Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sinne- en minnebeelden. Deel 3. Apparaat (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sinne- en minnebeelden. Deel 3. Apparaat
Afbeelding van Sinne- en minnebeelden. Deel 3. ApparaatToon afbeelding van titelpagina van Sinne- en minnebeelden. Deel 3. Apparaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.70 MB)

Scans (45.77 MB)

ebook (31.39 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Luijten



Genre

proza
poëzie

Subgenre

emblematiek
proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sinne- en minnebeelden. Deel 3. Apparaat

(1996)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 516]
[p. 516]

4 Register op onderwerpen en thema's in de tekst van Cats (deel 1)

Hieronder volgen de belangrijkste onderwerpen en thema's die Cats in zijn Sinne- en minnebeelden ter sprake brengt. De centrale beeldmotieven staan in klein-kapitaal. Naar volledigheid kon niet worden gestreefd. Zo zijn begrippen die door het gehele boek voorkomen, zoals christen, deugd, geloof, godsdienst(igheid), jongen (jongeling), lezer, liefde (min), man, meisje (maagd), mens, minnaar, vroomheid, vrouw etcetera, niet in dit register opgenomen. Sommige onderwerpen liggen dicht bij elkaar en vormen hier één lemma; die begrippen zijn tussen haakjes genoemd.

 

aal 36
aal (paling) 37-40
aanpak (beleid) 43-46 163-167 182 194 207 298-299
aanpassen 207
aantrekkingskracht 325-329
aap 54 282 318
aap (apin) 55-58 117 283-286 319-323
aard (van de mens) 34 284-285 319-323
aas 139-141 181 245
afgunst 290-291
alchemie 211-213
alchemist 211-213 224-225
alpheus 168
Alpheus 169-173
angst (vrees) 92-93 115-116 118-119 193-197 248-249 254 261-263 322-323 326-327
apothekerspot 10 14
appel 96
appel 97-100
appel, gouden 286-287
arbeider 113
arend 141
ark 159-160 190-191
armoede 112-113 122 212-213 266 268-269 337-338 345
arts 16 41 79 88 124-125 220 227 247 250 340
Athene 134-135
bedelaar 345
bedenkingen 7-9 13
bedrog 9-10 16 86 218-219 224 236-237 241-245 298-299 333
beek 295-298
beeld (beeltenis) 81 328-329 331
beer 122
begeerte, zie wellust
bekering 46-47 262
belang, algemeen 236-237
beleid, zie aanpak
beloning 214-215 238
beproevingen 88-89 116-117
berouw 199-200
beschouwingen 14
beweging 151-155
bezit 122 272-273 314-317 332-333 346
binnenkant 80-81 193-194
blauwtje 193
blik (lonk) 187 279 283
bliksem 78
bliksem 79-82 189 248-249 322-323
blinddoek 90
blindheid 55
bloed 45 298-299
bloedzuiger 45
bloem 164-165 229-232
blussen 246
blussen 247-250
boei 175-178
boek 128 207
boer 113
bok 56 164
bondgenootschap 230-231
bont 344
boom 66 72 96 300
boom 67-70 73-76 248-249 301-304
boot 150
[pagina 517]
[p. 517]
boot 151-154
borduren 84
borduren 85-88
brandhout 42
brandhout 43-46
brasem, zie zeebrasem
broer 304
bron 294
bron 218
brood 112-113 265-268
bruid 200 278 302-303
bruidsschat 171 331
buidel 82
buit (prooi) 139 182-184 211-214 223-226 241-245 253-256 266 271
buitenkant 80-81 193 331-335
burger 16
bij 228
bij 45 62-63 106-107 164-166 229-232 271 273
bijbel 12-13 17 155 166-167 274-275 347
bijl 145-149 188
calander 338
celibaat 280-281
cocon 342
cupido 1 84 90 96 108
Cupido, zie register van namen
dansen 283-286
dapperheid 140-141 271 343
dief 13
dienstbaarheid 205
dier 172-173
dier, wild 164-165
distel 313-314
dochter 56 171 183 268-269 277-278
dodona 294
Dodona 295-298
doedelzakspeler 282
dolfijn 127-128
domheid 74-75
dood 306 336
dood (graf) 39 46 99-101 148 160 194-197 215-215 217-221 219-221 225-226 242 277 295 307-310 313-316 319 322-323 337-341 343-348
doosje 157-160
draad (garen) 259-261
droom, zie inbeelding
duiker 63
duivel 13 94-95 203 226-227 238 244-245 256-257 274 286-287 298-299 322-323 328
drift 10
druif 11 97
duif 56
duisternis 131 208 241 296 343
durf 140
dwaasheid 15 158-159 166 175-178 182 235 260 273 319 344-345
dwang, zie tucht
eer (eergevoel, eerzucht) 178-179 184 189 208-209 233 286-287 308-309 332-333 338-339 344
echo 48
echo 49-52
echtgenoot 63-65 200-201 232 277-278 301-305
echtgenote 49 63-65 277-278 232 284 301-305 345
ei 276
ei 219 277-280
eend 222
eend 224
eenvoud 110-113
egel 240
egel 45 241-244
Egyptenaren 196-197
eigenbelang 236-237
eigenliefde 55-56 74-75
eik 74
ekster 117
embleem, zie zinnebeeld
enten 300
erfgenaam 214-215 314 332
erving 57
eten 264
eten 235-239 265-268 345-346
ezel 12 17 56 285
ezelin 309
ezelsbot(fluit) 312
ezelsbot(fluit) 313-316
fakkel 294
fakkel 43 128-129 133 136 295-298 337
[pagina 518]
[p. 518]
filosofen 316-317
fluit (zie ook ezelsbot) 145-146 148
Fransen 183
fret 210
fret 211-214
Fortuna, zie lot
fouten, zie gebreken
fruit 97-100
garen, zie draad
gebed 51-53 152-153
gebreken (fouten, kwaad, ondeugd) 7 55 57 68-69 86-87 124-125 134-135 166-167 188-189 206 218-221 237 241 266 284-285 298-299 309-310
geduld, zie lijdzaamheid
geest (gemoed, ziel) 3 16 21 37 47 62-63 88-89 106-107 112-113 117-118 121 124-125 133 135-136 160 171-173 178 194 205-208 220-221 226 233 235 238-239 244-245 248 255 261 265 273-274 277 292-293 310-311 315-316 321-323 335 337 339-341
Geest Gods 46-47 69 326
Geest, Heilige 12 261-262 293 311 348
geestigheden 17
geilheid 63
geit 165
geld 159 183-184 211 236 266 308 313 332
geloof 1
geluk, zie voorspoed
gelijkenis 13-14
gemeenschap van goederen 170-171
gemoed, zie geest
genade Gods 12 14 46-47 70-71 88 136-137 172-173 184-185 203 262
geneesdrank 10 13 16
geneeskruid 10
genezing 85-89 177 227 247
genot, zie wellust
geschenk 19
gevangenschap 103-107 115-119 139-142 160 181-184
geweten 16 124-125 137 262-263 299 311 321-323 326-327
gewoonte 176-177 284-285 346
gezondheid 146-147 238-239 250
gier 166-167 214-215
gierigheid 214 266-267 308 314
gildeos, zie os
goddeloze 124-125 149 219-220 226-227 267-268 298 321-323 348
godzaligheid 12 70-71 118-119 347-348
goud 212-213 224-225
gouddraad 85-88
goudkoninkje, zie trochilus
graf, zie dood
groei 67-71 307-310
gulzigheid (vraatzucht) 113 238-239 244 265-266
haai 184
haas 56 111
haat 57
hagedis 112
harder (overvlieger) 184-185
hart 69 80 85 88 94 129 134 151 160 184 188 206-207 226 232-233 244-245 256-257 261 265 268 273-274 279 284 289 292-293 304 325-329 334 339-341
hart, hoekig 308
hartstochten 8 11 15-16 64-65 118-119 145 201 253
hel 225-226 249
hemel (hemelse vaderland) 11 14 44 51-53 82-83 94-95 159 185 203 219 226 249 267-269 274-275 286-287 310-311 328 335 340-341 346-347
herder 13 314-316
hert 182-183
hinde 124-125 129
hinderlaag, zie val
hoer (hoererij) 63-65 181 271 280-281 284 315 332
hof 109-111 115 295-297 316
Holland 20
hommel 232
hond 222 264
hond 12 56 224 226 265-268
honing 45 229-230
hoogmoed 82-83 206 255 344-345
hoop 137-138 193 223-225 286
horzel 271-272 274
hoveling 9 110-111 344
huis 336
huis 131 302-305 316 337-340
huishouden 320-321 345
[pagina 519]
[p. 519]
huurhuis 268-269 339
huwelijk 57 62 64-65 97 104-105 140 170-171 183 200-201 278 281 301-305 307 320-321
huwelijk, ongelijk 313 319
huwelijksfeest 302-303
inbeelding (droom) 92-93 193-197 223-224
indiaan 3
ingetogenheid 86 93-94 199-201 272
insecten 270
insecten 271-274 337-340
inspanningen 73-77 142-143 183 214-215 223-225 238 250 310-311 315
jacht 210 222 240 252
jacht 103-106 143 181-184 211-214 223-226 243
jacobsladder 94-95
jager 210
jager 243 286-287
jeugd 8 11 14-17 19-21 38 85 98 104 116 229 241 302 320-321
jodendom 13
Jona 69
jongen(s) 174 186 192
jonkvrouwen, Zeeuwse 19
jurist 187
kaars 132
kaars 133-136
karakter 57
kastijding 87-89
kat 278
kennis 76-77 175 260-261
kerk 283
ketterij 166-167
kikker 216
kikker 217-220 284
kind 9 15-16 19 68-69 193-195 250-251 267 301 303 314-315 320-321
kind Gods 12 172
kinderloosheid 214-215 268-269
kinderspel 14 17 267
kleding 232-233 256-257 278-279 334-335 344 346-347
knecht 345
koe 59 164
koelheid 169 187 217 295
komedie 148-149 236
kompas 324
kompasnaald 208-209 325-328
koning, zie vorst
konijn 210
konijn 214-211
kooi 114
kooplieden 124-125
kraanvogel 12
krekel 109-112
krokodil 234 306
krokodil 235-238 307-310
kuiken 276
kuiken 219 277-280
kuisheid, zie maagdelijkheid
kwaad, zie gebreken
kwikzilver 225
Laatste Oordeel 147 340-341 348
lafheid 140-141
lamp 62
lamprei 126
lamprei (murene) 127-130
lancet 16
last 121-125
laster 50-51 58-59 188-189 203
ledigheid 128-129 141 253-257 310-311
leed, zie pijn
leeuw 90
leeuw 13 91-94 111 255
leeuwehuid 285
legpenning, zie rekensteentje
lemmer 79-82
leraar 190-191
letters 67-69
leven 46 100-101 143 151 179 190-191 196 214-215 217-221 277 319 322-323 339-340 343-348
leven, eeuwige 292-293 329 348
levendigheid 320
lever 148
lichaam (vlees) 16 37 80 88-89 98-101 106-107 113 118 124-125 136 145 160 166-167 170-172 178 220-221 229 233 238 268-269 274 279 292-293 304 307 313 319 325 328 331 337-341 343 347
[pagina 520]
[p. 520]
licht 131 136 296 343
lindeboom 66
lindeboom 67-70
linnen 85-88 259-261 334-335
list, zie val
loop van het menselijk leven 8 11 34
losbandigheid 104-105
lot (Fortuna) 40 45 116-117 141 146-147 152-153 206-207 221 224 230-231 248 255 266 272 285 291 296-297 338 344-345
luis 336
luis 337-340
luit 288
luit 289-292
lijdzaamheid (geduld) 40-41 44 58 61-62 69 82-83 100 117 152-153 206-207 249-250
maagdelijkheid (kuisheid, schaamte, zedigheid) 9 140 157 169 199 232-233 241 265 278-281 319-320 332-333
maagdenwerk 259
macht 80-81 147 183 205 319 333
magneet 324
magneet (zeilsteen) 325-328
malligheid 8 39
man 48 78 108 150 210 282 288 300 312 336
manier van schrijven 8 12
markt (jaarmarkt) 316-317 320
masker 192
masker (boeman) 193-196
matig(heid) 12 239 265-266 272-273 346
matroos 108 150
matroos 151
meeuw 180
meeuw 181-184
melancholie (zwaarmoedigheid) 45 208-209 319
mens, oude 346-347
mensenkind 3 244-245
mes 36 186
mes 146 227
metaal, zie staal
mier 62-63 153
minnebeeld 8-9
misdaad 68-69 326-327
modder 130 284 346
moeder(schap) 56 211 277-281 301-305
mol 213
molensteen 256
moor 3
moord 218 326-327
moraal(filosofie) 15 45
morgengave 303
mossel 180
mossel (oester) 62-63 181-184
mosterdzaad 14 16
mug 7 154-155 271 273-274 322
muis 102 138 240 336
muis 103-106 241-244 337-340
mul (zeemvis), 314-315
muntstuk 82 327
murene, zie lamprei
mus 181
muur, zwakke 230-231 337-340
naaien 258
naaien 259-261
naaktheid 199-200
naald 258
naald 85-88 259-261
naastenliefde 58 290-291
nachtuil 313
nar 174
nar 175-177
nederigheid (onderworpenheid) 40 52 82-83 118-119 155 201 232 248 334-335
nieuwsgierigheid 157-160
noot 282
noot 283-286
nut 231 338
Nijl 235-238 307 310
oester, zie mossel
olifant 11 117 231
onbestendigheid 205-209
onbetrouwbaarheid 218-219
onderworpenheid, zie nederigheid
ondeugd, zie gebreken
ongedierte 337-340
ongetrouwheid 268-269
oog 91-94 187 191 199-202 279
ooievaar 12
oor 191
oordeel 190 193-194 259-261 333-334
oorlog 20
[pagina 521]
[p. 521]
ootmoed 11
oppotter 314-315
oprechtheid 9 334-335
opstanding 348
opvoeding 68-69
os (gildeos) 144
os (gildeos) 12 81 145-148 165
ouderdom 8 11 16 38 98 229 302 308 313-316
ouders 56-57 97 105 301-305
oven 247-250
overmoed 248-249
overspel 64-65 253
overvlieger, zie harder
overwinnen 91-95
paar 1 36 42 162 198 216 258 276 300
paard 7 81 116 153 345
paardehaar 81
paling, zie aal
pan 60
pan 61-64
papegaai 114
papegaai 115-118
pasteibakker 86-87
patrijs 234
patrijs (veldhoen) 235-238
peer 97-99
peper 10
pieterman 162
pieterman 163-166
piramide 330
piramide 331-334
plant 172-173
plicht 11
plukken 97-100
poel 217 235
pompoen 66
pompoen 67-68 74-75 319
poolster 208-209
portret 133 327
posities, hoge 80-81 188 296-297 309 344
prinses 16
prooi, zie buit
Proteus 5-6 12
pijn (leed) 44 79 106-107 142 146 163-166 207 227 247 249 259 340
raaf 224
raap 112
rat 138
rat 105 139-141
razernij (der liefde) 37 43 55 67 79 121 181 307
rechtmatigheid 10-11
rechtvaardigheid 1
rechtvaardigheid 12 203 334-335 340
rede (verstand) 3 176-177 193-194 273
reis 321
rekenschap 190-191
rekensteentje (legpenning) 297
rietstengel 322
rivier 169-173
rog 184
roken 108
romp 343-346
rood 347
roof 139
rook 109-112 223
roos 216 228
roos 49 145-148 194-195 229-232
rots 150
rots 151-154
rups 343-348
rust 122 154-155 196 206-208 226 268 310 315
rijkdom 112-113 122-123 170-171 179 182-184 208-209 214-215 236 266 268-269 273 286-287 308-309 314 332-333 339 344-345
salamander 109-112
Salamis 134-135
satijn 85-88
schaamte, zie maagdelijkheid
schaduw 17
schede 79-80
schelpdieren 130
scherpen 187-190
schilderij 70
schildpad 120 318
schildpad 121-125 319-323
schillen 198
schillen 199-202
schip 195 277
schoen 80-81
[pagina 522]
[p. 522]
school 105
school der liefde 259
schoonheid 229 241 331 334
schoonzoon 278
schorpioen 243
schors 10
schot 325-327
schrift 66
Scythië 274-275
Silenus Alcibiadis 10 16
slaap 348
slaapkamer 157
slachter 144
slachter 145 147
slang 252
slang 13 94-95 244 253-256 347
slavin 345
slinger 194-195
slijpsteen 186
slijpsteen (wetsteen) 187-202
smid 247-250
smidse 246
smidse 213 247-250
snaar 289-292
Sodom 46
sonnet (klinkdicht) 9
specht 72
specht 73-76
speelbord 207
speellieden 144
spek 103-106 139-141
spel 192 240
spel 7 15 43 235 241-242 265 267 271 337
spin 252 270
spin 62-63 165-166 253-256 271-274 337-339
spinneweb 270
spinneweb 178 271-274
spons 16
spreken 115-117 159 191 233 279 346
staal 246
staal (metaal, ijzer) 79-80 187-190 247-250 256-257 325-328
staart 7
staat 230-231 236-237
stam 301-304
standbeeld 273
standvastigheid 16 206-209
status 184-185 309
steen 62
steen der wijzen 224-225
stekelrog 184
stem 49-53
stemmen 288
stemmen (van instrument) 289-292
sterven 98-99 195-197 214-215 217-221 247 295 337-341
stier 146 149 165-167
stilstaan 151-154
storm 62-63 189 248-249
straf 106-107
strik, zie val
stro 288
stro 289-292
strodraad 174
strodraad 175-178
stroom (stroming) 169-173
stroom(god) 168
strop 235
studenten 74-75
tabak 109-112
tabakspijp 109-111
tak 301-304
tand(pijn) 106-107 235-238
tarbot 184
tegenslag (tegenspoed) 44 88 116-117 146 149 152-153 194-195 202-203 206-207 226 248-249 272 290-291 338-339 345
tevredenheid 112-113 123 266-268 315
thijm 45
tiran 80-81 238 319
tondel 133-134
toneel 148-149 236
toonhoogte 289-292
toorn Gods 82-83 249
toren 204
torenhaan, zie weerhaan
tortelduif 12
traagheid 319-320
traan 199-202
tragedie 148-149
trekken 151-154
trochilus 234
trochilus (goudkoninkje) 235-238
Troje 305
[pagina 523]
[p. 523]
trommel 145 148
troost 117 137 209 226 261 335 339-341
trots 75-76 146 155 344
trouw 218-219
trouwen 49 56 62 200-201 277-281 301-305 313 320-321 345
tucht (dwang) 116-117 152
tijd 68-70
tijger(in) 286-287
ui 198
ui 199-203
uil 56
uiterlijk 57 80-81 86 346
vaardigheid 163-166
vader 56 171 250-251 269 278 301-305 314
val 102 138 210 240 270
val (hinderlaag, list, strik) 139-142 211-214 241-244 254-255 271 274-275 286-287 298-299
valk 56
varken, zie zwijn
vee 104-105 176-177
veerdienst 134-135
veldhoen, zie patrijs
verdorvenheid 13
vergankelijkheid, zie ijdelheid
vergif 13 164 166 218-219 255-256
verkwisting 177 314-315
verleiding 233 256-257 274-275 280 286-287 298-299
vermakelijkheid 7
vernieuwing 346-348
verstand, zie rede
vertrouwen 219
verzadiging 267-269
verzoek 49 64
verzoeking 256-257
Vestaalse maagd 233 278-279
vink 157-158
vis 126 162 168
vis 103 163-166 170 184-185 245 314-315
visser 162
visser 163 245
vlam 133-136 169 280 283 295-298 343
vleier 338
vleermuis 131
vlees, zie lichaam
vlieg 7 166-167 271-272 274 338
vlinder 342
vlinder 229 343-348
Vlissingen 313
vlo 154-155 337-338
vloeken 203
vlucht 121-125 195-196 211 217 295
voedsel 112-113 163-166 235-239 265-268 314-315
voedster 156
voedster 16 157 160
vogel 156 234
vogel 100-101 115-118 157-160 164-165 181-184 194-195 223-224 235-239 245 255 271
vogelvanger 243 245
volk 176-177 188 211 237 338-339
volwassenheid 8 11 16
vonk 133-136
voorbeeld 190-191
voordeel (winst) 164 178-179 211-213 237 242 266-267 286 338-339
voorspoed (geluk (zaligheid)) 116-117 141 146-147 164-165 182 196-197 202 213 220-221 231 248-250 256 290-291 309 328-329 345-348
vooruitgang 70-71
voorzichtigheid 61-63 116 237 254-255 272
voorzienigheid 153 267-268
vorst (koning) 230-231 245 267 284-285 296-297 309 327 334 345
vos 111 122 242-243
vraatzucht, zie gulzigheid
vrees, zie angst
vrees des Heeren 227 262 274 292 298
vreugde 44-45 106 115 118-119 133 145-146 148-149 163-164 166-167 193 208-209 211 241 249 259 267-268 290-293 295 313 316-317 337 340 345-348
vriendschap 87 110-111 202 217-219 231 236 290-291 305 338-340 346
vrouw 84 156 294
vrijgelatene 285
vrijheid 104-105 115-118 124 139 193 238 267
vuur 60
[pagina 524]
[p. 524]
vuur 3 43 61-64 79 82 127-129 133-136 145 169-170 187 200-201 235 247-248 295-296 307 320 337 343
vuursteen 133-134
vuurijzer 11
vijandschap 218-219 245 253-255
waan 46 73-74 86 92-93 273-274 331-335
walvis 3 128
wandtapijt 81
wanhoop 262
wapenrusting Gods 245
warmte 217 219-220 295
water 155 169-173 247-250 256-257 295-298
waterpas 11
weelde, zie wellust
weg ter zaligheid 287 346-348
wellust (begeerte, genot, lust, weelde) 64-65 93 101 106 112-113 119 123 145 148 169 173 178-179 200 208-209 232 235 238-239 244 265-266 279-281 296 317 320
wereld 12 148-149 154-155 158 163 171-172 176 178-179 196-197 207-209 236 238 249-250 253 255 272-275 298 316-317 328 334-335 339-340
wetsteen, zie slijpsteen
wil 46-47 207 248-249
wil, goddelijke 16
wind 204
wind 205-208 266
windhaan 204
windhaan (torenhaan) 205-208
winst, zie voordeel
wispelturigheid 205-206
wit 347
woede 87
wol 334-335
wolf 267
wolkenhand 36 66 132 186 192 246 264 282 324
wond 67 79 85-87 124-125 133 227 259
woord 46-47
worm 63 113 155 338-339 343-348
wormkruid 9
wijn 7 145-146 171 233 239 244
wijsheid 74-76 116 123 158-159 161 182 188-189 213 225 239 316
ijdelheid (vergankelijkheid) 9 16 178-179 207 224 332 340-341
ijzer, zie staal
zaad 172-173
zeden 3 21
zedenleer 17
zedigheid, zie maagdelijkheid
zee 127-130 163-165 169-173 195 225
zeebrasem (brasem) 314
zeehond 130
Zeeland 20-21
zeelui 109-112 184-185
zeemvis, zie mul
zeerover 297
zeeuws 19
Zeeuwen 20-21
zelfmoord 196-197 235
zeug 12 284
ziekte 145 177 220-221 247 250-251 339-340
ziel, zie geest
zinnebeeld (embleem) 7-8 12-13 15
zinnen 14
Zoar 46
zon 126 252 276 342
zon 165 231 277
zondaar (zonde) 58 70-71 93-95 106 118-119 123-125 135-137 190-191 226-227 244-245 248-249 256-257 274 280 322-323 326-328
zondvloed 190-191
zonnestilstand 310
zonnestralen 11 127-130 155 173 255-256 343
zoon 250-251 268-269 314
zorgeloosheid 254-255
zorgen 123
zuurdesem 13
zwaard 78
zwaard 79-82 117 235 297
zwaarmoedigheid, zie melancholie
zwaluw 12
zwart 347
zwijgen 158-159 191
zwijn (varken) 164-165
zijde 85-88 344

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken