in de tekst storende en minder storende fouten blijven staan. Door middel van tekstingrepen zijn corrupte tekstplaatsen aangepast, waarbij is geprobeerd de intentie van de auteur zo dicht mogelijk te benaderen. Onproblematisch is dit echter niet. De belangrijkste stelregel is geweest dat er pas dan werd ingegrepen in de tekst, wanneer hij een onduidelijke of onlogische lezing gaf of wanneer een spelling of interpunctie onjuist of verwarrend was. Andere edities van de Sinne- en minnebeelden hebben als controlemiddel gediend, althans voor zover daaraan enige correctieve autoriteit viel toe te kennen; vanzelfsprekend dient men zich als editeur bewust te zijn dat het gebruik hiervan een hachelijke onderneming blijft. De aard van de algemene ingrepen wordt hieronder toegelicht, en een lijst van alle specifieke tekstingrepen is te vinden in Bijlage 3.1. Vóór de vierkante haak staat het woord of zinsdeel in aangepaste vorm, erachter de oorspronkelijke tekstplaats.

Voor de algemene regels bij het stilzwijgend oplossen van zetfouten of perscorruptie werd uitgegaan van het formele criterium zoals dat is geformuleerd in de Algemene verantwoording van de Volledige werken Louis Couperus. Het gaat om fouten die zonder inhoudelijke analyse van de tekst zijn te herkennen en te corrigeren: ‘Letters en interpunctietekens van een verkeerd type of corps, omgedraaide letters en kapotte letters en interpunctietekens, spaties binnen een woord, ontbreken van spatie tussen woorden, niet-uitgevulde regels, uitgevallen letters en interpunctietekens en plaatsen waar het zetsel is verschoven.’Ga naar eind8 Voorts is drie keer ingegrepen omdat er op grond van het metrum een woord werd gemist; daarbij is eveneens gebruik gemaakt van andere edities.Ga naar eind9

Bij bijbelverwijzingen in de embleemteksten staat er bijna altijd een spatie tussen de hoofdstukaanduiding en het vers, in tegenstelling tot het voorwerk, waar juist geen spatie voorkomt. Deze spatiëring is nu overal doorgevoerd, wat betekent dat alle bijbelnoteringen in het

[pagina 97]
[p. 97]

tekstdeel als volgt zijn gestandaardiseerd: 1. Pet. 4.2., Ephes. 5. cap. of 1. Samuel 13.20.

2.2 Hoofdlettergebruik

In veel gevallen staat er - niet ongebruikelijk in de zeventiende eeuw - geen hoofdletter waar wij hem wel zouden zetten (bijvoorbeeld na een vraagteken, uitroepteken of een punt) of staat er wel één waar het misschien niet zou hoeven. Omdat daarbij geen enkele consequentie is te ontdekken, werd in dit opzicht niet ingegrepen. Bovendien had Cats zelf in zijn vroegere ‘Errata’ (zie de Bibliografie onder b.2) aangegeven dat de weergave van de hoofdletters niet was zoals hij het had bedoeld; hoe hij het destijds wel precies wilde en of de bezwaren ook golden voor Proteus, is niet meer te achterhalen. Een uitzondering voor het aanbrengen van een hoofdletter is gemaakt voor de eigennamen (zoals Vives in plaats van vives).

2.3 Interpunctie

De interpunctie is bijna overal ongewijzigd gebleven. Er zijn slechts enkele gevallen waarbij ingegrepen moest worden: het vervangen van een punt door een komma wanneer de zin niet ten einde was, evenals het veranderen van de komma in een punt bij zinseinde, die ondubbelzinnig door Cats werd bedoeld. Een hoogst enkele keer staat een komma aan het eind van een prozagedeelte. Die is gehandhaafd wanneer wordt verondersteld dat de lezer een erop volgend citaat direct in aansluiting op het proza leest. Moeilijke gevallen zijn geannoteerd.

Aan het eind van zes bijschriften zijn (alleen vooraan de regel) dubbele aanhalingstekens geplaatst, bedoeld om het thema of de moraal in de vorm van een sententie naar voren te brengen. De zes sententies zijn thans gemarkeerd door middel van enkele aanhalingstekens. In alle geciteerde bronnen is de gotische komma (/), vervangen door de romeinse (,) en duidt een dubbele schuine streep (//) bij poëzie op regelverspringing. De plaatsen waar in deze nieuwe editie een afbrekingsteken samenvalt met een koppelteken in Proteus, zijn in deel 3, achter de tekstkritiek aangegeven.

2.4 Typografie

Cats' verzen springen bijna altijd op dezelfde manier in en zijn proza bestaat meestal uit één doorlopende tekst. Een aantal typografische bijzonderheden, zoals die inspringing en markering door middel van een ander lettertype, is gehandhaafd omdat zo bijvoorbeeld citaten beter opvallen (wat kennelijk ook de bedoeling was). In de oorspronkelijke editie staan alle Latijnse gedichten en prozastukken in cursief. Zij zijn in deze uitgave in romein gezet. Citaten die binnen het proza door middel van een verandering van lettertype werden onderscheiden (destijds

[pagina 98]
[p. 98]

romein in het Latijn en cursief in het Nederlands) zijn nu in cursief weergegeven; tevens zijn alle afzonderlijke citaten onder a.4, b.4 en c.4 thans in romein gezet. Analoog aan de oorspronkelijke typografie zijn de citaten, die in het proza een nieuwe regel kregen, ook nu op een aparte regel gezet.

De motto's boven de gedichten en de noten van Cats onder de gedichten zijn alle gecursiveerd; en de piramidale vorm van de - met name godsdienstige - motto's, is nergens nagebootst. Bovendien zijn alle gevallen waar meer dan drie punten staan of gespatieerde punten (als teken dat een tekst is ingekort), standaard veranderd in drie punten. De lettercorpsen van de teksten zijn teruggebracht tot één vast formaat.

Als in de oorspronkelijke tekst door middel van een * een † of een ‡ wordt verwezen naar een noot, dan is dit teken gestandaardiseerd en vervangen door een corresponderend nootnummer.

2.5 Citaten

Wanneer een citaat bij Cats slechts een geringe afwijking vertoont met het in de oorspronkelijke tekst gevonden citaat, dan wordt alleen dat verschil in een noot bij de verwijzing gegeven. Is de variatie groot, de context van belang of de toespeling vaag, dan citeer ik de gehele plaats van ontlening in een bijbehorende annotatie (als ik die althans heb kunnen vinden, want sommige citaten bleken weerbarstig). ‘Fouten’ in een boek- of hoofdstukaanduiding of in versregels zijn niet verbeterd: verschillen zijn nogal eens terug te voeren op door Cats geraadpleegde (tussen)bronnen en het zicht daarop zou bij een tekstingreep worden verdoezeld. In de ogen van Cats was er in vele gevallen waarschijnlijk ook geen sprake van een onjuistheid. De veronderstelde herkomst van de citaten wordt telkens toegelicht (vgl. ook § 3.3 hieronder).

Analoog aan de Vulgaat en de Deux-aesbijbel die Cats heeft gebruikt, wordt Salomon gespeld en niet Salomo; in annotaties en commentaar is geciteerd uit de Statenvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (uitgave 1977).

2.6 Het Latijn en het Frans

De accenten op open klinkers in het Latijn zijn overal weggelaten, zoals in quàm, caudá, bonâ fida, facilè, coluêre, aër, verò, tantùm, illûc en hîc, omdat ze beslist niet altijd consequent zijn aangebracht (vergelijk bijvoorbeeld v.c.5 en ix.c.5), ze door slecht inkten niet altijd goed te zien zijn en ze verder geen invloed op de betekenis hebben (ze dienen enkel om de lengte van een klinker aan te geven). Hetzelfde geldt, in alle drie de talen, voor ô bij exclamaties. De accenten wel te plaatsen waar ze mogelijk door Cats of de zetter over het hoofd zijn gezien, zou een precaire onderneming worden. Ook bij de door mij geciteerde (tussen)bronnen zijn dit type accenten achterwege gelaten.

[pagina 99]
[p. 99]

Een probleem vormen de oe en ae (oe en ae) omdat niet altijd uit te maken valt welke ligatuur werd gedrukt en er verschillende inconsequenties zijn; meer dan eens gebruikte woorden zijn telkens in één vorm weergegeven, zoals bijvoorbeeld foelicitas, coelo, coepit en praemia, en twijfelgevallen zijn afgeschreven volgens de vorm die het meest gebruikelijk is. Ook is Cats (of de zetter) niet consequent geweest in het aaneenschrijven van voorvoegsels als per, ad, ex en in en het woord waar het bij hoort. Evidente gevallen van aaneenschrijving zijn aangepast.

Het is niet duidelijk waarom een aantal Franse woorden aan het eind op een klinker een accent heeft gekregen (zo nu en dan celá voor cela, será voor sera, etcetera). Wellicht betekent het dat ook deze klinkers lang geklonken hebben of de klemtoon kregen. De paar gevallen waar in dit verband is ingegrepen, zijn in de lijst van tekstaanpassingen aangegeven; dit geldt ook voor de keren dat in Proteus een accent grave staat, terwijl in het Frans een accent aigu gewenst is. Bijvoorbeeld: vanitè en veritè in plaats van vanité en verité (beide vormen komen overigens ook één keer voor in Johan de Brunes Emblemata).Ga naar eind10 In het zestiende- en zeventiende-eeuwse Frans was het niet ongebruikelijk een trema op de u te plaatsen in woorden als joüant, grenoüille en veüe, reden waarom deze notering is gehandhaafd.Ga naar eind11 Evenmin werd ingegrepen bij enkele constant afwijkende schrijfwijzen zoals vigeur en rigeur (voor vigueur en rigueur) evenals bij de soms maar half aanwezige ontkenningen. De interpunctie is ook in het Frans gehandhaafd, tenzij die de lezing echt bemoeilijkt.Ga naar eind12 Spellingen en schrijfwijzen, die het lezen of begrijpen in de weg staan, zijn toegelicht.

 

Algemene tekstingrepen zijn (inclusief het uitschrijven van abbreviaturen en ligaturen):

 

lange s (ſ) als s
ß als ss
v als u (in geval met klinkerwaarde van u)
u als v (in geval met medeklinkerwaarde van v)
vv als uu of als w
wt en vvt als uitGa naar eind13
Latijnse j als i
jk en jc als ik en ic
dubbele ii in het Nederlands als ij, dus:
gheesteliick als gheestelijck en miin als mijn
komie als komje
Catzl als Catzii
Ies.I.3 als Ies. 1.3. (voor Jesaja 1:3).
Afkortingen als i. c. of i. ctum (Iurisconsultum) altijd zonder spatie als i.c. en i.ctum
en̄ als ende
ū als um of un
ē als en of em
[pagina 100]
[p. 100]
ā als am of an
ō als on
flam̄ae als flammae
ae als ae
oe als oe (niet in het Frans)
ç als ae
q~ als que
q; als que

 

Een paar keer is het bijzonder lastig uit maken of het woord 't al dan niet aaneengeschreven is aan het eraan voorafgaande woord (sy doen't ten aenhooren); andere keren onduidelijk of 't of t' wel of niet gehecht is aan het erop volgende woord (vgl. 'tNeemt toe en t'een of t'ander). Er is niet voor één consequente oplossing gekozen, omdat dan op te veel plaatsen aan het oorspronkelijke tekstbeeld onrecht zou worden gedaan. Het zetsel geeft afwisselend 'Tis, naast Tis, T'is, 'tIs en 't Is. Deze keuze bij het afschrijven heeft tot gevolg dat er op dit punt discutabele gevallen blijven.

De leestekst is uiteindelijk tot stand gekomen door, na toepassing van bovengenoemde algemene en specifieke tekstingrepen, de tekst van het gekozen exemplaar te volgen.

eind8
Amsterdam etc. 1992, 75. Enkele keren is de punt weggevallen of weggelaten na een motto, een afgekorte bron, het einde van een gedicht, citaat of prozagedeelte en zijn sommige interpunctietekens (bijv. een afbrekings- of koppelteken) niet of nauwelijks te zien omdat ze niet goed zijn geïnkt. Wanneer andere exemplaren van dezelfde editie of de editie 1618-2 die (terechte) interpunctie wel hebben, is ook die stilzwijgend ingepast. Het aantal omgedraaide letters (klassiek is de verwisseling van de u en n, vgl. in xli.c.6, r. 13 onthondinghe in plaats van onthoudinghe) evenals het aantal beschadigde en uitgevallen letters bleef beperkt.
eind9
Vgl. viii.b.3, r. 3 juge-on si heureux; xxi.b.2, r. 4 capsa parva volavit avis; en xxi.c.1.a, r. 4 Tot dat ghy 't al te mael.
Andere voorbeelden zijn: in xxxiii.a.1, r. 3 werd ‘aen,’ aen,1; in xxxvi.b.6, r. 1 werd ‘machtich’ matich; en in lii.a.2, r. 4 werd ‘coele’ coeli, alle op basis van de Silenus uit 1618 of analoog aan het Latijn.

eind10
Zie de ed. Amsterdam 1624, 227 en 331. In praktisch alle gevallen staan hier de accent aigu's wel goed (vgl. o.a. p. 39, 127, 130, 220 en 321).
eind11
De spelling joüant en noüent komt ook bij De Brune voor (Emblemata 1624, 193). Deze bundel werd evenals Cats' Silenus, Maechden-plicht (1618) en Self-stryt (1620), bij Hans van der Hellen te Middelburg gedrukt. De accenten op het, overigens weinige, Frans in de twee laatstgenoemde werken (vgl. voor Maechden-plicht de pagina's 4, 7, 67 en 92) zijn wel goed. Het gaat bij het gebruik van de è in plaats van é dus niet om een eigenaardigheid in het lettergebruik door het bedrijf van Van der Hellen.
eind12
Vooral bij binnenrijm staat dikwijls een komma. Vgl.: ‘Amant ton heur, n'est que vapeur’ (xiii.a.3, motto); ‘Jamais paresse, ne fit proüesse’ (xviii.b.3); en ‘Le fol est l'auteur, de son malheur’ (xxii.c.3). Verder: ‘Fai tout, ce que tu dis’ (xxvi.c.3, r. 4) en ‘Regarde, aussi le dos’ (xxvii.a.3, r. 2). Aangepast is bijvoorbeeld: ‘Va t'en, ou tu, voudras’ (xv.c.3, r. 1).
eind13
Het aantal keren blijft beperkt tot zes plaatsen. Het gaat om de volgende; in het voorwerk, de opdracht, r. 3: wtgeven; r. 18: vvt dit syn boeck; in het gedicht aan de Ionckvrouwen, r. 12: vvt uwen schoot; r. 119: vvt zijn geheele macht; r. 132: vvt dit nietich stoff; en in embleem xix.b.6, r. 4: Wtmuytende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken